fanaten is dat een buitenbeentje. De meeste van die onvergetelijke en populaire ‘meezingers’ werden in een licht romantisch kleedje gestoken, met enkele eigentijdse versieringen in de geest van het originele werk opgesmukt, echter zonder gezochte effecten of goedkope vulling.
Een andere verdienste van Eufoda is dat het verguisde maar waardevolle componisten in de kijker plaatst. Naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het overlijden van Arthur Verhoeven verscheen een langspeelplaat met een bloemlezing uit diens oeuvre (1046).
De Antwerpse componist Arthur Verhoeven (1889-1958) behoort in de verste verte niet tot de baanbrekers uit de twintigste eeuw, zelfs niet tot the upper ten. Maar onder de dii minores verdient hij veel meer dan ergens een eervolle vermelding. Hij was een ongemeen vruchtbaar componist, die de schokkende vernieuwingen van zijn tijd over zich heen liet razen en zich ongestoord bleef uitzingen in een romantische taal, lichtjes aangepast aan modernere wendingen. De romantiek lag hem het best en wie kan hem dat kwalijk nemen? Hij drukte zijn gevoelens oprecht uit, spontaan en zo vakkundig dat vele van zijn werken de onbevooroordeelde luisteraar intens kunnen boeien, zowel om hun muzikale als om hun expressieve inhoud.
Vijfenveertig jaar lang was Arthur Verhoeven, die een grondige muzikale opleiding had gekregen aan het Kon. Vlaams Muziekconservatorium te Antwerpen, organist geweest aan de St.-Cordulakerk te Schoten. Hij stond tot ver buiten de grenzen van zijn gemeente bekend om zijn improvisatietalent. Het is niet verwonderlijk dat hij voor zijn lievelingsinstrument enkele werken heeft geschreven zoals Preludium en fuga in Es, een partituur waarin hij zijn soliede kennis op het gebied van contrapunt en fuga op een overtuigende wijze illustreert. Maar A. Verhoeven was voor alles een componist van vocale bladzijden. Hij schreef tientallen liederen op teksten van de Kempense dichter Jozef Simons. Daarin viert zijn poëtische natuur hoogtij en komt zijn voorliefde voor een cantabele lyriek het best tot uiting. Sommige liederen als De vlokkige sneeuw bezitten de eenvoud van een volkslied; de meeste echter zijn innige stemmingsliederen, waarbij de zangstem fijnzinnig omspeeld of delicaat begeleid wordt door een fijne klavierpartij. Ook in de twee motetten O salutaris en O quam suavis est geeft de componist een sobere maar serene verklanking aan de tekst. Overwegend in harmonische stijl uitgeschreven, vertonen ze hier en daar toch een bescheiden polyfoon reliëf. Zijn Vioolsonate klinkt af en toe wat vooruitstrevender, doch ook hier overheerst, zeker in het lyrische middeldeel, de poëtische sfeerschepping. Al die bladzijden worden voorbeeldig uitgevoerd door solisten als Ria Bollen (alt), Jozef de Beenhouwer (piano), Dirk Vermeulen (viool), Herman Verschraegen (orgel) en door het Westvlaams Vocaal Ensemble o.l.v. Patrick Peire.
Nog een merkwaardige verwezenlijking is de reeks ‘Vlaamse Orgelpracht’. Daarin worden belangrijke instrumenten uit het Vlaamse orgelpatrimonium voorgesteld. Met de eerste drie uitgaven (1050, 1062, 1065) heeft Eufoda duidelijk gesteld dat het de bedoeling is zowel historische monumenten uit het verleden als degelijke moderne instrumenten op te nemen. De eerste realisatie is gewijd aan het prachtige achttiende-eeuwse orgel uit Beauvoorde. De tweede plaat belicht een totaal ander aspect van de Vlaamse orgelbouw: Anneessensorgel uit Izegem, en de derde aan het Van Peteghemorgel te Ichtegem.
De familie Anneessens heeft gedurende ruim een eeuw een vooraanstaande plaats ingenomen in de orgelbouwkunde in Vlaanderen en wist tot over de grenzen haar faam uit te dragen. De laatste vertegenwoordiger ervan was Paul Anneessens, die in 1976 overleed. Hij bouwde in 1969-1970 het voorgestelde instrument, dat wellicht het mooiste is uit een hele reeks en het best beantwoordt aan zijn bedoelingen, nl. de rijke traditie van de zeventiende- en achttiende-eeuwse Vlaamse orgelpracht nieuw leven in blazen. Kenners getuigen dat dit instrument, in privé-bezit van Robert Lambert, het beste is van die aard en derhalve ook een belangrijke documentaire waarde heeft.
Johan Huys is erin geslaagd dit tweemanualig instrument met zijn achttien registers in al zijn mogelijkheden, klankkleurkwaliteiten en schoonheid voor te stellen. Hij heeft daarvoor een uitstekend en origineel programma samengesteld. Op de eerste plaatzijde interpreteert hij een aantal werken van zestiende- en zeventiende-eeuwse componisten die voor korte of lange tijd in Vlaanderen werkzaam zijn geweest: G. de Macque, J. Bull, A. van den Kerckhoven en P. Cornet. De tweede kant is geheel gewijd aan Duitse orgelmuziek uit de zeventiende en achttiende eeuw, o.m. van H. Scheidemann, G. Böhm, D. Buxtehude en J.G. Walther.
Er komen in Vlaanderen steeds meer platenmerken op de markt die door het ongewone repertoire dat ze voorstellen een aanzienlijke leemte vullen én door de kwaliteit van de uitvoerders en de technische verzorging niet in de schaduw van de buitenlandse labels hoeven te staan. Eufoda verdient naast Accent, Alpha, Pavane e.a. een vooraanstaande plaats in de rij.
Hugo Heughebaert.