Europees Minimal Music Festival in Utrecht.
De Amerikaanse minimal music van Reich cum suis was hard en direct, zonder begin en eind. Eén dreunende klankwand die de zoekende Europese avantgarde uit het post-seriële tijdvak genadeloos velde. Muziek uit de sferen van pop en rock.
De Europese derivaten van de minimal music zijn overwegend meditatief en versluierend, worden zelden ‘chemisch zuiver’ in een consequent graduele procesvorm uitgewerkt, meestal benut men slechts elementen. Voorts is opvallend hoe visuele en vooral de theaterkunsten profiteren van de minimal music: een klankwand die zich nauwelijks opdringt, geen betere environment-muziek!
Het Europese minimal music-festival, opgezet door Michael Fahres (artistiek leider) en Gertjan Broekman (organisatie) met steun van het Goethe Instituut, bracht een documentatie tot stand om U tegen te zeggen. Enquêtes waren verzonden aan ruim duizend componisten, musicologen, musicografen, programmamakers en instituten. 27 landen werden in kaart gebracht middels partituren, werklijsten en andere documenten. Tijdens het Utrechtse festival kon men via koptelefoons luisteren naar muziekcassettes (medewerking van Philips) en zo een uitstekend in- en overzicht krijgen over vertakkingen als Arme Musik, Neue Einfachkeit, de situatie in Zwitserland, Skandinavië, enzovoort. Het begrip minimal music was daarbij, zeer verstandig, zo ruim mogelijk geïnterpreteerd. Is het overdreven om te stellen dat deze documentatie in feite de gehele muzikale avantgarde 1960-1980 dekte? Ik denk van niet!
De concerten vonden niet alleen in Utrecht plaats. Karlsruhe bood het eerste overzicht (18-24 oktober) onder de titel ‘Wintermusik '82: minimal music/minimal film’. Reich-Gleich-adepten uit Oost-Europa waren er vertegenwoordigd door de ‘Groep 180’ uit Boedapest, die canons van Bach en een ‘classic’ als Hoquetus van Louis Andriessen afwisselde met werk van eigen bodem, vol verwijzingen naar buiten-muzikale modellen. Dit in tegenstelling tot de Amerikaanse begin-fase die juist bijzonder abstracte uitgangspunten huldigde. Ook de Engelse voorbeelden zijn sterk anekdotisch, dagboek-achtig. In Karlsruhe bood Gavin Bryars' The sinking of the Titanic (ook al een classic inmiddels) daarvan een fraai exempel.
In het Utrechtse festival (in het theatercentrum 't Hoogt en het Muziekcentrum Vredenburg) bood de Oostduitse componist en instrumentenontwerper Hans K. Raecke schitterende voorbeelden van exotische improvisaties. Op zijn combinatiespeeltuigen blaast en tokkelt hij tegelijk, soms zijn er fluxus-achtige elementen in het spel zoals een solo op de serpent van gummi, met water gevuld. Speels-creatief, heel overtuigend in zijn integratie niet alleen van Aziatische speelwijzen maar ook van jazz met minimal music-ideeën. In '75 brak hij door op het Herfstfestival van Warschau, sinds 1980 werkt hij in de Bondsrepubliek.
Ook de Estlandse componist Arvo Pärt waar het Utrechtse festival mee geopend en besloten werd, is sinds 1980 in West-Europa (thans Berlijn) werkzaam.
Pärt is veel meer ingekeerd, ziet zichzelf als ‘doorgeefluik’, als bemiddelaar tussen het Goddelijke en de mensen, niet meer en niet minder.
De uitvoering van Pärts Tabula Rasa betekende het absolute hoogtepunt van het festival: hier realiseerde Pärt volledig de nagestreefde toestand van gespannen rust. Een etherische meditatie voor strijkers en geprepareerde piano in een raadselachtige concentratie, hooguit te vergelijken met de best geslaagde stukken uit Satie's mystieke periode of de muziek uit de jaren veertig-vijftig van John Cage.
Vermeldenswaardig was voorts Michael Fahres' Glasharfe. Drie cultuurvormen worden er tegen elkaar uitgespeeld: de primitieve natuurharp verwijzend naar de oorsprong der muziek, de gewone harp als symbool voor het gevestigde cultuurgoed en de computer als symbool van het technocratische tijdsbeeld. De klankwerelden integreren niet, met opzet, de kortsluiting verzinnebeeldt het langs elkaar heen leven van de drie werelden.
Speciaal voor het festival componeerde Karel Goeyvaerts ten slotte Instant oxo voor drie slagwerkers, wars van symboliek en verwijzingen, als in de oorsprong van de Amerikaanse minimal music. Een abstract en lenig spel van elkaar completterende, verspringende ritmes, waarin alleen de centrale slagwerkpartij meer temperamentvolle energie ontplooit.
Ernst Vermeulen.