| |
| |
| |
H.N. Werkman, een vrij spelend kunstenaar
Claartje de Loor
Geboren in 1935 te Den Haag. Doctoraalexamen kunstgeschiedenis en archeologie te Leiden. Freelance kunsthistorica. Geeft cursussen aan volwassenen en organiseert excursies. Is als vast medewerker aan Ons Erfdeel verbonden.
Adres:
Ubbergseveldweg 43, NL-6522 HB Nijmegen.
Op 29 april van dit jaar was het 100 jaar geleden dat in het hoge noorden van Nederland, in ‘een soort steppe-achtige omgeving’: het dorpje Leens in de provincie Groningen, de drukker-schilder Hendrik Nicolaas Werkman werd geboren. Ter gelegenheid van dat feit organiseerde de Stichting Folkingestraat Synagoge in de stad Groningen een kleine expositie van zijn werk. En ook in het Groninger Museum waren enkele bladen van zijn hand te zien.
De bescheiden omvang van deze herdenking past bij de mens die herdacht werd. Werkman tooide zichzelf en zijn werk niet met grote woorden. Aan een vriend schreef hij eens: ‘Hoewel ik mij altijd heel gelukkig gevoeld heb wanneer ik iets kon maken dat ook door een paar andere menschen kon worden aangevoeld als gaaf en zuiver van uiting, ben ik er ten zeerste van overtuigd dat deze momenten te zeldzaam zijn om aanspraak te willen maken op de naam kunstenaar. Temeer omdat ik dat niet in de macht heb om daarmee naar willekeur te handelen.’
Ook de artistieke kring waarin hij in het overigens burgerlijk benauwde Groningen verkeerde, achtte hem niet hoger dan ‘een drukkerspatroon met een hobby’. Het was deze hobby echter die Werkman vooral na zijn dood in 1945 bekendheid zou geven ook buiten Nederland. Een hobby uit nood geboren.
| |
The Next Call.
In september 1923 als Werkman maatschappelijk en persoonlijk aan de grond zit (zijn bloeiende drukkerij is over de kop, zijn tweede huwelijk stelt inhoudelijk nauwelijks meer iets voor) stuurt hij een pamflet, gevolgd door een klein geschrift aan een aantal vrienden, voornamelijk leden van het Groninger kunstenaarsgezelschap De Ploeg. Hij roept hen daarin op de kunst te bevrijden uit de knellende banden der burgerlijkheid. Immers
| |
| |
Afb. 1: H.N. Werkman: ‘The Next Call 8’, 1926, 27,3 × 21,5 cm.
Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam.
‘Kunst is overal. Zij wordt den mensch als het ware door de vogels op de jas geworpen’. Het blad verschijnt in een kleine oplaag en zal na de eerste uitgave The Next Call heten. Een cri de coeur, roepstem van de kunstenaar is het wel genoemd. Negen nummers verschijnen er tussen september 1923 en september 1926. In speelse, absurdistische teksten en slogans, zoals ‘Een ril doorklieft het lijf dat vreest de vrijheid van de geest’, neemt hij zijn persoonlijke moeilijkheden op de korrel, stelt burgerlijke lafhartigheid aan de kaak en reageert op het gebeuren in wereld en kunst. De vrije geest die uit deze bladen spreekt wordt toch vooral bewerkstelligd door de onconventionele opmaak.
In het omslag van The Next Call 8 (afb. 1) is hiervan iets te zien. De open half cirkelvormige structuur van de tekst links en het gesloten blok van rode en zwarte balken rechts vormen samen een hechte kompositie. Werkman past het materiaal uit de zetkast niet louter functioneel meer toe, maar speelt er als het ware mee. Letters, hun achterkanten, leestekens en het wit gebruikt hij om hun mooie vorm. Composities als deze ontstaan al drukkend met slechts een klein ontwerpschetsje als leidraad. Daarbij gebruikt hij een klein, 19e-eeuws handpersje. Het papier met de te bedrukken kant boven wordt op de pers gelegd. Stukje bij beetje wordt nu de compositie opgebouwd, zoals dat ook bij een collage het geval is. Vormen die elkaar niet overlappen, ook al zijn ze verschillend van kleur kunnen tegelijk onder de pers. In het geval van The Next Call 8 zal de eerste gang gemaakt zijn met de rode blokken, daarna volgden de zwarte balken eventueel samen met het clustertje van 3 × 7 o's. Tot slot werden de letters van de tekst stuk voor stuk gedrukt. De werkwijze wordt duidelijk door vergelijking van verschillende exemplaren met elkaar. Geen omslag is exact gelijk. Het wit tussen de letters bijvoorbeeld verschilt van exemplaar tot exemplaar en het cluster o's is in een bepaald geval herhaald in het rode blok.
| |
Hotprinting.
Werkman maakt met zijn druksels, zoals hij dit werk zelf relativerend noemt, van de boekdruk weer een handwerk. Nu is zo'n blad als The Next Call 8 met zijn grote, eenvoudige vormen nog vrij makkelijk te reproduceren. Dit geldt voor al zijn gebruiksdrukwerk, zoals tijdschriften, affiches, kalenders enz., waar meer exemplaren van nodig zijn.
Vanaf 1923 maakt Werkman echter ook vrije bladen. De Vier komposities met letters en cijfers (afb. 2) zijn hier een voorbeeld van. Wat betreft opbouw zijn ze eenvoudig genoeg. Je kunt de verschillende drukgangen makkelijk natrekken. Maar de uitbreiding van het kleurpalet
| |
| |
Afb. 2: H.N. Werkman: ‘Vier komposities met letters en cijfers’, 1929-1934 4 ×: 17,8 × 11,3 cm.
Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam.
(naast het rood en zwart zijn hier ook bruin en verschillende kleuren groen gebruikt), het verschil in kleurintensiteit (het rood van de cijfers 1 bijv.) en de toepassing van ragfijne lijntjes maken een herdruk al moeilijker. Werkman breidt in 1929 zijn techniek uit. Nuanceverschillen in kleur bereikt hij door zwaardere of lichtere druk met de pers. Ook is het mogelijk de vormen vet dan wel mager in te inkten of een wat dikker ingeinkt blok af te vegen op een kladpapiertje. Fijne elementen, zoals de lijntjes hier gaan niet onder de pers, maar worden met de hand gestempeld: de enige manier om ze te hanteren. Nog een middel vindt Werkman in dit jaar, waardoor hij vrijer en los van de pers met kleur kan spelen. Met de drukkersrol brengt hij banen kleur direct op het papier aan. Met de rol op zijn kant tekent hij lijnen, dikke of dunne, al naar gelang de scheefstand van de rol. In 1935 voegt zich bij dit alles nog de toepassing van de vrije schablonevorm. Al vanaf 1923 had Werkman om de strakke vorm van de af te drukken blokken wat te breken zo nu en dan een deel ervan afgedekt met een stukje papier (zie afb. 1). Een enkele keer had hij die stukjes papier ook wel zelfstandig gebruikt. In 1935 vervolmaakt hij deze techniek. Hij snijdt of knipt nu speelse vormen uit de losse hand. Zowel vorm als uitsparing gebruikt hij.
In Bloei 4 (afb. 3) is goed te zien dat hij deze verschillende technieken en handgrepen in één blad combineert. Het vel papier is helemaal ingeinkt met de rol. Daarop zijn met schablonevormen de plantmotieven aangebracht. Zowel hier als elders wordt een schablone meermalen gebruikt. De kleurenrijkdom, ‘de ongewone luminositeit’ van de vrije vormen krijgt een grafisch tegenwicht in de handgestempelde zwermen o's en T's en ander letterkastmateriaal. De witte, krijtachtige lijnen, het duidelijkst te zien op de cactusvoeten, zijn met de rolkant getekend. Om het improviserende van zijn werkwijze aan te geven noemt Werkman een serie van zijn druksels uit de jaren '35-'37 in analogie met het improviserend karakter van de hotjazz: ‘hotprinting’.
| |
Van abstractie naar expressie.
Bij vergelijking van de drie hier besproken werken valt op dat Werkman de zuiver abstracte compositie heeft ingeruild voor meer herkenbare, organische vormen. Zijn werk, zo blijkt ook uit de overige hier afgebeelde bladen krijgt meer het karakter van expressionistische, zo
| |
| |
Afb. 3: H.N. Werkman: ‘Bloei 4’, 1938-1939, 65 × 50 cm.
Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam.
men wil abstract expressionistische schilderijen, al moet hierbij worden opgemerkt dat hij in zijn druksels nooit met de kwast gestreken of met het potlood getekend heeft. Waarom is Werkman deze richting opgegaan? Allereerst zal zijn omgeving daartoe hebben bijgedragen. In het Ploegmilieu, waartoe hij sinds 1920 behoort was weliswaar het constructivistisch element vertegenwoordigd met schilders als Wobbe Alkema en Jan van der Zee, maar de expressionisten waren in de meerderheid. Vooral Jan Wiegers had invloed in Groningen. Met hem maakt Werkman in 1929 een reis naar Keulen, Essen en Parijs. Het zal niet toevallig zijn dat hij in dat zelfde jaar met de nieuwe, meer schilderachtige technieken gaat experimenteren.
Al verwijzen in 1923 enkele druksels in titel en vorm naar de buitenwereld (o.a. Schoorstenen) vanaf 1929 komt dit met behulp van de nieuwe techniek veelvuldiger voor. Het blijft dan niet bij architectonische elementen, er ontstaan zelfs portretten.
Ook is het mogelijk dat in het vooroorlogse kunstenaarsmilieu een schilderij hoger aangeschreven stond dan een prent en dat Werkman onbewust hierdoor beïnvloed naar een meer schilderkunstige techniek heeft gezocht. Belangrijker echter lijkt me zijn opmerking in een brief aan een vriend over de abstract werkende schilder Vordemberge Gildewart: ‘Een man die zijn heele leven vult met het schilderen van groote doeken met een paar ruiten, lijnen en driehoeken’. Ondanks zijn bewondering voor dit werk heeft Werkman zijn leven hiermee niet kunnen vullen. Al in 1917, kort na de dood van zijn eerste vrouw gaat hij schilderijen maken in expressionistische trant. Maar hij de drukker denkt in drukkersmateriaal. ‘Het drukken is primair’, zegt hij later, ‘daaruit wordt weer steun voor het schilderen geput’. In zijn eigen ambacht voelt hij zich vrij naar hartelust te experimenteren. Maar om te kunnen uiten wat hem beroert heeft hij middelen nodig die meer mogelijkheden bieden dan letterbak en drukpers alleen. Zo ontwikkelt hij zijn eigen unieke werkwijze.
| |
‘Drukker van het paradijs.’
De drie hier verder gereproduceerde werken geven een beeld van de betrokkenheid tussen Werkmans kunst en zijn leven. In 1931, als hij een moeilijke periode doormaakt vat hij in navolging van Gauguin het plan op om zich samen met enkele anderen in Tahiti te vestigen. Na degelijke informatie bij deskundigen ziet hij hiervan af. Toch laat hem de gedachte aan dit aardse paradijs niet meer los. Tussen '35 en '37 probeert hij in de serie Zuidzee-eiland 1, 2, 3 met grote, maar vage vormen de vrijheid van het leven daar, zoals hem dat voor de geest zweeft
| |
| |
Afb. 4: H.N. Werkman: ‘Vrouweneiland 9’, 1942, 64,2 × 50 cm.
Collectie Groninger Museum, Groningen.
op te roepen. In 1942 onder druk van de oorlogsomstandigheden ontstaat een tweede serie, nu van 18 druksels: Vrouweneiland (afb. 4). Vier vrouwenfiguurtjes zitten in ontspannen houding onder een fantastische, zwarte en rode boom. Met hun donkerrode huid, fel witte gewaden en zwarte haren tekenen zij zich helder af tegen het geelgroene, schaduwloze landschap. Er is geen sprake meer van onduidelijkheid. In deze bladen is ‘...dit onbekende paradijs, ergens, in een werelddeel dat nog door geen mensch uit de cultuurstaten is ontdekt’ een realiteit geworden.
| |
De oorlogsjaren.
Is Vrouweneiland 9 een concrete verbeelding van het paradijs Kompositie met figuren op straat (afb. 5) zou je een etherische evocatie van een met eigen ogen waargenomen stadsbeeld kunnen noemen. Een feest van kleur: een groen huis links, een donkere, even geel oplichtende gevel rechts en daartussenin hoog oprijzende figuren in blauw en doorschijnend geel en rood. Toch spreekt er een beklemming uit het beeld. De nauw opeengepakte groep, op de rug gezien barst bijna uit zijn kaders. De vlakke, doorzichtige kleur geeft weinig plasticiteit aan de figuren. Wil Werkman zo de anonimiteit, de onvrijheid en de dreiging van het stadsleven in Nederland anno 1944 zichtbaar maken?
De oorlogsjaren zijn Werkmans vruchtbaarste periode geworden, hoe paradoxaal dit voor deze vrijheidszoekende mens ook mag klinken. Het is echter niet de eerste keer dat hij, als het leven hem zwaar valt zijn toevlucht zoekt in zijn kunst. Toch zijn er nu nog twee andere oorzaken aan te wijzen voor deze laatste explosie van creativiteit. Vanaf 1939 raakt zijn werk door toedoen van Sandberg, de latere directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam, dan nog conservator, ook buiten Groningen bekend. Sinds die tijd verkoopt hij regelmatig werk.
In het eerste oorlogsjaar maakt hij bovendien kennis met een kleine groep Winschotenaren. Zij vragen hem een gedicht van Nijhoff te drukken, dat ze willen rondsturen als Nieuwjaarswens aan vrienden om hen in deze lege tijd een hart onder de riem te steken. Deze uitgave verschijnt onder de naam De Blauwe Schuit. Nog 39 andere zullen volgen. Uit dit contact groeien vriendschappen die de werkkracht van Werkman sterk stimuleren.
De weg terug (afb. 6) is een blad uit de eerste suite Chassidische vertellingen. De schippers van de Blauwe Schuit vatten in 1941 het plan op Werkman Die Legende des Baalschem door Martin Buber te laten illustreren. Buber had de vele verhalen die over deze Baal-Schem-Tow (hij die de naam van de Heer op goede wijze gebruikt) in het Duits vertaald. Deze
| |
| |
Afb. 5: H.N. Werkman: ‘Compositie met figuren op straat’, 1944, 58 × 44,5 cm.
Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam.
wonderrebbe had met zijn geloof de Chassidische Joden in Polen verzoend met hun lot. Twee mappen elk met tien druksels en bij elk druksel een stuk tekst en een uitleg van een van de schippers verschijnen in een oplaag van 20 stuks. De eerste map tussen juli en november 1942; de tweede in december 1943. Op het hier gereproduceerde blad zie je de Baalschem lopen, een kleine, blauwe figuur in een rijk, kleurig landschap. Na een vergeefse tocht naar Jeruzalem is hij op weg, terug naar huis. Daar is zijn plaats. De maker van de prent heeft zich - het kan bijna niet anders - verwant gevoeld met deze ontroerende, kleine figuur, deze Wandelende Jood, die Jeruzalem, het beloofde land laat varen voor het gewone leven thuis.
Het is bekend dat de Chassidische legenden voor Werkman veel betekend hebben. In zijn brieven komt hij er herhaaldelijk op terug. Wanneer hij op 13 maart 1945 door de bezetter is opgesloten in het Groningse Huis van Bewaring onder verdenking van enigerlei contact met de illegale uitgeverij de Bezige Bij, vertelt hij zijn medegevangenen 's avonds regelmatig een verhaal over de Baalschem. Misschien heeft de S.D. zijn bewondering voor deze ‘Untermensch’ vermoed, misschien is het louter toeval of brute willekeur, hoe het ook zij op 10 april 1945, enkele dagen voor de bevrijding van Groningen wordt Werkman met 9 anderen vermoord.
| |
Werkman in brede perspectief.
Bij de behandeling van een kunstenaar is het mogelijk zijn werk als een uniek gegeven te beschouwen. In dit artikel heb ik voor deze methode gekozen. De druksels van Werkman met hun eigen techniek en bijzondere inhoud geven hiertoe ook alle aanleiding. Toch moet je bij een dergelijke benadering bedenken dat elke kunstenaar, dus ook Werkman gevormd is door zijn omgeving. Het werk ontstaat niet zomaar, in een luchtledig. Nu is het in kunsthistorische kring gebruikelijk het werk van een kunstenaar te vergelijken met dat van zijn tijdgenoten om het zo te kunnen plaatsen in een bredere context. Met betrekking tot Werkman is dat uitvoerig gedaan.
Daarmee is echter nog niet alles gezegd. Immers de Schone Kunsten en kunstenaarschap ontwikkelen zich niet los van de rest van de samenleving. Daarom moet het ook mogelijk zijn deze uit andere dan strikt kunstzinnige factoren te verklaren. De socioloog Lepenies heeft in zijn studie Melancholie und Gesellschaft hiertoe een poging gedaan. Hij onderzocht de burgerlijke cultuur aan het eind van de 18e eeuw in Duitsland. Daarbij ontdekte hij dat bij gebrek aan expansiemogelijkheden in politiek en economisch opzicht bepaalde groepen van de burgerij zich terugtrokken
| |
| |
Afb. 6: H.N. Werkman: ‘De weg terug’,
Chassidische legenden 1-7, 1941, 51 × 33 cm. Collectie Groninger Museum, Groningen.
uit de samenleving. Zij sublimeerden hun gevoelens van maatschappelijke onmacht in kunsten literatuur.
Iets dergelijks zie je ook bij Werkman. De man van aanzien, de drukkerspatroon met zijn bloeiend bedrijf en de gelukkige echtgenoot en vader heeft de kunst niet nodig. Maar als het hem slecht gaat, vindt hij een uitlaatklep voor zijn moeilijkheden in zijn schilderijen en druksels. Zijn kunstenaarschap komt pas volledig tot ontwikkeling wanneer op het dieptepunt van zijn leven een vlucht uit de samenleving naar Tahiti mislukt is. De vrijheid van de geest, die hem in 1923 bij de gedachte alleen al liet rillen heeft hij dankzij zijn maatschappelijke neergang verkregen.
Literatuurlijst:
Jan Martinet en W. Sandberg (inleiding), Hotprinting, catalogus van druksels, gebruiksdrukwerk, litho's, etsen, houtsneden, tiksels en schilderijen van Hendrik Nicolaas Werkman, Stichting H.N. Werkman, 1963.
Hans van Straten, Hendrik Nicolaas Werkman, de drukker van het paradijs, Meulenhoff, Amsterdam, 1980.
The Next Call, Avant-garde geschriften van Hendrik Werkman uitgegeven van september 1923 tot november 1926 in Groningen. Met een inleiding van J. Martinet, uitgeverij Reflex-Galerie Gamma, Utrecht, 1978.
Brieven van H.N. Werkman 1940-1945, verzorgd door J. Martinet, Arbeiderspers, Amsterdam, 1968.
F.R.A. Henkels, Logboek van de Blauwe Schuit. Herdruk van de uitgave van 1946, A.A. Balkema, Amsterdam; tweede druk uitgegeven door de Stichting Folkingestraat Synagoge, Groningen, 1982.
Chassidische Legenden, verbeeld door H.N. Werkman. Teksten van F.R.A. Henkels naar de uitgave Die Legende des Baalschem door Martin Buber. Inleiding, biografie en bibliografie van Jan Martinet, Wolters-Noordhoff, Bouma's Boekhuis, Groningen, 1982.
Prof. dr. H.W. van Os, De betekenis van De Ploeg, Twee opstellen, Stichting ‘De Ploeg’, De Ploeg en het Groninger Museum, 1982.
|
|