Toekomst?
Uit dit kort bestek kan opgemaakt worden dat de Brusselse realiteit de laatste tijd met zware problemen heeft te kampen, terwijl het géén ernstig politiek-institutioneel bestuurskader heeft om deze uitdagingen op te vangen.
Tevens beginnen veel Brusselaars te beseffen dat de overlevingskansen van de stad mede bepaald worden door een oplossing voor het Brussels statuut waar Vlaanderen zich volwaardig kan in terugvinden. Deze vanuit Vlaanderen lang als arrogant aangevoelde ‘région-à-part-entière’, moet bekeken worden zoals ze in werkelijkheid is. Manu Ruys omschreef ze als volgt:
‘Brussel, een middelgrote stad, die voor een deel bestaat uit verkrottende wijken, met een slinkende bevolking en met een snel verzwakkende economie. Niemand heeft er belang bij dat Brussel verwordt tot een groezelige stad waarin ontwortelde gastarbeiders de toon aangeven. Een gezondmaking is mogelijk. Maar dan moet wel verzaakt worden aan het utopische en belachelijke verfransende “imperialisme”. Brussel lijdt aan verouderde ekonomische strukturen, een snelle vergrijzing van de bevolking, administratieve en geestelijke sclerose, gebrek aan zelfvertrouwen. Allemaal kwalen die vele soortgelijke agglomeraties elders in de wereld ondermijnen. Een nieuwe aanpak is niet ondenkbaar, indien alle gemeenschappen die de stad bewonen elkaar vinden in de opbouw. De Brusselaars die dat niet begrijpen, veroordelen zichzelf. En nog veel meer’. (De Standaard, 8-01-1981).
Brussel zal als specifiek stadsgewest een eigen statuut moeten krijgen, waarbij de Vlamingen ook beslissingsmacht moeten verwerven.
Godfried van de Perre.