breuk van een relatie in de vorm van het verhaal zelf tot uiting brengt: in het eerste gedeelte wordt de werkelijkheid bekeken vanuit het oogpunt van de moeder van de vrouw, in het tweede gedeelte vanuit het standpunt van de man. Deze techniek van een verschillend ‘point of view’ of verschillende ik-figuren werd reeds toegepast door o.a. Louis Paul Boon in Menuet, eveneens de breuk, de vervreemding, tussen zijn personages illustrerend.
Het verhaal Un tendero que no vuelve (Een winkelier keert niet weerom) van Heere Heeresma tovert de werkelijkheid om tot een surrealistisch gegeven waarin een winkelier met een roeiboot samen met de dood, vermomd als postbode, naar de hemel wordt ‘gevaren’. Het verhaal zelf wordt uitgewerkt als een nachtmerrie, waarin geleidelijk aan een bevreemdende atmosfeer geschapen wordt: uurwerk staat stil, geen enkel geluid... en het roept zekere herinneringen op aan het magisch realisme van Johan Daisne in De trein der traagheid.
In El sombrero de copa (De hoge hoed) van 't Maarten 't Hart wordt de authentieke vertelsituatie opnieuw gecreëerd: verteller-luisteraar. De verteller (de oom) vertelt aan de schrijver, de ik-figuur, een anekdote die hem echt overkomen is. Hier vindt men dus de oorsprong van het verhaal: de vertelsituatie. Het tweede verhaal van Maarten 't Hart Estio en abril (Hoogzomer in april) behandelt de werkelijkheid niet op anekdotische wijze, maar er wordt vanuit ecologisch en milieubewust standpunt een sfeer gekreëerd van zorg om de steeds verdergaande inmenging van de mens in de wereld van de natuur, iets dat uiteindelijk tot zijn ondergang zal leiden. Door zijn apocalyptisch karakter heeft zijn werk veel gemeen met Het grote gebeuren van Belcampo en door de aanwending van normale werkelijkheidselementen om een bevreemdende sfeer te scheppen, sluit het aan bij het magisch realisme van Een winkelier keert niet weerom van Heere Heeresma.
Bob den Uyl vermaakt zich in España oscura door een humoristische blik te werpen op het Spaanse openbare vervoer. Deze humoristische vervorming (humor is steeds een manipulatie van de werkelijkheid) zal bij het Spaanse publiek zeker goed in de smaak vallen. Het verhaal, dat in feite een aaneenschakeling is van korte ‘cursiefjes’ heeft veel verwantschap met de artikelen van de grote Spaanse schrijver Larra, die bekend werd door zijn sociale artikelen in de kranten, waarin hij de draak stak met bepaalde facetten van het Spaans openbare leven.
Padres de Hoy (Ouders van nu) van Jan Donkers is een realistische intimistische beschrijving van de vervreemding van een koppel. Deze koude en intellectualistische tekening van de realiteit roept bij de lezer vele vragen op en stelt de hedendaagse werkelijkheid ter discussie. Het zieke kind kan zeker beschouwd worden als symbool van de verziekte maatschappij.
El rey baritono (Koning bariton) van Frans Kusters, is een verhaal waarin de vorm centraal staat, waarin de taal als teken zelf alle betekenis krijgt. Het handelt over de oppositie tussen de werkelijkheid en de beschrijving van die werkelijkheid, het toont de auteur in zijn strijd om die werkelijkheid in de adequate vorm op papier te brengen. Het is dus schrijven over het schrijven zelf: het genre richt zich op zijn eigen werkelijkheid.
Het laatste verhaal van de bundel, El hombre pajaro (De vogelmens) van Oek de Jong, schept een verhaalwerkelijkheid waarin fantasie en realiteit door elkaar lopen in de figuur van de oom die geobserveerd wordt vanuit het perspectief van zijn neefje, die deze beide polen niet uit elkaar kan houden.
Dit korte overzicht van de aangeboden vertalingen, toont aan dat deze auteurs ondanks hun betrokken zijn op de werkelijkheid toch een grote verscheidenheid van verhaalvorm, thematiek en stijl bereiken. Zo zal de Spaanse lezer in contact komen met een aantal tendensen binnen de hedendaagse Nederlandse literatuur. Terwijl Prof. Tromp deze tendensen in zijn inleiding samenvat onder twee noemers, realisme en constructivisme, zal de lezer veel meer getroffen zijn door de diversiteit aan tendensen: de apocalyptisch-visionaire stijl van Belcampo en Maarten 't Hart, het humoristisch anekdotische cursief van Bob den Uyl, de magisch realistische stijl van Heere Heeresma's korte verhaal, het constructivistisch schrijven van Oek de Jong en Frans Kusters, het intimistisch realisme van Mensje van Keulen en Jan Donkers. Hierbij valt dus de rijkheid aan schrijfstijlen op die deze auteurs gebruiken om de werkelijkheid te benaderen, te reconstrueren, aan te vullen of om er in hun schrijfact vat op te krijgen.
Bij de lectuur van deze anthologie valt onmiddellijk de zeer vlotte vertaling op. Men kan aan geen enkel element merken dat het hier om een vertaling gaat. De vertalingen doen niet onder voor het origineel, noch in de literaire, noch in de taalkundige aspecten. De vertalers hebben een goed evenwicht gezocht tussen het bewaren van het persoonlijke ritme en stijl van de auteurs enerzijds, en de aanpassing van de tekst aan de specifieke geaardheid van de Spaanse taal anderzijds. Mijns inziens is het vertaalcollectief in de vertaling, het opnieuw creëren van een literair werk, zeer goed geslaagd, hoewel een ‘native speaker’ daar beter over kan oordelen dan ik. Ondanks een jarenlange ervaring met de Spaanse taal zal ik mij hier niet wagen aan een taalkritische benadering van de vertaling. Wel mag opgemerkt worden dat het werk in een mo-