Ons Erfdeel. Jaargang 25
(1982)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 778]
| |
Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
| |
Geen vanzelfsprekende zaak.Eén van die bewegingen is die, welke zich in het noorden van West-Duitsland alles gelegen laat liggen aan het behoud van het Neder- of Platduits. Toch is de gang van zaken voor wat deze streek betreft allesbehalve een vanzelfsprekende zaak geweest als bedacht wordt dat het er na de Tweede Wereldoorlog op geleken heeft dat de Nederduitse dialecten uit het openbare leven zouden verdwijnen. Hiervoor zijn een drietal oorzaken aan te wijzen. Allereerst had men in het door de oorlog zwaar geteisterde en geschonden landGa naar eindnoot(1) wel andere dingen aan het hoofd, in beslag genomen als men was door de herbouw, zowel in materieel als politiek opzicht. Eerst nadat, wat dit laatste facet betreft, orde op zaken is gesteld, krijgt men weer de gelegenheid en ontstaat ook de behoefte zich te bezinnen op andere zaken, waaronder die van de eigen streektaal. Het zijn zowel het toenemend regionalisme als het groeiend milieubewustzijn die gunstig ingewerkt hebben op de hernieuwde belangstelling voor de streek-gebonden talen. In de tweede plaats had men af te rekenen met de erfenis van het Nazi-verleden. Het begrip ‘Heimat’Ga naar eindnoot(2) bleek voor de Nazi's een poort geweest te zijn waardoor ze erin geslaagd waren zich toegang te veschaffen tot regionale bewegingen die daardoor geïnfecteerd werden met de omstreden leer van ras-, bloeden bodemtheorie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat door de verantwoordelijken uit de eerste na-oorlogse jaren een zeer gereserveerde houding werd aangenomen, toen ijveraars voor het Nederduits de draad weer wilden gaan opnemen. Deze streektaal was in een slechte reuk komen te staan en werd als verdacht aan de kaak gesteld, omdat het er de schijn van gekregen had, dat ze deel had uitgemaakt van de ideologische wereld van het Nationaal-Socialisme. Als laatste oorzaak wil ik nog wijzen op het verschijnsel van de zwak-sociale status van de streektaal. Ook het Nederduits heeft dit etiket opgedrukt gekregen. Voor menig ouderpaar is dit voldoende aanleiding geweest er voor te zorgen dat hun kinderen het Hoogduits zo perfect mogelijk leerden spreken; naar hun mening kan langs deze weg de toekomst met al zijn mogelijkheden op de enig juiste wijze worden ontsloten en krijgen de jonge mensen een grotere kans langs de sociale ladder omhoog te klimmen. Van een Amerikaanse taalgeleerde is de even treffende als tragische vergelijking afkomstig, dat ouders die zó hun kinderen menen te dienen, veel lijken op de man die van de twee vensters die zijn kamer telde er één dichtmetselde in de hoop dubbel zo goed te kunnen zien door het andereGa naar eindnoot(3). | |
Het Nederduits ‘op de planken’.Hoe men ook mag denken over de waarde van het toneel, voor de bevordering van het taalbebustzijn is deze vorm van cultuur-uiting van niet te onderschatten betekenis. Vooral wanneer het opvoeringen in de volkstaal betreft, kan de invloed die ervan uitgaat erg groot zijn; persoonlijk heb ik dat kunnen vaststellen in Frans-Vlaanderen. Maar in niet mindere mate is deze vaststelling van toepassing op het Nederduitse taalgebied. Immers buiten de beïnvloeding door de massamedia (waarover straks meer) is een schouwburgvoorstelling één van de belangrijkste mogelijkheden waarover men beschikt als het gaat om de praktische beoefening van de Nederduiste taalGa naar eindnoot(4). Bepaald ontevreden mogen de ijveraars voor het Nederduits over de toneelactiviteiten niet zijn. Er voltrekt zich een ontwikkeling in positieve zin, die tot uitdrukking wordt gebracht door zowel het toenemend aantal opvoeringen als het groeiend aantal van de toeschouwers. Bijzonder bemoedigend hierbij is, dat veel jongeren aangesproken worden door voorstellingen in het Nederduits. Dit spreekt temeer, daar het Nederduits voor het merendeel van hen niet (meer) de moedertaal is; om de maatschappelijke opgang van de kinderen niet in de weg te staan, spreken veel ouders (die zich onderling van het plat bedienen) met hun kinderen Hoogduits. Het wreekt zich nu meer dan het ooit het geval geweest is, dat er zich in de loop der voorbije eeuwen geen Algemeen Beschaafd Nederduits heeft kunnen vormen, dat is vastgelegd in op afspraak berustende taalregelsGa naar eindnoot(5). Daardoor is het kennisnemen van de inhoud van in het Nederduits gestelde teksten zeker niet de gemakkelijkste manier om zich op | |
[pagina 779]
| |
de hoogte te stellen van wat in deze taal is en wordt voortgebracht aan proza en poëzie. En dit wordt bovendien nog extra bemoeilijkt doordat de schrijfwijze van de taal (en niet te vergeten de woordenschat) per streek sterk kan verschillenGa naar eindnoot(6).
Bij opvoeringen in het Nederduits kunnen voor een niet onbelangrijk deel deze moeilijkheden omzeild worden. Eensdeels gebeurt dit doordat de spelers hun spel regionaal kunnen kleuren door uitdrukkingen te bezigen uit de betreffende streek en anderdeels, omdat het publiek uitsluitend via het gehoor kennis neemt van de teksten.
Al ontbreekt het beroepstoneel niet, het overgrote deel van de opvoeringen wordt verzorgd door amateurs, waarvan velen door hun jarenlange ervaring een soort van semi-beroepsstatus hebben weten te verwerven. Hierbij doet zich het opmerkelijke feit voor dat er onder deze spelers een opvallend groot aantal is, dat van huis uit gewend is Hoogduits te spreken; het Nederduits hebben ze zichzelf al doende ‘op de planken’ in de loop der jaren aangeleerd.
De gewone man heeft daar zo geen weet van, maar achter de schermen (om in de toneeltaal te spreken) is men zich zeer wel bewust van de omvang van een tweetal problemen. Daar is allereerst de ouderdom van de te spelen stukken; de meeste dateren uit de jaren tussen de beide wereldoorlogen of zijn van nog oudere datum. Bovendien hebben ze vaak een plattelandsomgeving tot onderwerp wat het gevaar met zich meebrengt dat ze het verstedelijkte publiek van deze tijd nauwelijks meer aanspreken.
Het tweede probleem heeft betrekking op het grote tekort aan oorspronkelijke Nederduitse stukken. Als gevolg daarvan is men teveel aangewezen op stukken die óf uit het Hoogduits óf uit andere talen zijn overgezet. Het laat zich verstaan dat dit aanleiding kan geven tot wonderlijke situaties. Met dit gemis aan eigentijdse in het Nederduits geschreven stukken hangt samen het slechte functioneren van de toneelactiviteit in dit taalgebied als men dit dit bekijkt vanuit het historisch oogpunt. Immers in het verleden, toen maar een zeer beperkte groep mensen de kunst van lezen en schrijven meester was, nam het toneel een zeer belangrijke plaats in de samenleving in. Het was vaak het enige middel om bepaalde vormen van maatschappelijke scheefgroei aan de kaak te stellen; ik denk in dit verband aan de 16e-eeuwse wagenspelen. Echter als gevolg van het daareven al aangeduide gemis, komt er van deze vorm van kritische begeleiding weinig terecht. | |
De massamedia als ‘spreekbuis’.De massamedia radio en televisie zijn in de loop der jaren een steeds belangrijker plaats gaan innemen waar het ging om de verbreiding van het Nederduits. Al direct bij het begin (voor de radio in de jaren twintig) had men het grote belang van deze mogelijkheid ingezien. Zo kon in mei 1924 veelzeggend opgemerkt worden, dat met behulp van dit medium nieuwe wegen konden worden ingeslagen om recht te doen, zowel aan de eigenheid als aan de opvattingen van ‘onze Nederlandse volksstam’, zoals het er letterlijk staat.
Vooral het hoorspel deed het goed; sommige vielen zo goed in de smaak bij de luisteraars, dat de uitzending soms tot negen keer herhaald moest worden. De schrijvers van deze Nederduitse hoorspelen waren voornamelijk afkomstig uit kringen die nauw verbonden waren met heimatbewegingen. Deze zagen zich in het begin van de jaren dertig in toenemende mate genoodzaakt aan de Rijksoverheid duidelijk te maken dat er niet hoefde te worden getwijfeld aan hun politieke trouw. Op deze wijze probeerden ze hun ‘cultureel separatisme’Ga naar eindnoot(7) veilig te stellen.
Het is tegen deze achtergrond dat de verdere ontwikkeling gezien moet worden, die zich met name geuit heeft in de beklemtoning van het nationalisme in het ijveren voor het Nederduits. En door deze opstelling én doordat de gedachtenwereld van de heimatbewegingen er nauw bij aansloot kwam het Nederduitse hoorspel steeds meer in het Nationaal-Socialistische vaarwater terecht.
Echter wie gedacht mocht hebben dat er zich nu nieuwe mogelijkheden aandienden, kwam bedrogen uit. Weldra zou duidelijk worden dat alles wat niet voor de volle 100% overeenkwam met de wereldbeschouwing van de Nazi's uitgebannen werd. Zoals ze langs ‘democratische’ weg de macht in Duitsland gegrepen hadden, zo legden ze, zodra ze daartoe de kans schoon zagen alle regionale zendgemachtigden het zwijgen op; voortaan zou men in Das Reich alleen maar meer rijkszenders kennen. Voor het hoorspel in het Nederduits betekende deze ontwikkeling, dat het alleen kansen had, als het dienstbaar was in het geheel van de Nazi-propaganda.
Door deze vereenzelviging werd het Nederduits zwaar belast. Dat kwam duidelijk aan het licht toen de oorlog voorbij was. Alles wat met het radiowezen te maken had, gold als verdacht. Toch is men niet bij de pakken gaan neerzitten; men was terecht van mening dat de draad weer moest worden opgenomen op de plaats waar hij in het begin van de dertiger jaren was gebroken. Het is aan deze opstelling te danken geweest, dat het opvallend kort geduurd heeft dat in het Nederduitse taalgebied het hoorspel in de streektaal opnieuw een vaste plaats had veroverd in het programma (zelfs een nog grotere dan vóór het jaar van het breekpunt in de ontwikkeling!) van de zenders van Radio Bremen en die van de NDR (Ham- | |
[pagina 780]
| |
burg). Onderzoeken naar de luisterdichtheid brachten aan het licht, dat hoorspelen in het Nederduits door aanmerkelijk meer mensen werden beluisterd dan die in het Hoogduits.
Bij de televisie heeft zich het opmerkelijke feit voorgedaan, dat het initiatief tot het uitzenden van programma's in het Nederduits niet is uitgegaan van de zendgemachtigden maar van de kijkers. In deze kring werd met name gedacht aan de mogelijkheden die hiervoor het derde net bood. Van een leien dakje is het met de verwerkelijking van de plannen zeer zeker niet gelopen. Al heel gauw kreeg men af te rekenen met het argument, dat de groep waarvoor deze programma's bestemd zijn, te klein zou wezen. De werkelijkheid was, dat het dienst moest doen als dekmantel; de makers waren niet in het minst in dit soort programma's geïnteresseerd en wendden voor geen Nederduits te verstaan. Geen wonder dat dan ook elke samenhang ontbrak tussen de zo af en toe in het Nederduits uitgezonden programma's. Het bleef als het ware bij een aaneenschakeling van pogingen, waaruit men de les trok dat documentatie en spel meer van elkaar gescheiden moesten worden.
Als na verloop van tijd duidelijk wordt dat uitzendingen in het Nederduits in probeersels zijn blijven steken, gaat men het over een andere boeg gooien. Het opmerkelijke hierbij is, dat de aanzet daartoe nu eens niet uitgaat van de kijkers, maar van een aantal journalistiek ingestelde schrijvers. Dit gaat ook de opzet van de programma's bepalen; ze zullen voornamelijk handelen óver het Nederduits, waarbij vooral onderzoek wordt gedaan naar de betekenis van het dialect en de in de streektaal verschijnnende literatuur.
Veel zoden heeft deze nogal sociaal-geëngageerde poging niet aan de dijk gezet. Het zou moeten duren tot in het midden van de jaren zeventig dat voor het Nederduits in de televisieprogramma's een werkelijke plaats werd ingeruimd. Hierbij werd duidelijk ingespeeld op de heimweegevoelens die zich inmiddels in West-Europa van de bevolking meester gemaakt hadden; in het begin van deze bijdrage heb ik daarop even ingehaakt.
Eén en ander resulteerde in 1976 in de opneming in het programma van een eigen Nederduits t.v.-magazine. De gedachte, die hieraan ten grondslag lag, n.l. te berichten over mensen die zich bij voorkeur uitdrukken in de streektaal, vond algemene instemming. Kritiek had men op de manier waarop dit programma verzorgd werd; omwille van oppervlakkige effecten werd de samenhang maar al te vaak geweld aangedaan waardoor de kijker niet die inlichtingen kreeg, die hem in staat hadden moeten stellen zich een juiste mening te vormen omtrent het gebodene. Meer weerklank vinden de forumgesprekken, zoals die sinds december 1978 onder de titel Klönschmack in de reeks ‘Plaat in III’ op het scherm worden gebracht. De meest uiteenlopende onderwerpen zijn sindsdien aangesneden, waaronder die van de onderlinge verhouding van de Nederduitse dialecten en de relatie van het Nederduits tot het Nederlands. In deze onderwerpen, die allemaal in het Nederduits worden besproken, herkennen de mensen vaak hun eigen problemen of worden ze er opmerkzaam op gemaakt, wat bevorderlijk is gebleken voor een gezonde wisselwerking tussen kijkers en programmamakers. Men ervaart dat men met deze programma-opzet op het goede kanaal heeft afgestemd; en dat is meer dan voldoende reden om ermee door te gaan. | |
Toch een tweederangstaal?Bij alle inspanningen die men zich momenteel in het Nederduitse taalgebied getroost om de eigen taal weer de plaats in de samenleving te doen innemen die haar rechtens toekomt, komt nog de strijd om de vraag of dit recht op alle terreinen van het brede maatschappelijke leven moet gelden. Bij het geven van een antwoord op deze vraag gaan de wegen uiteen; de meningen hierover blijken lijnrecht tegenover elkaar te staan. Aan de ene kant worden de stellingen betrokken door diegenen, die erop aandringen nu eindelijk eens de strijdbijlen te begraven en over de gewestelijke scheidslijnen heen de handen ineen te slaan om zo te komen tot een algemeen aanvaardbare vorm van Beschaafd Nederduits, dat zowel in uitspraak als in spelling wordt vastgelegd in regels. Men laat deze oproep uitgaan in het besef, dat alleen een Nederduitse standaardtaal als deugdelijk ‘wapen’ kan worden aangewend in de strijd tegen de culturele, door de landswetten onderbouwde oppermacht van het Hoogduits. Want ondanks alle zorg die door de massamedia aan het Nederduits wordt besteed, verkeert deze taal toch onafgebroken in ademnood als gevolg van het feit dat elke vorm van wettelijke regeling van de rechten van deze taal ontbreekt. Aan de andere kant van de ‘frontlijn’ wordt weliswaar de ‘volkse’ waarde van het Nederduits niet in twijfel getrokken, maar wel de mogelijkheid er zich naar behoren in te kunnen uitdrukken, zodra het niet meer om alledaagse zaken gaat. Deze ‘stelling’ doet sterk denken aan die, welke opgeld gedaan heeft in Franstalige kringen in België, toen geijverd werd voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit; dat zou een geestelijke verarming tot gevolg hebben, want in het Nederlands kon niet wetenschappelijk gedacht worden. Met soortgelijke argumenten worden ook de ijveraars voor de rechten (die historisch veel ouder zijn dan die van het Hoogduits) van het Nederduits ‘bestookt’. Aan een Nederduitse standaardtaal, die een culturele opbloei ongetwij- | |
[pagina 781]
| |
feld zou bevorderen, heeft men in deze kringen geen behoefteGa naar eindnoot(8), overtuigd als men ervan is, dat deze taal haar tijd gehad heeft en alleen maar meer geschikt is om aan vroeger te denken. Nu is alles veel grootschaliger en in die optiek is het logisch dat de gebruikstaal zich heeft aangepast aan de culturele, economische en politieke ontwikkelingen, zoals die zich in de voorbije eeuwen hebben voltrokken. Het is zonder meer duidelijk dat deze standpunten weinig gemeenschappelijks meer hebben. Naar mijn mening is het met name met betrekking tot het laatste punt, dat diegenen die het Nederduits waarderen als een taal, die alleen geschikt is voor huis-, tuin- en keukengebruik, de plank misslaan. Immers het zijn juist de politieke ontwikkelingen geweest, die de verdere ontplooiing van het Nederduits onmogelijk gemaakt hebben. Als Pruisen niet in de 17e en 18e eeuw zijn politieke vangarmen had uitgestrekt naar het gebied waar vanouds het Nederduits de moeder- én cultuurtaal van de bevolking is geweest, en het zijn machtswil had opgelegd, dan zou vandaag de taalsituatie ongetwijfeld heel anders zijn; in elk geval zou de positie van het Nederduits niet aangevochten worden. Het is als gevolg van het politieke ingrijpen van Pruisen geweest, dat het Nederduits niet de kans gekregen heeft uit te groeien tot een cultuurtaal, gemist als het de wettelijke bescherming heeft. Natuurlijk kan men er zich over verheugen dat zowel het toneel als de massamedia een bijzonder waardevolle bijdrage leveren ter ondersteuning van de Nederduitse zaak. Zij zorgen er in elk geval voor dat de aandacht erop gevestigd blijft. Maar meer dan dat is het ook niet, omdat de ijveraars voor het behoud van het Nederduits wettelijk nergens staan. Zeker, het valt niet te ontkennen dat deze taal op dit ogenblik een periode van opgang beleeft; maar als geen wettelijke maatregelen getroffen worden, zal het Nederduits toch gedoemd zijn een tweederangstaal te blijven, omdat niet het hele taalveld ontsloten wordt. Uitsluitend langs wettelijke wegen kan in deze ondergeschikte positie verandering aangebracht worden. Dat hebben de ontwikkelingen én in Vlaanderen én in Friesland overduidelijk aangetoond.
Marten Heida. |
|