Die films: ‘Opus 2, 3 en 4’ van Walther Ruttmann, ‘De Brug’ van Joris Ivens en ‘Regen’ van Ivens en Mannus Franken uit respectievelijk 1922-1924, 1928 en 1929.
Die muziek: van Alex Manassen bij de abstracte tekenfilms van schilder-architect Ruttmann, van Bob Zimmermann (De Brug) en Henk van der Meulen (Regen).
Om met de laatste te beginnen: zijn partituur liep synchroon, hij onderstreepte het beeld, terwijl Zimmermann er juist tegen in werkte om die beelden geheel in hun waarde te laten. Bij een dynamisch verspringende montage hoorde je (slappe) Impressionistische piano-muziek.
Ook Manassen had het beeld gerespecteerd, maar was wat de vertaling van de muzikale uitgangspunten betreft wel degelijk in de analyse van het beeldmateriaal gedoken.
Zo paste hij chromatiek toe in een veranderende beweging, klonk er een uitgesproken harmoniek bij de spaarzame momenten dat Ruttmann met kleur werkte en leverde ‘vertaling’ van Opus 4 een spel van twee hoofdelementen op: voor- en achtergrondrelaties.
Samengevat: Van der Meulen was gewoon dubbel-op, wat mij betreft betekende dit geen versterking, Zimmerman was boeiend vanwege het schokkende effect (taboe-doorbreking) maar boeide slechts voor een moment, de complementaire muzieklaag in de Opus-films vond ik zonder meer het meest geslaagd.
Ook in het kader van deze door het Goethe Instituut geëntameerde serie behoorde een grootse uitvoering van Ernst Kreneks Lamentatio Jeremiae prophetae opus 93. Aan een uitvoering had de componist nooit gedacht, het is Kreneks muzikale overdenking in Amerika van het geestelijke failliet van Europa.
Ook het Schönberg Ensemble was in deze serie actief, onder meer in een vergelijking van vroege werken: Kreneks Symphonische Musik opus 11, Kurt Weills cyclus Frauentanz opus 10 en Hindemiths (een wereldpremière!) cyclus naar Morgenstern ‘Melancholie’ uit 1919, respectievelijk het werk van een 20-jarige, een 23-jarige en en 24-jarige componist. Krenek is al persoonlijk in een adagio, Weill zal zijn stijl nauwelijks nog wijzigen en Hindemith toont zich van de meest romantische zijde! Vooral in het laatste, magnifiek door Marjanne Kweksilber gezongen lied ‘Traumwald’.
Een echte festival-gebeurtenis vormden de Strawinsky-manifestaties met het Nationale Ballet en het Tanztheater Wuppertal (choreografie van Pina Bausch) met het Concertgebouworkest niet in de bak, maar juist heel centraal in het middelpunt van theater Carré geplaatst. Dirigent Michael Tilson Thomas was de meest geschikte man om Strawinsky in Oedipus Rex helder en verend te houden. Ook het mannenkoor (van de Belgische en Nederlandse radio) klonk voortreffelijk.
Voor mij staat het vast dat al de bekende discussies rond het zogenaamd problematisch geachte werk voor een deel het gevolg moeten zijn geweest van onmacht in de uitvoering: altijd zwaar en log, op de verkeerde manier plechtstatig. Indrukwekkend was ook de heldere zwartwit aankleding van Harry Wich, ja: zó moet Strawinsky dat bedoeld hebben!
Ook thuis in een festival hoorde de presentatie van Opus Clavicembalisticum van Kaikoshru Sorabji, eerste uitvoering door de componist op 1 december 1930 te Glasgow. En toen werd het stil. Egon Petri, leerling van Busoni in wiens verlengde het ‘Opus Clav’ gedacht is, een voortzetting van diens Fantasia Contrapuntistica, kreeg toestemming voor een uitvoering maar overleed. Geoffrey Douglas Madge, die er 22 jaar aan werkte mocht het nu uitvoeren.
Sorabji beschouwt zijn werk als een uiting van geloof en de structuur is terug te vinden in het plattegrond van een tempel in het Indiase Rampur: drie hoofddelen, onderverdeeld in een introductie, vier fuga's, twee cadenzen, een fantasie, een thema met 49 en één met 81 variaties, tussenspelen en coda. Er zijn 252 bladzijden (en circa 150.000 drukfouten ontdekte Madge) die op het concert door een team van secondanten werden omgeslagen. In de grote pauzes liet de pianist zijn armspieren masseren, de kleine pauzes dienden voor het drinken van glaasjes water, totale tijdsduur circa 4 uur. Na afloop waren ook de luisteraars doorweekt. Het werk genoteerd op vele notenbalken en met opschriften als ‘als een bliksem’ of ‘als een boom’ is als één rotspartij, ongenaakbaar. Er zijn nauwelijks tegenstellingen, de sfeer blijft verheven, majestueus, ethisch streng, een eindpunt in de traditie Liszt-Alkan-Busoni. Jawel, het werk is opgenomen in het Guiness Record Book.
Nu is Strawinsky soms ook heel ongenaakbaar (Oedipus Rex), maar herkenbaar, en daaraan schort het in deze eclectische muziek, meer het werk van een visionair pianist dan van een visionair componist (zoals een Skriabin, een Schönberg, een Wolpe).
Wat Madge presteerde was ongelofelijk, het is dat je het zag, binnenkort wordt het gebeuren op plaat en video gezet en volgend jaar volgt een herhaling in Chicago. Madge was het weer eens gelukt. Xenakis, Ferneyhough, Finnissy, Skalkottas, - al die componisten die over het hoofd zien dat moedertje natuur voor pianospel te beperkt is voert hij uit.
Mozart vertolken in de 20ste eeuw is natuurlijk kinderspel, je kunt er zelfs geen toelatingsexamen mee doen voor een conservatorium. Maar dat geldt niet voor het spelen van Mozart op