Enkele bedenkingen...
Hoe goed de plaatsing van de beelden ook werd verzorgd, hoe prachtig de catalogus ook werd uitgegeven - de bijhorende teksten worden zelfs gebracht in vier talen - toch toont dit beeldenmateriaal ook nu weer aan dat de ‘waarneming’ zelf heden ten dage weinig mede bepalend is voor keuze en opbouw van een tentoonstelling die, en dit in tegenstelling met bijvoorbeeld een Documenta in Kassel, in principe gericht is naar ‘het grote publiek’.
In deze uitermate jachtige tijd, die wij intenser dan ooit te voren beleven, maar minder begrijpen, brengen de meeste kunstenaars werken die wel inslaan bij de elitaire, maar kleine, groep van kunstfanatici, maar die de gemiddelde museumbezoeker onberoerd laten. Ook al kan elke kunstenaar-ontwerper zijn werk, project of plastiek, zeer goed verklaren en verdedigen, toch werkt de vormentaal meermaals zo bevreemdend dat het kontakt ‘kunstwerk - beschouwer (toeschouwer)’
Gerard Caris: ‘Dodecaëder Zuil’ (1975).
volledig achterwege blijft. Dat dit onbegrip alleen maar leidt tot een schouder ophalen en soms zelfs tot een spottend of meewarig lachen zal de meeste kunstenaars uiteraard onberoerd laten - het beeld is er immers voor ‘hem’ en niet voor de anderen... - De erkenning en waardering wordt echter mede bepaald door deze ‘onmondige’ groep critici die daarbij, door het tonen van hun belangstelling, het succes van een tentoonstelling bepalen.
In deze tijd, nu alle bestaande waarden, voor zover ze nog niet verworpen werden, opnieuw bekritiseerd worden zou een bezinning t.o.v. de vormentaal wel eens noodzakelijk kunnen blijken te zijn. Misschien kan het huidige werk van Barry Flanagan Hazen en Haas met bel op Documenta 7 te Kassel getoond voor velen een ‘lichtend’ voorbeeld zijn.
François Beerten / Hoboken.