Omslag van het eerste nummer van de eerste jaargang van ‘Van Nu en Straks’.
bibliotheken volledig bezitten, een fotografische herdruk uit te geven.
Deze nood aan de toegankelijkheid van de oorspronkelijke teksten werd thans gedeeltelijk gelenigd door de uitgave van een lijvige anthologie van 360 pagina's in de reeks Nijhoffs Nederlandse Klassieken door Anne Marie Musschoot en Antoon van Elslander. De bloemlezing van teksten in fotografische herdruk (om een beeld te geven van de merkwaardige typografie en illustraties) wordt door A.M. Musschoot ingeleid met een gecomprimeerde schets van de historiek van het tijdschrift (pp. XI-XXXVIII) waarin een volledige en nauwkeurige synthese van het Van Nu en Straks-onderzoek wordt geboden en waarin alle belangrijke vernieuwende aspecten van het tijdschrift worden belicht: de typografische vormgeving en illustraties in Art Nouveau-stijl; de nieuwe esthetische opvattingen en literaire bijdragen van de protagonisten August Vermeylen, Prosper van Langendonck, Emmanuel de Bom, Alfred Hegenscheidt, Jacques Mesnil, Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne; de medewerking aan de eerste jaargang van Noordnederlandse auteurs als Albert Verwey, André Jolles, Jan Kalf, Frederik van Eeden, Henri Borel en J.D. Bierens de Haan waardoor het tijdschrift op een ruime belangstelling kon rekenen in Zuid én in Noord en een pioniersrol kon vervullen in het op gang brengen van de culturele integratie van Noord en Zuid; de aansluiting bij de Westvlaamse traditie Gezelle-Verriest-Rodenbach (gestimuleerd door Van Langendonck) en de gezamenlijke inzet voor de waardering van het dichterlijk talent van Gezelle; het revolutionaire, anarchistische engagement dat in de eerste jaargang van de tweede reeks (1896) tot een ware explosie kwam; de herformulering van het flamingantisme in een bredere culturele en sociale context met het oog op reïntegratie van Vlaanderen in de Europese cultuur. Naast deze wetenschappelijk verantwoorde introductie heeft A.M. Musschoot nog gezorgd voor een uitvoerige reeks van aantekeningen (pp. 363-392) waarin ten behoeve van de huidige lezers de
citaten, realia en personen in de gebloemleesde teksten worden geïdentificeerd. Al wie ooit dergelijke aantekeningen bij een teksteditie heeft samengesteld, weet hoeveel tijdrovend en vaak moeizaam navorsingswerk dit vergt. De didactische waarde van deze bloemlezing wordt er in hoge mate door gediend, temeer daar de aantekeningen getuigen van eruditie en acribie en een schat van bibliografische gegevens bevatten.
Uiteraard is - zoals A. van Elslander in een pro domo in het woord vooraf stelt (pp. VII-X) - een bloemlezing steeds ‘een hachelijke onderneming, bijzonder vatbaar voor kritiek’, omdat ze ‘altijd iets subjectiefs en willekeurigs’ heeft. Vergeleken met de Spiegel van Van Nu en Straks (1945), de door Toussaint van Boelaere samengestelde bloemlezing, weerspiegelt in ieder geval deze bloemlezing veel beter de verschillende aspecten van het tijdschrift en het werk van de medewerkers met hoofdaccent op het werk van de bovengenoemde protagonisten. Een elegante oplossing werd bovendien gevonden om te uitgebreide teksten toch ook aan de lezer voor te stellen: van Hegenscheidts Starkadd werd het vijfde bedrijf gereproduceerd (een samenvatting van de vorige bedrijven wordt gegeven in een aantekening op p. 387), terwijl De Boms roman Wrakken wordt vervangen door de schets De Daad die terecht als ‘voorstudie’ tot deze roman kan gelden. Bovendien wordt volledigheidshalve nog een gedetailleerde inhoudsopgave van het tijdschrift gegeven (pp. XXXXI-XXXXIX), niet alleen een nuttig werkinstrument als aanvulling bij de bloemlezing, maar ook ter vervanging van de vroeger door L. Sourie opgestelde inhoudsopgave die veel lacunes en fouten bevatte. Een bijzonder gelukkig initiatief vind ik tenslotte de opname van de novelle Wellust van Jacques Mesnil, een tekst die, hoewel reeds gezet, wegens onenigheid binnen de redactie niet in het tijdschrift verscheen, maar afzonderlijk op een tachtigtal exemplaren zou worden uitgegeven. Deze twistappel van de Van-Nuen-Straksers is een uniek literairhistorisch document, representatief voor de tijdsgeest van het fin de siècle en voor de verbrokkeling van de interne cohesie binnen de redactie wat fataal zou leiden naar het einde van het tijdschrift.
Met dit fors boekdeel van 441 pagina's, door de uitgever voorzien van een fel geel kaft (‘baby-yellow’ noemde Streuvels destijds misprijzend deze kleur) met een in rood afgedrukt vignet van Jan Toorop, worden de meest relevante teksten van het tijdschrift als ‘bronnen’ of als ‘illustratiemateriaal’ voor de studerenden en literair geïnteresseerden opnieuw toegankelijk. Hopelijk kan dit initiatief tevens een stimulans zijn voor de op bronnen gefundeerde Van Nu en Straks-studie die de laatste jaren op gang is gekomen. Met