Ons Erfdeel. Jaargang 25
(1982)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdZuidnederlands woordenboek.Meer als vijftig jaar geleden verscheen er van de hand van Constant H. Peeters een Nederlandsche Taalgids, Woordenboek van Belgicismen. Het was een onhandig groot, 662 blz. dik ‘standaardwerk’ dat aan veel generaties grote diensten bewezen heeft, al was het maar in de korte, bewerkte vorm van Paardekoopers ABN-gids.
Nu is er weer een enigszins gelijkaardig woordenboek verschenen, met als titel Zuidnederlands Woordenboek. Toch is het naar inhoud en opvatting volkomen anders. Zoals de Nederlandse Taalgids bevat het ook een belangwekkende inleiding, een ruim 670 bladzijden tellend woordenboek, en vier aanhangsels. Het eerste aanhangsel geeft een niet nutteloze lijst van vormvarianten. Het tweede maakt indruk door een twintigtal kolommen Zuidnederlandse Franse leenwoorden, terwijl sommigen onder ons de mening toegedaan waren dat alleen ‘Hollanders’ zoveel Franse (en Engelse) leenwoorden gebruiken. Als derde aanhangsel krijgen we weer ruim twintig kolommen Zuidnederlandse woordenlijstwoorden uit de officiële Woordenlijst (1954) - verouderde woorden kregen zelfs geen plaats. Het laatste aanhangsel bevat de lijst standaardwoorden met hun zgn. Zuidnederlandse synoniemen, een lijst die dienst moet doen als verwijsapparaat. We komen er verder op terug.
Over het eigenlijke Woordenboek schrijft de auteur dat het een ‘descriptieve, systematische behandeling’ is ‘van het Zuidnederlands in zijn functie van geschreven en gesproken taal, als staatkundige variant naast het noordelijke Nederlands’. Het behandelt dus de taal van de zgn. deelstaat Vlaanderen, die de samensteller enigszins verouderd Vlaams-België noemt met uitsluiting van Zeeuws- en zelfs Frans-Vlaanderen. De naam ‘staatkundige variant’ doet ronduit gewrongen aan; zonder de invloed van een staatsgrens op een taal te willen negeren, moeten we toch in heel wat landen constateren dat taal- en zelfs dialectgrenzen zich niks van staatsgrenzen aantrekken, en dat - zeker in België - de staatsgrens geen echte, eenvormige variant heeft weten te scheppen. Gelukkig maar, zullen veel mensen met mij oordelen. Daar gaat de belangstelling van de bewerker, naar z'n Inleiding te oordelen niet direct naar uit. De éne cultuurtaal is hem blijkbaar geen zorg. Het woord ‘descriptief’ dat hij herhaaldelijk neerschrijft, staat tegenover ‘normatief’, waartegen hij zich telkens - blijkbaar nogal laatdunkend - afzet tegen het standpunt namelijk van o.m. C. Peeters en zoveel anderen, taalverzorgens en taalzuiveraars, die de ‘Zuidnederlandse taalverschijnselen veroordelen en de corresponderende uitdrukkingen uit de standaardtaal propageren’.
Wat is dan wel de bedoeling van dit Woordenboek? ‘(Het) wil een naslagwerk zijn voor alle Vlamingen en Nederlanders die op de hoogte willen zijn van de in de Zuidnederlandse woordenschat voorkomende afwijkingen van de standaardtaal.’ We kunnen ons afvragen of iemand genoeg heeft aan zo'n doelstelling om daarvoor een Zuidnederlands woordenboek te maken en uit te geven. Kunnen de Nederlanders die Zuidnederlandse teksten of gesproken taal - voor zover dat nodig is - beter willen begrijpen, niet zo goed als altijd terecht in een verklarend woordenboek? En - doordat het Zuidnederlandse taalmateriaal, naar het zeggen van de auteur min of meer algemeen voor moet komen - iets wat verder ter discussie gesteld wordt - kennen de Vlamingen het zelf wel al. Akkoord dat ze niet altijd weten of wat ze zeggen of horen afwijkt van het ABN. Maar waarom dienen ze dat te weten, als ze zich toch niet - volgens de bewerker althans - hoeven te richten naar de norm van de standaardtaal? Ik hoop dat dit woordenboek niet gemaakt is om ‘Hollanders’ ‘de Vlamingen’ een leuk ‘Vlaams’ taaltje in de mond te helpen laten leggenGa naar eindnoot(1).
Zo goed als alle woorden heeft de auteur uit de aan het eind vermeld bronnen aangehaald. Hij heeft ze laten toetsen aan het taalgevoel van enkele tientallen Nederlanders (dat heeft Peeters nooit kunnen doen), en bij mekaar gebracht uit evenjes 80.000 bewijsplaatsen. Dat wekt en verdient alle bewondering. Daarom verbaast het me dat er nog zoveel Zuidnederlands in ontbreekt: b.v. ‘morgenvroeg’ (morgenochtend) dat we elke dag over radio en TV kunnen horen, ‘allusie’ (toespeling), ‘sparen’ (verzamelen), ‘openingsuren’ (openingstijden), ‘stellingname’ (standpunt), ‘einde werken’ (of zelfs ‘bouwplaats’) einde wegwerk), ‘voilà’ (ziezo enz.), ‘dominostekker’ (drie- of verdeelstekker) en zoveel andere...
Zijn de opgenomen Zuidnederlandse lemmata zo algemeen | |
[pagina 635]
| |
als in de Inleiding beweerd wordt? Lijkt het af en toe niet een min of meer Brabants woordenboek te zijn? Persoonlijk sta ik er verbaasd over dat zoveel materiaal me volkomen onbekend is als Westvlaming ook als er niet ‘gew.’ of ‘inz. Brab.’ bij vermeld staat; b.v. kramakkel, poteren, tuttefrut (hoe moet je dat uitspreken?) kraaksteen, kwikken. Ik zou in de verste verte niet kunnen vermoeden dat krikkel breekbaar wil zeggen, en kwak en borrel, behalve misschien in de context. Woorden als botermelk, reep of appelspijs kennen veel Westvlamingen wel, maar ze gebruiken zelf de ABN-woorden karnemelk, hoepel of appelmoes. Westvlamingen zeggen ook nooit reklaam, machien of cabien, maar gewoon reclame, machine of cabine, al moeten we toegeven dat we onder Brabantse invloed ‘reklaam’ wel es in de etalages te lezen krijgen.
Naast specifiek Zuidnederlandse woorden werden ook purismes en de al vermelde ontledingen uit andere talen opgenomen, maar ook de zgn. belgicismes. Onder de laatste categorie wordt er jammer genoeg geen onderscheid gemaakt tussen aan de ene kant dwaze officiële maaksels zoals ‘snit en naad’, ‘sneeuwklassen’ ‘speelplein’ en andere klakkeloze vertalingen, en aan de andere kant aanvaardbare (en soms onmisbare) eigen termen zoals rijkswacht, identiteitskaart, Hof van Cassatie, die Paardekooper in z'n ABN-gids onder goed Nederlands schiktGa naar eindnoot(2). Bij de echte gallicismes wordt dat onderscheid gelukkig wel gemaakt, zoals het al te gekke voltapijt (tapis plain, en niet plein) voor kamerbreed tapijt, waarnaast we het niet vermelde ‘jachtbak’ zouden kunnen zetten voor ‘stortbak’...
Genoeg kritiek. Een voorsprong ook op Peeters z'n Nederlandsche Taalgids is de niet uitdrukkelijk uitgesproken kritiek op de gangbare verklarende woordenboeken door op de zeldzaamheid of het bijna niet bestaan van sommige zonder meer opgenomen woorden te wijzen. Puur uit traditie zijn ze er in blijven staan als een soort spookwoorden terwijl hun frequenie soms gewoon nul is, althans in het ABN. Zulke woorden zijn b.v. hovenier (freq. 0), hippodroom (freq. 0), namiddag (freq. 5, uitsluitend in schrijftaal), heten, in de betekenis van noemen, komt alleen voor in bijbeltaal.
Ondanks het puur descriptieve karakter van het Woordenboek zullen heel wat Vlamingen vermoed ik - het erop naslaan om de gegeven informatie te gebruiken om zelf dichter bij de standaardtaal te komen. Daarom kan het beslist sterk aanbevolen worden zelfs voor degenen onder ons die in de standaardtaal, het ABN, het enigste houvast zoeken - er is nog altijd geen ander - voor het gemeenschappelijk taalgebruik; voor al degenen die bepaalde aspecten van de overigens waardevolle sociolinguïstiek gewoon nefast achten voor de onaffe taalevolutie in Vlaanderen, al hebben die zelfde mensen meestal veel aandacht en waardering voor elke - ook gewestelijke - taaluiting. Maar die waardering voorkomt misschien net dat ze tot een mengtaal overgaan van ABN en Zuidnederlands, en maakt dat ze er juist naar streven om die twee niet door mekaar te gooien, maar bij het gebruik van de standaardtaal de norm in acht te nemen.
Voor wie dit woordenboek op die wijze wil gebruiken komt er wel te weinig aanwijzing in voor wat het onderscheid betreft tussen tekst (hier soms bijz. stijl genoemd) en taal. Zo komen achter het trefwoord ‘lijk’ (voegw.) zonder onderscheid het tekstwoord ‘gelijk’ en de ABN-woorden ‘(zo)als’, ‘net als’. Voor die gevallen zullen de gebruikers dan toch niet buiten de vertrouwde ABN-gids kunnen.
C. Moeyaert. W. de Clerck, Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek, Uitgeverij Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage / Antwerpen, 1981, 864 blz. |
|