reading’ worden voor allen die bij dit soort vertalen betrokken zijn.
De auteur is zich van het originele karakter van haar onderzoek bewust. Op haar eerste pagina leest men: ‘...the fashionable obsession with theory and statements of purpose has tended to overshadow the considerably less glorious activity of concrete research’ en zijzelf biedt ‘an inquiry into a particular corpus, translations into English over the last two decades, and a demonstration of (and critical reflection on) a new approach’.
Tegen het eind van haar studie schrijft zij met betrekking tot deze nieuwe benadering, dat als zij de oude methode van nauwkeurige analyse van al de veranderingen (shifts) en vergissingen (mistakes) in vertalingen gevolgd had... ‘I would have produced another in the series of largely trivial but voluminous analyses which have rightly contributed to give translation studies the badname they have deserved in te past’. Daar bespeur ik een beetje tautologie in het Engels, maar het is anders uitstekend gezegd.
Het kan wel zijn, dat sommige mensen ‘concrete research’ zien als ‘less glorious’ dan mooie theoriën opbouwen, maar onderzoek naar de feitelijke omstandigheden waarin vertalingen tot stand zijn gekomen, vormt niet slechts een veel moeilijker karwei, het vraagt ook meer inzicht en een hoger graad van intelligentie.
Dr. Vanderauwera is haar proefschrift begonnen met een hoofdstuk ‘Perspectives’, waarin zij haar nieuwe benadering tot vertaalde literatuur in verband brengt met nieuwe benaderingen in de studie van literatuur in het algemeen (‘a new paradigm or heuristic model in literature studies, a new set of ideas about how literature should be regarded and how it should be studied’) waarin aandacht ook aan de omstandigheden (‘environment’) wordt besteed en waarvan het doel is, zulke studie in een ‘respectable scientific discipline’ om te toveren.
Hierna beschouwt zij vertalingen uit het oogpunt van de oorspronkelijke taal (‘source pole’), bijv. een auteur zo trouw mogelijk vertalen, en daarna uit het oogpunt van de ‘target pole’, d.w.z. wat uitgevers, redacteuren en lezers in andere landen van een tekst verlangen. Hierbij komen praktische compromissen en soms onvermijdelijke veranderingen in het spel.
Daar geen twee talen en culturen gelijk zijn, zijn enkele compromissen en veranderingen altijd nodig, maar deze kunnen, zoals Dr. Vanderauwera in haar hoofdstuk ‘Target Accommodating Products’ laat zien, zulke afmetingen aannemen, dat zij tot merkwaardige transformaties leiden, zodat men nauwelijks van ‘vertalingen’ spreken kan. Zo zijn twee novellen van Jef Geeraerts zeer grondig bewerkt en in Amerika als een roman aangeboden. De boeken van Jan Cremer zijn ook dermate vrij vertaald en veranderd, dat men ook hier niet meer van vertalingen spreken kan. Het doel in zulke gevallen is niet een buitenlandse literatuur in een ander land beschikbaar maken, maar zuiver commerciële winst.
In haar belangrijk hoofdstuk ‘Literary Contacts’ heeft de auteur veel relevants mede te delen over hoe Vlaams en Nederlands werk in Engeland en Amerika gebracht wordt en gebracht kan worden. Ik las met voldoening, dat de Stichting voor Vertalingen in Amsterdam nu bereid is geworden, van haar ‘source oriented policy’ af te stappen en meer aandacht aan ‘target demand’ te schenken. Wijlen Roy Edwards en ikzelf hebben in de beginjaren bij herhaling, maar tevergeefs, voor zo'n beleid gepleit. Men vond toen echter, dat Nederlanders veel beter wisten dan Engelsen (wij) wat voor werk Engelsen lezen wilden.
Hoewel Dr. Vanderauwera verstandig heeft gedaan niet diep op fouten in vertalingen in te gaan (zij vermeldt ze wél), kunnen ook deze fouten van groot praktisch belang zijn. Telkens weer als ik in uitgaven van Bibliotheca Neerlandica of The Library of Netherlandic Literature las, merkte ik dat er iets aan het Engels haperde. Het effect is als van een orkest dat wat vals speelt. Meestal heeft dit met kleine fouten te maken: de volgorde van woorden in een zin, net niet het juiste woord gekozen, enz. Een sprekend voorbeeld hiervan is de Engelse titel van Vestdijks De koperen Tuin, die The Garden Where the Brass Band Played luidt. Uitstekende oplossing, denkt men in het begin, maar ook hier speelt het orkest wat vals. Want voor zo'n tuin als hier door Vestdijk bedoeld wordt, zeggen wij in het Engels niet ‘Garden’ maar ‘Gardens’ (Kensington Gardens, Kew Gardens enz.). Door zo'n fout denkt de lezer, o, het is maar een vertaling! en hij neemt het boek niet meer volkomen au sérieux.
Echt desastreus is een fout die men hier op blz. 221 tegenkomt. Hans van Marie, redacteur van het inmiddels verdwenen culturele tijdschrift Delta, wilde blijkbaar zeggen, dat exemplaren van zijn blad hun weg naar alle uithoeken van de wereld vonden. Maar in plaats van ‘found their way to every imaginable (denkbare) corner of the world’, schreef hij of zijn vertaler: ‘found their way to all the world's imaginary (denkbeeldige) corners’. De brede verspreiding van Delta was dus alleen maar denkbeeldig? Een mythe? Blijkbaar stond niet ‘imaginary’ maar ‘imagined’ in de tekst, maar dit is ook fout en betekent hetzelfde, terwijl het Engels nog vreemder lijkt. Zelfs ‘found their way to all the world's imaginable corners’ is