lende landen van West-Europa. In de opinie van Wood is het Nederlands op het gebied van de sociolinguistiek een ‘major language’, en meer nog: ‘The serious student of general sociolinguistics should acquire a reading knowledge of Dutch if he wishes to keep abreast of the field’! De betekenis van onze taal komt voort uit het groot aantal werken op niveau die erin verschijnen in dit vakgebied, maar ook uit concrete omstandigheden zoals het Taalunieverdrag, de gastarbeiders in Noord en Zuid, de botsing van talen op ons grondgebed sedert twee millennia, het geval Leuven/Louvain-la-Neuve, enz.
Het rare gevoel waar ik van sprak, komt voort uit de vaststelling dat Brussel, onze eeuwige twistappel, dan toch voor iets deugt. Want, schrijft Wood: ‘...it is in Brussels that we find a unique incomparable yearbook devoted to the sociolinguistics, past and present, of a single city’. Hij bedoelt Taal en sociale integratie (1978 en 1979) en voegt daar aan toe: ‘There is nothing like them for Montreal, Barcelona, Helsinki, New York, or any other major city where languages coexist’. Hij schat het werk van het Center for Interdisciplinary Research on Language Conditions in Brussels, van de V.U.B., zeer hoog en zou graag zien dat hun publikaties zouden worden vertaald in het Engels en andere talen, om ze beter bekend te maken dan nu mogelijk is via de samenvattingen in het Engels en het Frans die van alle bijdragen worden gegeven.
Eén keer ga je toch ongelovig glimlachen: waar Wood schrijft dat er thans in de Vlaamse regiolecten minder Franse leenwoorden voorkomen dan in het Algemeen Nederlands in het Noorden. Als je dan luistert om je heen... De bondige formulering, waartoe hij genoodzaakt is in dit soort bijdragen, zal hem hier wel parten hebben gespeeld...
Uiteraard is Richard E. Wood niet helemaal een alleenstaand geval. In de vorige kroniek (O.E., 1/82, p. 134) hebben we al gewezen op het bestaan van de Canadian Association for the Advancement of Netherlandic Studies en van het daarmee verwante Netherlandic Press (allebei te Windsor, Ontario, Canada). Toen spraken we de verwachting uit dat The Netherlandic Press nog meer publikaties op de markt zou brengen, en lang hebben we daar niet op hoeven te wachten. We ontvingen intussen een kleine bloemlezing: Under Dutch Skies, a collection of poems by Dutch authors (1981), waarvoor de gedichten werden vertaald door Dorothy Howard en Hendrika Ruger. Bij de selectie zijn ze uitgegaan van het contrast tussen het immense, schaars bevolkte Canada en de heel andere sfeer in Nederland, en hebben ze daarom gedichten gekozen met een ‘typical Dutch setting’, van Jan Hanlo, Rutger Kopland, Hans Lodeizen, Adriaan Morriën, Koos Schuur, Hans Vlek, Riekus Waskowsky, J.C. Noordstar, Paul Rodenko, K. Schippers en... Jan van Nijlen. De ‘setting’ van deze laatste is Vlaams, maar het verschil kan men vanuit zuidelijk Ontario waarschijnlijk niet zo goed zien.
The Netherlandic Press gaf ook een tweetalig boekje uit: Transcendentale Meditaties (Voor Dwarsfluit, Blazers en Violen) - Transcendental Meditations (For Brass and Strings) (1982) van J.A. Theuws, een franciscaan die bij nader toezien niemand anders blijkt te zijn dan Jac. Bergeyck, bekend door in Afrika en de katholieke missie gesitueerde romans als Het levende beeld (1962) en Het stigma (1970). Van 1970 tot 1979 doceerde hij anthropologie aan de universiteit van Windsor, en zodoende... Prof. dr. J. Quinn heeft advies gegeven voor de Engelse versie van deze Meditaties, - je kunt eigenlijk niet van een vertaling spreken -, en dat heeft hij kennelijk zeer goed gedaan: wie het rustig, mooi verwoord gemijmer volgt kan dit evengoed doen in het Engels als in het Nederlands. Dit keurige boekje moet een heel mooi geschenk betekend hebben voor de ouder wordende auteur.
●
En in Parijs staat onze literatuur feitelijk nergens. Dat nieuws is niet nieuw, maar het wordt nog eens ten overvloede geïllustreerd in Le Monde van 24 juni 1982.
De literaire redacteuren van het blad hebben een aantal ‘boeken voor de zomer’ gekozen, uit de oogst sedert 1 januari 1982. Wat de fictie betreft hebben ze typisch Frans een onderscheid gemaakt tussen Franse werken en ‘vreemde’. Bij de twintig buitenlandse boeken zijn vijf titels uit Noord-Amerika, drie uit Groot-Brittannië en drie uit Zuid-Afrika: Fille de Burger van Nadine Gordimer, En attendant les barbares van J.M. Coetzee en Un turbulent silence van André P. Brink. De drie laatste titels werden uit het Engels vertaald, zodat het Engels elf van de twintig haalt.
Het valt verder op dat drie Italiaanse boeken zijn opgenomen, tegenover slechts eentje uit Latijns Amerika (Argentinië). Het Duits, het Zweeds, het Hebreeuws, het Russisch en het Grieks leveren elk nog één titel voor de lijst.
Uit Nederland en Vlaanderen is er niets te bespeuren. Zo'n selectie van Le Monde is natuurlijk maar een beperkte barometer. Maar toch...
Jan Deloof.