gelegd in een tekstje van een drietal bladzijden. Het N.T.G. kiest resoluut voor een theater dat zich sterk bewust is van de maatschappij waarin het werkt. Het gezelschap wil produkties brengen die erop gericht zijn de maatschappelijke ‘realiteit en haar evoluties in haar meest uiteenlopende uitingen, zowel op collectief als op individueel niveau kritisch te volgen, te analyseren en zo mogelijk te voorzien’ (p. 73). Dit is voorwaar geen geringe opgave, maar het N.T.G. is er de jongste tijd inderdaad in geslaagd het profiel van een sterk eigentijds gezelschap te verwerven. Er wordt ook gepoogd om meer aansluiting te vinden bij de eigen, Vlaamse traditie en problematiek. De produktie van Priester Daens (1979-1980) van Frans Redant en Walter Moeremans naar het boek van Louis Paul Boon was een belangrijke en geslaagde poging in die richting.
Bij het Nederlands Toneel Gent beseft men heel duidelijk dat een der belangrijkste problemen in het Vlaamse theater het tekort is aan talentrijke regisseurs. Daarom wil men onbekende of jonge regisseurs kansen bieden op een tweede plateau. De laatste jaren heeft het gezelschap inderdaad opvallende produkties kunnen bieden in altertieve ruimten zoals de Zwarte Zaal van Proka of de Tenierszolder van de Sint-Pietersabdij. Veelal echter ging het hier om werk van huisregisseurs als Jean-Pierre de Decker en Hugo van den Berghe.
In de ‘beleidsopties’ leest men verder dat het N.T.G. het tot haar taken rekent het publiek te confronteren met interessante of representatieve voorstellingen uit binnen- en buitenland. Op dit gebied moet men constateren dat het vooral bij intenties blijft. Vooral wat de Nederlandse gastvoorstellingen betreft was het aanbod in het verleden vaak boeiender dan thans het geval is.
Ten slotte streeft het gezelschap er naar om het contact met alle publieksgroepen en in het bijzonder met de diverse onderwijsinstellingen te verbeteren. Dat op het stuk van promotie en publieksonderzoek inderdaad een serieuze inspanning werd geleverd, blijkt onder meer uit het uitvoerig verslag van een sociologische enquête ‘naar motieven en weerstanden rond theaterbezoek’ door André Timmerman, Jan Seurinck en Anita van den Bergh. Behalve dit verslag vindt men in dit lustrumboek nog een opstel van Marcel van Spaandonck over de theaterkritiek. De auteur schetst hier een profiel van de recensent die een ‘conventionele, traditionele figuur is, gevangen in de overlevering, zonder daarom conservatief te zijn in de politieke, sociale en culturele standpunten’ (p. 63). In een bijdrage van Rudi Lekens - zakelijk leider van het N.T.G. - wordt de ‘Economie van het theater’ behandeld.
Dit lustrumboek is bijzonder fraai uitgegeven. Lezend en vooral kijkend kan men er herinneringen in ophalen aan zeer markante produkties zoals Equus (regie van Walter Eysselinck, 1975), De laatsten (regie van J.P. de Decker, 1979), Priester Daens (regie van Walter Moeremans, 1979-1980) of De Meeuw (regie van J.P. de Decker, 1980).
Jozef de Vos.
Derde Lustrumboek Nederlands Toneel Gent 1975-1980, hoofdredacteur Prof. Dr. M. van Spaandonck, N.T.G. - Gent, 1981.