gang als actrice in de Brusselse Kon. Vlaamse Schouwburg beleefde en de eerste opvoeringen van het Werk van Nestor de Tière bracht, was tot 1911 bij Van Lier in Amsterdam geengageerd en speelde er alle grote rollen van het romantische repertoire. De Antwerpenaar Constant van Kerckhoven (1860-1933) speelde bij de gezelschappen van Rotterdam en Amsterdam voordat hij te Brussel, later te Antwerpen - zijn vaderstad - directeur werd. Zijn echtgenote, Philomena Jonkers (1863-1933) werd sinds 1889 geregeld in Holland op de planken gezien, enz. enz. Deze lijst kan gemakkelijk aangevuld worden met de namen van de bekendsten van toen en nu, o.m. Julia Cuypers, Magda Janssens, Marcel Mijin, Karel van Rijn, Joris Diels, Julien Schoenaerts, Paul Cammermans, Johan Leysen, en vele oudstudenten van Studio Teirlinck in Antwerpen, enz., enz. Er kunnen ook ongetwijfeld redenen genoeg genoemd worden waarom die Vlamingen in Holland geapprecieerd werden. Herman Teirlinck wijdt hierover in 1909 uitvoerig uit in zijn opstel Het Vlaams Toneel:
Bij een vlug onderzoek van Holland en Vlaanderen treft alras de mildere toneelaanleg van de Vlamingen en het kouder toneelgemoed van de Hollanders. Dit is niet altijd ten nadele van de Hollanders en ten bate van de Vlamingen uitgemeten. We konden het al vroeger opmerken bij het bepalen van de eigenschappen onzer toneelliteratuur. Door slordige lichtzinnigheid en oppervlakkig begrip wist de Vlaming zijn natuurlijke innigheid en zijn geestdriftige gloed in ruime mate te verijdelen.
De Hollander daarentegen vulde met stelselmatige studie en verduldige beredenering aan wat hem al aan impulsieve warmte tekort schoot. Geen van beiden echter kon het met zulke wisselvallige middelen ver brengen, en zo gebeurde het dat wij tot nog toe op geen levendige toneelbeweging mochten bogen.
Maar ook de Hollandse acteurs lieten een onvergetelijke indruk: de Bouwmeesters, de Royaardsen, de Verstraetes hebben mede de geschiedenis van het Vlaamse toneel geschreven. Indringender is in die historische tijden de werking van de Bovenmoerdijkse regisseurs geweest. Een uitgesproken zin voor perfectionisme en hun groter gevoel voor het taalapparaat maakte van hen de aangewezen woordvoerders voor de tekstanalyse, het leiding geven aan het ensemblespel en een afgewerkter totaalbeeld van het spel. Zonder overdrijving kan hier gesteld worden dat de Nederlanders de Vlamingen ingewijd hebben in de regie. Jacobus de Vos, Arie vanden Heuvel, Charles Gilhuys, Ben Royaards, Johan de Meester en de vele anderen hebben het vak van de regisseur op het niveau van het moderne professionalisme gebracht. De Hagenaar Jacobus De Vos (1854-1926) introduceerde de eerste principes van de regie in Antwerpen, Gent en Brussel en in het licht van zijn ervaringen met de Meininger werd Shakespeare onder zijn leiding in Gent door beroepsacteurs voor het eerst voor het voetlicht gebracht. Jacobus de Vos werd daarnaast nog een belangrijk promotor voor de Hollandse toneelschrijfkunst.
Zijn werk werd voortgezet, maar vooral uitgediept door Arie vanden Heuvel (1860-1934), door Teirlinck de ‘beste vertegenwoordiger van Van Nu en Straks op het toneel genoemd, een geboren Rotterdammer die het grootste deel van zijn artistiek vermogen ten dienste van het Vlaamse toneel heeft gesteld. Zowel als regisseur, in welke functie hij een essentiële rol heeft gespeeld als bevrijder uit het verstarde emplooienstelsel en bewerker van de eerste Vlaamse ensembles, als invoerder van het naturalistische repertoire en stimulator van de Nederlandse
Arie Leendert, vanden Heuvel (Rotterdam, 1860 - Gent, 1934).
toneelschrijfkunst (zijn medewerking met Gaston Martens is bekend; hij introduceerde op het Vlaamse beroepstoneel Heijermans, regisseerde in Brussel Teirlincks ‘experimenten’ De
vertraagde Film, Ik dien, De man zonder lijf, enz.). Vanden Heuvel was daarnaast nog ca. dertig jaar een geapprecieerd acteur in het Vlaamse toneel, de vertaler van het grootste internationale repertoire dat in de jaren twintig en dertig bij ons voor het voetlicht kwam en... de promotor van de operettenmanie (met o.m.
De lustige Boer, 't lustig Weeuwtje (!) die onze schouwburgen gedurende een generatie financieel gezond gehouden hebben.
Hij getuigde in een brief van 5 april 1934, aan Herman van Overbeke: ‘Toen ik hier te Gent kwam, kersversch uit Holland, stond ik beduusd. Ik vond hier niets dan konventie, ouderwetsch gedoe. Een bewijs? Het oordeel van het publiek was, den eersten tijd: “Het is een heel goed akteur, maar hij speelt met zijn “konte” naar 't publiek soms.” Later werd dit anders en begon men de verkeerdheid in te zien van het, tot dien tijd, gehuldigde traditionele komediespelen’.
De naam van Eduard Verkade (1878-1961) blijft voor ons essentieel verbonden met de Hamlet-opvoering die hij reeds in 1923 te Brussel bracht. Verkade had de gewoonte zijn regies steeds toe te lichten in lezingen. In januari 1924 deed hij dat nog