Ons Erfdeel. Jaargang 25
(1982)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdBeeldende kunstDe lokroep van het materiaal. Beelden van Theo Coenen.Theo Coenen groeide op als zoon van een tuinman. Hij volgde in Eindhoven de Lagere technische school en daarna een B-metelopleiding om voorwerker te kunnen worden in de metaalsector. In 1960 ging hij met vijftien jaar ‘het metaal in’.
Tien jaar lang werkte hij bij een kleine smid in Acht tot tevredenheid van de boeren voor wie hij de landbouwmachines repareerde en de paarden besloeg. De eigen tevredenheid legde het echter af tegenover die van zijn opdrachtgevers: een creatieve onrust maakte zich van hem meester. Herstellen was hem niet langer genoeg; het materiaal boeide hem meer dan hij in het utilitaire gebruik ervan kon verwerkelijken. De schilder Henk van Rooij hielp hem zijn weg te vinden door hem te begeleiden bij het maken van een reliëf en hem daarna te blijven stimuleren. Theo Coenen kreeg pas zijn gemoedsrust terug toen hij zijn baan en sociale zekerheid prijsgaf. Met knipschaar en lasapparaat trekt hij zich toen terug. Hij wil maar één ding: zijn ideeën opleggen aan het staal, het zó snijden en lassen dat er vormen groeien die in niemands dienst staan. Het vier meter lange stalen HoekenGa naar eindnoot(1), dat in 1981 geexposeerd wordt in het Amstelpark te Amsterdam doet denken aan Mare di Suvero's K-Piece uit 1972Ga naar eindnoot(2) dat zich te Otterlo in het Rijksmuseum Kröller-Müller bevindt. Beide werken bestaan uit ijzeren of stalen balken die hun evenwicht vinden doordat drie ervan op de aarde rusten. De diagonaal overheerst beide beelden. Bij Di Suvero rijzen drie balken omhoog, bij Theo Coenen maar één. De kunstenaars gebruiken hun materiaal strikt eerlijk en vragen de aandacht voor het samenvoegen van de balken en de wijze waarop ze
Theo Coenen: ‘Stapeling V’.
dat gedaan hebben. Wel zijn vorm en technische verfijning bij Di Suvero superieur aan het werk van de Eindhovense vakman-autodidact, dat daarbij vergeleken een vanzelfsprekende eenvoud bezit.
Dit natuurtalent krijgt de raad zich alsnog te gaan scholen op een heuse academie. Hij trekt met zijn werk naar Den Bosch en legt het voor aan David van de Kop. Deze vraagt zich verbaasd af wat hij hem zou moeten bijbrengen en wijst hem terug naar zijn eigen vakmanschap en creativiteit. Dit schijnbaar overbodige intermezzo versterkt zijn zelfvertrouwen.
Toen Theo Coenen nog geen entree gemaakt had in de Nederlandse beeldhouwkunst was hij al verbonden met de praktijk daarvan door zijn verknochtheid aan het staal als materiaal. Hij ging graag kijken bij een groothandel waar de platen staal, in allerlei diktes gesorteerd, in de rekken stonden. Hij genoot ervan als de platen gestapeld en versjouwd werden, als de dikke zich onbuigzaam betoonden en de dunne glanzend doorbogen. De groothandel was voor hem een museum - het eerste dat hij bezocht - waar hij een primair en actief contact onderhield met het materiaal. In zijn atelier kan hij het staal liefkozend wrijven als gold het gepolijst marmer; het lokt en roept hem. Het zien van de kleur maakt hem al gelukkig. Hij wil niets liever dan die roep beantwoorden.
In 1982 kan hij eindelijk twee | |||||||||||||
[pagina 601]
| |||||||||||||
modellen op wat grotere schaal laten uitvoeren voor ‘Middelheim '82’, een tentoonstelling in het Middelheimpark te Antwerpen; de afmetingen blijven bescheiden: de stapelingen zijn een meter hoog, breed en diep en wegen ieder achtduizend kilo. Dit reusachtige gewicht vergeleken bij de geringe omvang maakt de bedoeling van Theo Coenen duidelijk: de kijker moet vóór alles de indruk krijgen van massiviteit, van onverplaatsbare zwaarte, van verpletterende echtheid.
Bij Stapeling IIGa naar eindnoot(3) spreekt op de eerste plaats het geloof in het materiaal. Het materiaal is op weg zelf onderwerp van de beeldhouwkunst te worden. Bij dit beeld is de vorm zeer doordacht: de rechter beeldhelft biedt het negatief van de linker en omgekeerd, terwijl bovendien de basis rechts zijn gedachtelijke aanvulling krijgt van de top links. Aan de presentatie ligt een chiasme ten grondslag. Met de elementen van Stapelng II ontwerpt de beeldhouwer ook een andere opbouw; uit deze dubbele mogelijkheid blijkt hoe doordacht het concept dat eraan ten grondslag ligt, is.
Ook Stapeling VGa naar eindnoot(4) is uit stalen elementen opgebouwd die elkaar aanvullen en waarvan twee verschillende beelden kunnen worden gevormd: een open en een gesloten versie. (De foto geeft de laatste.) De trap leidt naar een platvorm dat zelf onderdeel is van een solide bouwwerk. Doordat het materiaal overal even dik is en de grondvorm systematisch herhaald wordt, bieden de stapelingen rust aan het oog. Steeds weer houden de werken van Theo Coenen zich bezig met architectonische begrippen als rusten, dragen, elkaars complement zijn. Met de herhaling van het grondelement. Met het zoeken van een uitgebalanceerd evenwicht. Hij is niet de enige die een hecht samengaan zoekt van materiaal en architectonische vorm; alleen al in Noord-Brabant
Theo Coenen: ‘Stapeling II’, staal, 20 × 40 × 20 cm.
kan dit ook gezegd worden van Arie Berkulin en Jan Goossen. Wat het werk van Theo Coenen onderscheidt van het hunne is - althans in de stapelingen - een affiniteit met sommige archaïsche culturen. Terrasvormige burchten of tempels van de Inca's als Machu Picchu in de Midden-Andes, van de Maya's als Palenque of Uxmal en van de Tolteken, ze zouden Theo Coenen voor de geest gezweefd kunnen hebben als hij via boeken of reizen omgang had gehad met dit oude cultuurgoed. Wel kent en bewondert hij de Egyptische piramiden. De terrasvormige stapeling als architectonisch basisgegeven gaat in het werk van Theo Coenen samen met een verbondenheid met oude culturen. Wat hij daarvan verbeeldt doet hem in de twintigste eeuw thuishoren: trappen, die zoals hij zelf zegt, nergens naar toe gaan. De opgang naar een tempel waaruit de godheid is verdwenen.
José Boyens. | |||||||||||||
Biografische gegevens:
| |||||||||||||
Beelden in (semi)-openbaar bezit:
| |||||||||||||
[pagina 602]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
Tentoonstellingen:
|
|