Ons Erfdeel. Jaargang 25
(1982)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdVlaamse BewegingTaal en sociale integratie, delen 3, 4 en 5Ga naar eindnoot(1).Een wellicht zeer wetenschappelijke titel, die wel weinig aanspreekt voor een reeks boeken, die men beter de meer vulgariserende titel ‘Het wetenschappelijke dossier Brussel’, of nog beter ‘Brussel, wetenschappelijk doorgelicht’ zou geven.
Met de publikatie van drie nieuwe delen van de reeks ‘Taal en Sociale Integratie’, - deel 1 en 2 werden eerder reeds in dit tijdschrift besprokenGa naar eindnoot(2) -, heeft de Vlaamse Universiteit van Brussel onbetwistbaar haar benaming ‘Vlaams’ en ‘Brussels’ alle eer aangedaan: aan de reeks ‘Taal en Sociale Integratie’ kan niet meer worden voorbijgegaan door al wie van ver of van nabij iets met het probleem Brussel te maken heeft. De eer gaat dan meer in het bijzonder naar het ‘Centrum voor Interdisciplinair Onderzoek naar de Brusselse Taaltoestanden van de V.U.B.’, dat geleid wordt door prof. Els Witte. De opzet van het Centrum is duidelijk: het dossier Brussel waarover zo vaak in goedkope slogantaal wordt gesproken, wetenschappelijk te benaderen. Men wil ‘valabele en meetbare gegevens verzamelen over de wijzen waarop verschillende taalsystemen gehanteerd worden in Brussel vanaf de 18de eeuw tot heden’, zoals prof. Witte zelf schreef in de inleiding bij deel 1 van de reeks. Om deze opzet waar te maken was een vergaande interdisciplinaire aanpak noodzakelijk: taalkunde, sociologie, demografie, geografie, politiek, recht, communicatie en we vergeten wellicht nog een aantal wetenschappen komen er aan te pas. En dat maakt de publikaties van het Centrum wellicht wat onoverzichtelijk, maar die onoverzichtelijkheid is dan ook niet meteen de prioritaire zorg. Het totaal pakket telt, niet één of andere bijdrage op zichzelf. Met prof. Witte kunnen we enkel betreuren dat het Centrum voor het uitwerken van dit toch wel erg actuele onderzoeksproject niet bepaald veel middelen krijgt: één vorser van het Fonds voor Kollektief Fundamenteel Onderzoek. De financiële middelen zijn ook niet bepaald ruim. Misschien ligt wat meer bewegingsvrijheid in een verder doorgedreven samenwerking met de andere Vlaamse universiteiten (en eventueel met Franstalige Universiteiten, waarom niet?). Bovendien zou de Vlaamse Gemeenschap hier met concrete daden kunnen bewijzen dat haar liefdesverklaringen aan het adres van Brussel meer zijn dan alleen maar woorden, bijv. door concrete materiële tegemoetkomingen.
Die multidisciplinaire aanpak komt in de nieuw gepubliceerde delen sterk tot uiting, zoals ook de beginnende samenwerking met andere universiteiten en zelfs met mensen van buiten de universiteiten. In deel 3 en 4 worden de verhandelingen gepubliceerd van het colloquium ‘Onderzoek naar de Brusselse Taaltoestanden’ dat eind maart 1981 werd georganiseerd door het Centrum zelf en waarvoor ook buitenlandse belangstelling bestond. Daarvan vinden we trouwens in deel 3 de neerslag in twee Engelstalige bijdragen van respectievelijk W.F. Mackey (Urban language contact: common issues in Brussels and abroad) en van J.L. Obler (Group rights and the linguistic dispute in Brussels). Verder zijn in deel 3 bijdragen te vinden over demografische en ruimtelijke aspecten van het probleem Brussel, o.m. van Dany Wygaerts (V.U.B.) over de Sociale demografie van Brussel en van G.L. De Brabander (U.F.S.I.A.) over de Economische geografie van Brussel. Op het meer politieke en juridische vlak is er o.m. een bijdrage van de Antwerpse hoogleraar Jan Gijssels over de Toepassing van de taalwetgeving en de persoonsgebonden aangelegenheden, een | |
[pagina 459]
| |
zeer verhelderend en overzichtelijk stuk, terwijl Luk Holvoet van de K.U.L een geactualiseerde bijdrage brengt over het Politiek beeld in het kiesarrondissement Brussel tussen 1964 en 1979. We willen tenslotte beslist de aandacht vragen voor de korte maar originele bijdrage van journalist Guido Fonteyn over het Verschijnsel FDF. Deel 4 behandelt dan meer taalsociologische en meer socio-linguistische aspecten van het probleem Brussel. Zo is er in dit deel een bijdrage van A. Langenakens en P. van Craen over de noodzaak van een efficiënt tweetalig onderwijs voor immigrantenkinderen in Nederlandstalige basisscholen in Brussel, terwijl een drietal auteurs samen het Identiteitsgevoel van de Vlamingen in Brussel proberen te ontleden. Uit het deel 4 citeren we nog de historische bijdrage van A. de Jonghe over Brussel in de Duitse Flamenpolitiek, een bijdrage die iemand als Flor Grammens wel wat wenkbrauwengefrons zal bezorgen. Het vijfde deel tenslotte is het doctoraal proefschrift van F. Louckx over Vlamingen tussen Vlaanderen en Wallonië, een zeer grondige studie over de verfransing van de Nederlandstaligen in Brussel. Vijf boekdelen dus nu al, met soms voor niet-sociologen of gewone belangstellenden bijzonder moeilijke lectuur, - echt excuus, maar waarom moeten sociologie en andere menswetenschappen toch zo'n ondoorgrondelijk jargon hanteren? -, maar alles bij mekaar toch ruim 2.000 bladzijden documentatie, waaraan zoals reeds gezegd niet meer voorbij kan worden gegaan. Zeer uiteenlopende documentatie: de verhuisbewegingen in Anderlecht in 1978, naast de rekrutering van de Brusselse bevolking volgens de telling van het jaar XI of een journalistiek-wetenschappelijke benadering van het verschijnsel FDF... en nog veel meer. Een weinig overzichtelijk geheel dus, maar dat is wellicht eerder het resultaat van het erg uiteenlopende aanbod, benaderd vanuit zeer uiteenlopende, meestal willekeurige hoeken, dan wel het gevolg van een strak gepland opzet. Deze opmerking is beslist niet te beschouwen als afbrekende kritiek. Wel integendeel, maar nu prof. Witte zelf aankondigde dat men werk wil maken van een voorlopige synthese van de tot nu toe verkregen onderzoeksresultaten, is de vrees voor enige overhaasting niet ongegrond. Niet alleen zijn er nog heel wat hiaten, maar bovendien bestaat de vrees dat op basis van sommige niet al te uitgediepte onderzoekingen, zij het dan ook maar voorlopige conclusies zouden worden getrokken. Dit is wellicht geen wetenschappelijk voorbehoud dat we hier maken, maar wie het probleem Brussel aanpakt en daarbij de actualiteit niet uit de weg gaat - waarvoor we alleen maar dankbaar kunnen zijn -, moet ook weten dat hij of zij een politiek geladen dossier in handen heeft, waarbij dan weer wetenschappelijke normen niet altijd de eerste zorg (kunnen) zijn. Met dit voorbehoud voor ogen, kunnen we al alleen maar uitkijken naar ‘Taal en Sociale Integratie’, deel 6 en volgende.
Marc Platel. |
|