Onderwijs van het Nederlands aan buitenlanders
Prof. Dr. Frans van Passel
o1926 te Betekom.
Gewoon hoogleraar aan de Koninklijke Militaire School te Brussel.
Auteur van een reeks studies over het vreemde-talenonderwijs die in het Duits, Frans, Italiaans en Spaans zijn vertaald, en van een reeks handboeken voor onderwijs van het Nederlands. Belgisch voorzitter Subcommissie Neerlandistiek.
Adres: Antwerpsesteenweg 12, B-2800 Mechelen.
In augustus 1981 heeft aan de Rijksuniversiteit te Gent de tiende zomercursus voor Nederlandse taal en cultuur plaatsgehad. Zowat 75 deelnemers uit de Latijns-Europese landen hebben het totaal van jongeren, die de cursus in de afgelopen jaren volgden, op 500 gebracht. Het gaat hoofdzakelijk om Fransen uit de omgeving van Rijsel (ong. 40) of uit Parijs (100) met kleinere groepen uit Metz (13), Straatsburg (12), Grenoble (7), Tours en Besançon. Aanvankelijk was de cursus in Gent trouwens opgezet om Franse leraren in het Nederlands te scholen voor ze met een cursus zouden starten.
In de loop der jaren is de druk uit Italië, Spanje en Portugal zo groot geworden, dat de universiteiten van Barcelona (28), Madrid (22), Lissabon (40), Porto (40), Pavia (25), Padua (22), Bologna (13), Triëst (25), Perugia (40), Rome-Napels (18), Cagliari (5) een ruim aandeel in de cursus hebben verworven. Bovendien werd het geheel pedagogisch gekruid met enkele buitenbeentjes: een Koreaan, een Peruviaan, een Chinees, enkele Polen en dit jaar voor de eerste keer met een paar Canadezen.
Hier dient duidelijk te worden gesteld, dat de cursus in Gent bij voorkeur is gericht op de landen van Zuid-Europa, omdat er een afspraak bestaat met het Limburgs Universitair Centrum in Hasselt, dat per jaar colleges voor meer dan 100 deelnemers uit Centraal en Oost-Europa verzorgt, met een uitschieter naar Engeland. De cursus in Hasselt was dit jaar aan zijn elfde uitgave toe. In Noord-Nederland liep in de zomer voor de 26ste keer een gelijkaardige cursus (Breukelen bij Utrecht), die in zijn eerste jaartjes vooral Franstalige Belgen op bevorderingsexamens hielp voorbereiden.
Het is belangrijk vooraf te stellen, dat de zomercursussen in Vlaanderen geen onafhankelijk verschijnsel zijn: ze vormen een onderdeel van de nu snel groeiende eigen buitenlandse cultuurpolitiek van de Vlaamse gemeenschap. Samen met Nederland verleent het bestuur van de Internationale Culturele Betrekkingen een belangrijke logistieke steun aan de 130 lectoraten Nederlands aan de buitenlandse universiteiten (advies voor aanstellingen, boekenschenkingen, leermateriaal, studiebeurzen, enz.). Uit de samenwerking is ook het Certificaat Nederlands ontstaan, dat tot doel heeft eenheid in de doelstellingen van het onderwijs tot stand te brengen, een algemeen geldend controlemiddel aan de hand te doen en de studenten te motiveren door een scherpere taakomschrijving binnen hun cursussen.
Een vraag, waarmee vele Vlamingen die op één of andere manier met de zomercursussen te maken hebben en die hen steeds weer bezighoudt, is de reden waarom Italianen, Spanjaarden, enz. eigenlijk een taal als het Nederlands willen leren. Zo vaak werd die vraag al aan de deelnemers gesteld, dat in 1980 een soort van spotliedje ontstond met het refrein ‘Waar kom je vandaan? Waarom leer je Nederlands?’ Het is misschien niet overbodig daarover enige informatie te verstrekken.
De grootste groep zijn de kandidaat-filologen, die aan hun respectieve universiteiten Engels of Duits als hoofdvak kiezen. In de laatste twee jaar wordt als keuzevak een andere Germaanse taal aangeboden, zoals dat ook bij ons voor de Germanisten het geval is. Studenten in Zuid-Europa verkiezen dan vaak het Nederlands boven het Deens, Noors of Zweeds, omdat ze mentaal veel dichter bij de Vlamingen of de Nederlanders staan - mede door hun culturele ontwikkelingsgang - dan bij de mensen uit het hoge noorden.
Een tweede, minder omvangrijke groep is die van kandidaat-tolken, die een baan