Film
Brugge, die stille...
Brugge, die stille... is een nieuwe Vlaamse film, naar het werk van de Franstalige Vlaming Georges Rodenbach (Bruges-la-Morte, 1892). De cineast heet Roland Verhavert, een van de pioniers van de Vlaamse film. In 1955 realiseerde hij samen met Ivo Michiels en Rik Kuypers Meeuwen sterven in de haven. Daarop volgden Het afscheid (1966, naar de roman van Ivo Michiels), Rolande met de bles (1972, naar Herman Teirlinck), De Loteling (1973, naar Hendrik Conscience), en Pallieter (1975, naar Felix Timmermans). In 1976 realiseerde hij ook nog de uitzonderlijk dure en daarom omstreden t.v.-serie Rubens (vijf niet te pruimen afleveringen). Na 1976 bleef het op het gebied van eigen realisaties even stil rond Verhavert. Hij maakte zich wel echt verdienstelijk als producent van werk van jongere cineasten als o.m. Wilfried Henderickx (Verbrande brug), Robbe de Hert (De Witte) en Patrick Le Bon (Hellegat).
Verhavert kan echter blijkbaar het filmen niet laten. Daarenboven wil hij als docent van het R.I.T.C.S. (een Nederlandstalige Brusselse filmschool) zijn studenten ook wel eens bewijzen dat hij de theorie in de praktijk om weet te zetten.
Het resultaat is een mislukte verfilming van een vrij middelmatig literair werk. Georges Rodenbachs roman levert in de eerste plaats een vandaag achterhaald sfeervol beeld op van het Brugge op het einde van de 19de eeuw, waarin zich het romantische drama afspeelt van een rijke Brugse burger die na de dood van zijn vrouw Blanche in de balletdanseres Jeanne op basis van haar fysieke gelijkenis zijn diep betreurde echtgenote poogt terug te vinden.
In hoogdravende taal heeft de cineast geprobeerd niet alleen de keuze van zijn onderwerp (‘een gevoelskwestie’) maar ook het uiteindelijke resultaat te motiveren. Verhavert spreekt dan over zijn voorliefde voor de fin de siècle-sfeer, de filosofische en symbolische kant van zijn film (‘het verleden botst met de toekomst’), de intrigante, verleidelijke en dwingende aanwezigheid van Brugge (‘een decor dat meespeelt’), over een melodrama in de letterlijke betekenis van het woord, enz. Deze verkapte apologie kan niet verhinderen dat Brugge, die stille... kan doorgaan als een schoolvoorbeeld van de vroege Vlaamse film, die zijn commercieel succes zocht in de verfilming van bekend literair werk en vooral getuigde van picturale bekommernissen.
Niet in staat een psychologisch diepgaand dramatisch verhaal te vertellen, zocht de cineast steun bij de pittoreske schoonheid van toeristisch bekende Brugse hoekjes, mooi in beeld gebracht door cameraman Walther van den Ende en muziek van Claude Debussy, die vaak opdringerig op de voorgrond treedt.
Het hoofdpersonage Hugues (een pathetisch voor zich uitstarende Idwig Stephane) legt in het verlaten Brugge van Verhavert-Rodenbach heel wat afstanden af, hij loopt haastig heen en weer over fotogenieke pleintjes en bruggetjes, over gekasseide straatjes en langs de overbekende reien. Wie daaraan genoeg heeft, kan zijn filmhart ophalen. In dit kader speelt zich dan het drama af van Hugues die zich aan het slot vergrijpt aan Jeanne (Eve Lyne), omdat zij zijn droom niet waar kan maken.
Het is pijnlijk om vast te stellen dat op een ogenblik dat de Vlaamse film zich moeizaam onttrekt aan de vroegere trend om literair werk te verfilmen (alle films van Verhavert), deze nestor van de Vlaamse film koppig het literaire filmpad blijft bewandelen, niet beseffend dat op die manier wel een zekere belangstelling van de selectiecommissie en van een min of meer belezen publiek wordt gewekt, maar dat daarmee de Vlaamse film geen stap vooruit komt.
Dat betekent daarom niet dat een filmscenario op basis van een roman niet kan en niet mag. Voorwaarde is echter dat de cineast in staat is de door hem gekozen roman op een boeiende manier in filmtaal om te zetten.
Wat de keuze betreft, ze dient minder een kwestie te zijn van voorliefde voor een of andere roman, of kans op commercieel succes bij het lezend publiek, maar dient eerder gebaseerd te zijn op het antwoord op de vraag of het werk de kijker nog iets te vertellen heeft. Op dat laatste punt zat Verhavert van bij de start verkeerd: Bruges-la-Morte boeit in feite alleen nog de weemoedige Brugse Franstalige bourgeoisie, die op sterven na dood is.
Alle films van Verhavert zijn technisch vakkundig verzorgd maar sneuvelen meestal op het vlak van de acteursregie. De cineast weet zijn meestal folkloristisch uitgedoste vertolkers niet tot ongedwongen prestaties te inspireren en beseft vooral niet dat hij ze dialogen in de mond legt die niet uit te spreken zijn. Nog meer dan in zijn vorige films komt dat tot uiting in Brugge, die stille... Hoewel de cineast geprobeerd heeft de valkuil van de Nederlandstalige filmdialoog te ontwijken en die tot een minimum beperkte, valt het kunstmatig archaïsch karakter ervan (‘Ik wil dit kleed gedragen zien’, ‘Waarom spreekt gij zo?’, ‘Om hoe laat’, enz.) des te meer op. Daarenboven heeft de opdracht die de regisseur de vertolkers gaf, nl. ‘het uitdrukken van subtiele gemoedstoestanden bij middel van sobere en verfijnde bewegingen en mimiek’ tot gevolg dat in deze film enkele prachtig gekostumeerde marionetten tegenover elkaar komen te staan, waarbij de filmkijker op het gebied van psychologische dramatiek in het ongewisse wordt gelaten. Tenzij hij natuurlijk Rodenbachs roman kent en de leemten