Publikaties
J.B.C. Verlooy, vooruitstrevend jurist en politicus uit de 18de eeuw (1746-1797).
Sinds K. Angermille in 1912 op grond van de Verhandeling op d'Onacht der moederlycke Tael in de Nederlanden Verlooy als ‘de eerste flamingant’ bestempelde, heeft de figuur van de Brabantse advocaat de Vlaams-gezinden en de historiografen van de Vlaamse Beweging geboeid. Tal van auteurs hebben - overigens vrij eenzijdige - beschouwingen aan hem gewijd; historiografisch van groter waarde waren de onderzoekingen die A. Boni, A. Jacob, J. Smeyers, Y. vanden Berghe aan hem hebben gewijd. In het levensverhaal van Verlooy intrigeert vooral de samenhang van het hartstochtelijk pleiten voor het gebruik van de moedertaal met de ideeën van de Franse Revolutie. In het flamingantisch denkschema blijft hij hardnekkig doorgaan als een apostaat.
Was hij inderdaad een afvallige? Dat blijkt dan toch niet uit de zopas verschenen biografie van de hand van Jan van den Broeck, verwonderlijk genoeg de eerste werkelijk grondige studie die aan Verlooy werd gewijd.
Jan Baptist Crysostomus Verlooy was afkomstig uit een familie van dorpsnotabelen uit Houtvenne/Oosterwijk. Onder invloed van familietradities studeerde hij te Leuven waar hij in 1774 een licentie behaalde in Romeins en canoniek recht. Dat jaar nog werd hij te Brussel advocaat bij de Raad van Brabant en stagiair bij de vermaarde Philippe Guillaume Malfait, een man van de ‘nieuwe gedachte’. Het debuut bij de balie blijkt de professioneel ambitieuze en veelzijdig geïnteresseerde Kempenaar niet al te zwaar gevallen. In 1781 reeds verscheen zijn belangrijkste rechtsgeleerde publikatie, een codex van het Brabantse wettenrecht: die Codex Brabanticus benadert dichter dan welk ander werk ook in de Zuidelijke Nederlanden van vóór 1789 de moderne opvatting van het wetboek.
Geïnteresseerd bekeek Verlooy de gerechtelijke hervorming die Jozef II wilde doorvoeren. Als democraat koos hij in die bewogen weken van april-mei 1787, ofschoon in zijn hart een voorstander van de voorgestelde hervormingen, de zijde van degenen die zich gekrenkt voelden door de psychologisch en politiek foute aanpak van Jozef II. Dit is een keerpunt: na een beloftevol begonnen juristenloopbaan belandt hij in een wereld van politieke strijd en revolutionair geweld.
Vanaf 1788 behoort hij met Vonck tot de oppositie. Dat jaar verscheen ook zijn bekende Verhandeling op d'Onacht, een protest tegen ergerlijke toestanden, waarbij de kritiek zich zowel richt tegen de Oostenrijkse gezagdragers als tegen de eigen standenvertegenwoordiging, de Staten. De taalproblematiek is volgens hem niet te scheiden van de ruimere culturele en sociaal-economische aangelegenheden. Verlooys democratische nationale gezindheid maakt wezenlijk deel uit van de toenmalige progressieve denkwereld. Van den Broeck noemt Verlooys Grootnederlandse gerichte nationale gezindheid ‘volksnationalisme’, niet gericht op het verwezenlijken van een politieke of territoriale ordening, maar op zorg voor eigen taal en cultuur. Taal is voor hem het middel om de nieuwe gedachte te verspreiden.
In 1788 was Verlooy, met Vonck en andere tegenstanders van het Ancien Régime, de grondlegger van de geheime groepering ‘Pro Aris et Focis’ en auteur van pamfletten, in het Frans en in het Nederlands. Maar wanneer einde 1789 de Brabantse Omwenteling slaagt, blijken de vooruitstrevenden tegenover de Statisten een machteloze minderheid. Opnieuw worden zij tot clandestiniteit, later zelfs tot