Ons Erfdeel. Jaargang 25
(1982)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
geschool. Hoofddoel van de drie dagen was het eerste Frans-Vlaamse manifest op te stellen. Daartoe waren ook alle Frans-Vlaamse verenigingen uitgenodigd. In zijn openingstoespraak lichtte voorzitter Régis De Mol het project toe. Het manifest moest een handvest zijn waarin én voor de publieke opinie én voor de verantwoordelijke instanties zowel op nationaal als op regionaal niveau de eisen en de rechten van het Vlaamse volk geformuleerd werden. De Mol beklemtoonde dat nu, in een periode van meer tolerantie en goeie wil van overheidswege, het ogenblik was aangebroken om concrete voorstellen te formuleren.
In een zevental commissies ging men zich daarna over de inhoud van dit manifest bezinnen. De commissie onderwijs werd geanimeerd door de aanhangers van het Vlaams en die van het Algemeen Nederlands. Een andere commissie, die van de Nederlandse taal en cultuur in de media, pleitte voor een ruimere plaats van de Nederlandse taal en de Vlaamse cultuur op radio en televisie. De sectie Vlaamse toponymie en architectuur eiste een complete herziening van de bij de bewegwijzering gebruikte namen en drong aan op de creatie van het departement Vlaanderen dat de arrondissementen Rijsel, Doowaai en Duinkerke zou groeperen. De werkgroep economie had het over de vestiging van niet-vervuilende industrieën en wenste meer leidende functies voor de Frans-Vlamingen zelf. Op 19 december 1981 kwam men dan opnieuw bijeen om van gedachten te wisselen over de tekst van het manifest. De erkenning van de Vlaamse identiteit, Nederlands taalonderwijs vanaf het kleuteronderwijs, onderwijs van de regionale geschiedenis, de toegang van de Nederlandse taal en cultuur tot de media... zullen de kernideeen ervan vormen. De definitieve versie van het manifest wordt in 1982 verwacht.
Na een korte periode van stilzwijgen start het Centre d'Etudes Néerlandaises o.l.v. Prof. W. Thys opnieuw met een gevarieerd programma voor 1981-'82. Van november 1981 tot mei 1982 worden 24 studieconferenties belegd met betrekking tot de Nederlandse taal of letterkunde en de geschiedenis, de aardrijkskunde en de beschaving of de kunstgeschiedenis van Vlaanderen en Nederland. Naast een zestal Vlaamse en Nederlandse speelfilms worden ook een aantal documentaires geprogrammeerd. Met dit programma wil Prof. Thys alle Fransen ertoe aansporen om de Nederlanden beter te leren kennen. Hij doet een beroep op medewerking en steun aan het Centre d'Etudes Néerlandaises, aan de afdeling Nederlands van de universiteit van Rijsel III en aan het onderwijs van het Nederlands in het Noorden van Frankrijk. Geïnteresseerden kunnen de programmabrochure en verdere inlichtingen verkrijgen via het Centre d'Etudes Néerlandaises de l'Université de Lille III - Domaine Universitaire Littéraire et Juridique B.P. 149, F-59653 Villeneuve d'Ascq (France). Het tweede deel van de brochure geeft een overzicht van de programma's Nederlands aan de sectie Nederlands van de universiteit van Rijsel III en van de middelbare instellingen in het Noorden waar Nederlands kan gevolgd worden.
Op 4 december 1981 overleed Joris Declercq, pastoor te Haringe. Voor de Frans-Vlamingen was hij geen onbekende. Zo zette hij de Westouterse toneelvereniging ‘De Verbroedering’ - het latere Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen - ertoe aan om met toneelvoorstellingen naar Frans-Vlaanderen te trekken. Hij was ook nauw betrokken bij de oprichting van de Frans-Vlaamse zender Radio Uylenspiegel. Onder het pseudoniem Djoos Utendoale verwierf hij verder als schrijver van volkspoëzie heel wat bekendheid. In 1979 nog verscheen van hem de bundel Westhoekse poëzie, een hulde aan de ongecompliceerde mens uit de Belgische en Frans-Vlaamse Westhoek. | |
Publikaties:In 1978 schreef de Frans-Vlaming Jean-Paul Sepieter Vlaemsch leeren, een boek dat de Frans-Vlaming een autodidactische methode aan de hand wou doen om de Vlaamse volkstaal uit de Frans-Vlaamse Westhoek aan te leren. Deze publikatie zorgde voor heel wat controverse. Sepieter werd door sommigen als bestrijder van de Algemeen Nederlandse omgangstaal beschouwd.
Voor bepaalde personen zal het derhalve wellicht een verrassing zijn dat van dezelfde auteur onlangs La musique du peuple flamand - De muziek van het Vlaamse volk is verschenen. En toch, het gaat hier wel degelijk om een uitgebalanceerd tweetalig boek, waarvan beslist mag onderstreept worden dat hier duidelijk voor het Algemeen Nederlands en niet voor het Vlaamse dialect werd gekozen. De muziek heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de bewustwording van een volk. Dit geldt ook voor het Vlaamse volk in Frans-Vlaanderen. Het boek van Sepieter is een strijdbaar werk dat ertoe dient - in zoverre dat nog niet is gebeurd - de Vlaamse eigenheid te ontdekken via de Vlaamse volksmuziek. In Frans-Vlaanderen is de herleving van de traditionele volksmuziek omstreeks 1974 op gang gekomen, een tijdje later dan in Belgisch-Vlaanderen dus. Als verschijnsel was het zo overrompelend dat de auteur het beschouwt als één van de | |
[pagina 142]
| |
origineelste socio-culturele gebeurtenissen in Frans-Vlaanderen van de 20ste eeuw. De hedendaagse Vlaamse volksmuziek is geënt op de realiteit en vooral op de eigentijdse autochtone problemen. Sepieter spitst zich vooral toe op de realiteit achter de Frans-Vlaamse volksmuziek, maar zoekt ook aanknopingspunten met de Vlaamse volksmuziek. De auteur plaatst de volksmuziek in haar cultureel, historisch, sociologisch, politiek kader en biedt daarnaast een nauwkeurige studie van een aantal melodieën, dansen, traditionele instrumenten en belicht de persoonlijkheid van diegenen die aan de herleving van de Vlaamse volksmuziek meewerkten of nog steeds meewerken. Jean-Paul Sepieter, La musique du peuple flamand - De muziek van het Vlaamse volk, Westhoek-Editions, Dunkerque, 1981, 157 blz. Naar aanleiding van de expositie Frans-Vlaanderen in beeld (12 oktober - 8 november 1981) in de tentoonstellingszaal van de Kredietbank op de Brusselse Grote Markt, wijdt Michel Bailly onder de titel Déboires du picard et du flamand dans le nord de la France in het dagblad Le Soir van 27 november 1981 een aantal beschouwingen aan de Vlaamse volkstaal in Frans-Vlaanderen. Wat de auteur klaarblijkelijk minder heeft verteerd, is dat de tentoonstelling het werk was van wat hij een aantal behaagzieke en chauvinistische Nederlandstalige Belgen noemt die de herleving van het ‘Vlaams’ in Frans-Vlaanderen met opzet in de hoofdstad in het licht wilden zetten. Met hetzelfde gevoel van wrevel constateert hij dat er vanuit Belgisch-Vlaanderen heel wat taalkundige interesse is voor Frans-Vlaanderen. Bij wijze van therapie ten aanzien van de eigen wrange gemoedstoestand maakt hij deze taalkundige toestand aardig verdacht.
Luc Verhaeghe. |
|