| |
| |
| |
Het klompje dat op het water dreef...
Over Maarten 't Hart als bestseller-fenomeen
Aldert Walrecht
o1931 te Chaam.
Stafdocent aan de Bibliotheek- en Documentatie-academie te Tilburg.
Auteur van studieboeken op het gebied van Frans en Nederlands.
Adres: Hendrik Casimirstraat 26, NL-5616 BK Eindhoven.
Het is over het algemeen miserabel gesteld met de kennis die de lezer heeft van de eigentijdse literatuur. Men behoeft maar een kleine steekproef te nemen om in die overtuiging gesterkt te worden. Kester Freriks (Hölderlins toren)? Nooit van gehoord. Hans Faverey... O, is dat een dichter? Oscar de Wit? Wie is dát nu weer... En met Vlamingen zoals Eddy van Vliet of C.C. Krijgelmans behoef je helemaal niet aan te komen, want dergelijke auteurs liggen even ver buiten het gezichtsveld van de ‘eigentijdse lezer’ als een sonatine buiten de gehoorsafstand van een kwartel ligt. (Met excuses aan de kwartel.)
Ieder jaar doe ik zo'n kleine proef aan het begin van het studiejaar, met aankomende studenten die het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs, zoals ze dat in Nederland noemen, achter de rug hebben: eigentijdse jongeren dus, die midden in het leven staan en heel wat méér (van wanten) weten dan hun ouders. Maar op het gebied van de eigentijdse literatuur kennen ze maar één auteur die u en ik en alle ouders en grootouders óók al kennen, van radio, televisie, film, om van krant en weekblad nog maar niet te spreken: Maarten 't Hart.
Toch heb ik (voor alle zekerheid) even onderzocht wat de lezer van Ons Erfdeel van deze reeds meer dan tien jaar publicerende auteur afweet - als hij het alleen met de kritieken in dit tijdschrift heeft moeten stellen. En wat blijkt? In de voorbeeldige Bibliografie Ons Erfdeel 1957-1977 van Hilda van Assche en Richard Baeyens trof ik tot mijn grote verwondering slechts éénmaal dit item aan en tot mijn nóg groter verwondering verwees dit naar een artikel van mijzelf (Ons Erfdeel, maart-april 1977), zodat ik met niet geringe trots kan vermelden dat ik, althans voor dit tijdschrift, de Ontdekker van dit ‘Wonderkind van de Nederlandse Literatuur’ ben geweest. Van de grote waarde van zijn werk was ik toen echter nog niet overtuigd, maar tja, ik besprak hem alleen maar in zijn kwaliteit als Criticus van de NRC, een ‘kwaliteit’ die in 1979, in het mei-juni-nummer van Ons Erfdeel, evenmin veel waardering vindt. Eén korte passage die het betreffende artikel van Ruud Kraayeveld aardig samenvat:
‘Hij doet regelmatig bijzonder stellige absolute uitspraken alsof ze voor iedereen gelden. Zijn persoonlijke smaak verheft hij tot norm. De manier waarop hij zijn mening naar voren brengt getuigt weliswaar van groot enthousiasme maar daardoor is hij nog niet geloofwaardig, overtuigend en betrouwbaar. Integendeel...’
Na de totstandkoming van de Bibliografie, die niet verder gaat dan tot en met 1977, komen we Maarten 't Hart ook nog tegen in 1978 en dan gaat het écht over zijn Literaire Werk. Henk Buurman (Ons Erfdeel, 21e jrg., nr. 2) beëindigt daar zijn bespreking onder de titel Ontwikkelingen in het werk van Maarten 't Hart met de mededeling:
‘Dat het behandelde gegeven op zich vrij onbenullig is, mag echter ook wel gezegd worden. Zo'n verhaal (“Laatste zomernacht”; AW) drijft uitsluitend op het talent van de schrijver, niet op wat hij ons te zeggen heeft. Maar dat talent is onmiskenbaar’.
Tja, Henk Buurman zégt het, en in vele andere kritieken krijgen we een nog veel gunstiger oordeel over 't Hart. Daarin is niet alleen zijn talent onmiskenbaar, maar ook wordt daarin gesproken over zijn meesterlijke stijl, zijn onnavolgbare humor, zijn helderheid van gedachtenontwikkeling, enz, enz. Wie daarover wat meer wil lezen, raden we Over Maarten 't Hart aan; beschouwingen en interviews ('s-Gravenhage, Bzztôh, 1981), een bundel van 263 blz. in kleine letter, die praktisch alles wat niet in Ons Erfdeel aan de orde kwam, uitgebreid belicht.
Dit artikel gaat echter - op verzoek van de redactie - over iets anders: Maarten 't Hart als bestseller-fenomeen. Laat ik me tot de feiten bepalen.
| |
| |
| |
‘Dát gaat erin...’
Die literatuur van Maarten 't Hart gaat erin als koek, of - om de woorden van de dorpsschuinsmarcheerder te gebruiken: als een lul in een weduwvrouw... Stop, stop! Nu ga ik te vér!! Ik bedoel: als het Woord-van-God in een ouderling; dát bedoel ik, écht waar. Of nóg beter: ik bedoel het eerste, maar ik zeg dat ik het laatste bedoel, want ik wil netjes voor de dag blijven komen, zoals mij dat van jongs af aan is geleerd. Ik blijf door dik en dun typisch een nette Nederlander. Ik schrijf voor iedereen en ik mag niemand kwetsen. Als ik vrijmoedig over zonde schrijf, mag niemand eraan twijfelen dat ik me zondig voel, het doet er niet toe hoeveel maal ik me herhaal. Dus zeg ik nogmaals: die literatuur van Maarten 't Hart gaat erin als koek of als het Woord-van-God in een ouderling. Ik heb dat andere beeld wel even gebruikt, maar dat was per ongeluk. Zánd erover... Zand... (We bedekken het met de mantel der liefde).
| |
Constanten.
Ongemerkt zijn er reeds enkele begrippen naar voren gekomen die mogelijkerwijs tot het succes van Maarten 't Hart in de Lage Landen hebben bijgedragen: God, Liefde, Zonde en Netheid. Dáár houden Nederlanders van, vooral als God met Dood, Liefde met Jeugd, Zonde met Reinheid en Netheid met Armoede verbonden worden. Voor Maarten zijn die onderwerpen gesneden koek en zijn vaderlandse lezers smullen ervan. ‘Vaderland, koek en amandelen / ik ga in de maneschijn wandelen’. Multatuli zei het reeds en Maarten 't Hart doet het. (Avondwandeling, Laatste zomernacht, De droomkoningin.) En de vele Nederlanders, opgevoed met aangrijpende teksten zoals ‘Wandel maar stillekens achter Hem aan...’, zijn die raad niet vergeten. Zij volgen Maarten op de voet - stillekens - en dat volgen kost geen enkele moeite, want Maarten heeft alles, maar dan ook álles, zó netjes op een rijtje gezet dat de lezer praktisch niets meer zélf behoeft te doen, behalve te genieten, met volle teugen.
(‘O, die onvergelijkelijke - -lijkelijke - geur; als ik hem in mij opneem door diep in te ademen - door diep in te ademen! - lijkt het wel of ik nog maar vier jaar oud ben... enz.’).
Zo'n zinnetje, voorkomend op de eerste pagina van Een vlucht regenwulpen, geeft een aardig voorbeeld van het onvergelijkelijke gemak waarmee Maarten 't Hart het de eenvoudige lezer gemakkelijk maakt. Het valt nog mee dat hij niet zegt: door diep door mijn neus in te ademen... Eigenlijk had dat erbij gemoeten, vind ik, - door mijn neus -, want nú wordt het misverstand gewekt dat Maarten met zijn mond of met zijn longen ruikt. Maar misschien ís dat helemaal geen misverstand. Zegt Maarten 't Hart niet - trots - ergens: ‘Nog dagelijks ontvang ik scripties van scholieren waarin de compositie van Een vlucht regenwulpen uiteengerafeld wordt en waarin erop wordt gewezen hoe elk detail in dat boek samenhangt met elk ander detail’ (Bzzlletin 71, december 1979, blz. 56). Die onvergelijkelijke geur die lijkt hangt als detail niet in de lucht: hij hangt volledig samen met het latere detail van de vederlichte moeder, gecombineerd met de repeterende asla. Ik citeer (weer) even:
Vroeg in de morgen trekt ze nog altijd de asla uit de kachel maar ze loopt niet meer met de asla naar de bijkeuken, ze zit voor de kachel en schudt langzaam haar hoofd. Ze kijkt triest en wanhopig op, probeert mijn ogen te ontwijken en toch mijn aandacht te trekken. Ze schuift de asla terug in de kachel, trekt hem opnieuw naar buiten, schokkend en met veel moeite. Ik sta op en neem de asla uit haar handen, leeg hem en breng hem terug. Maar zelfs dat beseft ze niet meer, ze zit daar maar en schuift met de nu lege asla. Ik moet haar opbeuren en op een stoel zetten en ze is vederlicht, lichter dan het lichtste kind. Ik moet
| |
| |
met nadruk zeggen: ‘Moeder, de asla is geleegd’.
Als middelbare scholier die alles recht moet praten wat door Maarten krom gepresenteerd wordt, stuur ik de auteur zijn dagelijks leesvoer in de vorm van mijn scriptie toe en wijs hem erop hoe juist het detail van de ónvergelijkelijke geur is ten opzichte van iets lijkends: die geur lijkt naar niets (eerst), die geur lijkt wél naar iets (daarna). En wáár lijkt die geur dan wél naar? Of ik nog maar vier jaar oud ben. (En als vierjarig kind praat je nu eenmaal nog in en uit, dus...) Ook laat ik Maarten zien hoe fijntjes hij laat zien, dat die ik de geur in zich opneemt: door diep in te ademen. Het is zeer juist om dit detail te vermelden. Stel je voor, dat iemand zou menen dat de ik-figuur op het moment van het in zich opnemen van de onvergelijkelijke geur uit-geademd had. Dan zou die geur helemaal onvergelijkelijk geworden zijn en dan had ik er zelfs met behulp van het detail van het vierjarige kind geen raad meer mee geweten. Maar ik zal Maarten het meest tot beamend knikken brengen als hij mijn grote vondst leest, die hij er zelf al vanaf het begin in heeft verweven, maar die nog niemand zag: het ‘lijke-lijke-lijkt’ van de eerste pagina verwijst onverbiddelijk naar de dood die zo'n belangrijke rol in Een vlucht regenwulpen speelt. Bij het uiteenrafelen van de compositie daarvan zag ik ineens hoe dit doodsmotief van ‘lijke-lijke-lijkt’ nog veel nadrukkelijker terugkeert in de as-as-as-as-as-as van de asla-asla-asla-asla-asla-asla van de kachel-kachel-kachel. As is verbrande turf, is men eerst geneigd te zeggen, maar bij Maarten is het veel meer! Bij Maarten - en ook het vederlichte wijst daar al op - vliegt daar straks een vogeltje uit naar boven, een feniks.
Kortom, Een vlucht regenwulpen is alleen reeds door zijn titel een magistraal werk; dat zag ik pas toen ik bedacht dat één feniks nog maar een kleinigheid was vergeleken bij de hele vlucht van dergelijke fabuleuze wezens die in dit werk in zak en as zitten en daaruit wiekend omhoogstijgen: de vederlichte moeder, lichter dan het lichtste kind (in de couveuse in het Maria-ziekenhuis ligt er eentje van 937 gram); de ouderling die uit het water gehesen wordt (Luctor et emergo); Vestdijk en Nijhoff die uit de dood herrijzen (bien étonnés de se trouver ensemble); iemand die net als Mozes van de berg dondert (en die Maarten heet) enz., enz. Te veel om op te noemen. Een hele asla vol...
En als middelbare scholier, ijverig bezig met mijn scriptie over de ijverige Maarten 't Hart, zie ik nu ook hoe symbolisch het detail van de schuivende-moeder-met-de-lege-asla is, tegen wie de Maarten-ik-figuur met nadruk moet zeggen: ‘Moeder de asla is geleegd’. De moeder is kind(s) geworden en zal straks nóg lichter worden: tot stof en as enz., de eeuwige cirkelgang. Maarten spreekt hier niet alleen (met nadruk) de moeder over aan, maar ook óns, als middelbare-scholier-lezers, en dank zij dit detail zien we Maartens allergrootste verbanden, die volkomen nieuw voor ons zijn. Gelukkig dat Maarten er hier zo nadrukkelijk op wijst, anders hadden we die samenhang zeker gemist. Maarten is de nieuwe Nederlandse Literaire God: er valt geen vogeltje van het dak, er stijgt geen regenwulpje uit de as, zonder Zijn Almachtige Wil. Laat Maarten maar schuiven...
| |
Een klompje.
Uit alle boeken van Maarten 't Hart kunnen zonder moeite dergelijke details gehaald worden ‘ter uiteenrafeling van de compositie’, maar ik wijs speciaal op de rafels die vanaf het begin reeds in Een vlucht regenwulpen voorkomen, omdat dit boek algemeen als hét meesterwerk van 't Hart wordt gezien. Dank zij deze
| |
| |
roman werd Maarten de bestseller-auteur die hij sindsdien gebleven is. Bijna alle Nederlandse critici leverden een positieve bespreking, iedere interviewer van naam gaf hem de gelegenheid - telkens opnieuw - te vertellen over zijn jeugd, zijn geheime verlangens, zijn nijvere-bijtjesmentaliteit enz., enz. In december 1979 verscheen er een aparte aflevering van Bzzlletin, met vele foto's, en in 1981 zelfs een film. Zijn werk werd geprijsd en geprezen, en wie door Een vlucht regenwulpen nog niet overtuigd was van het grote schrijverschap van Maarten 't Hart en daarna toch nog negatieve dingen over zijn werk durfde te schrijven, was - volgens Maarten zelf - ‘iemand die al met tegenzin begint te lezen’. In De bittere toon; over het schrijven van kritieken in het reeds genoemde Bzzlletin-nummer valt Maarten 't Hart dergelijke critici aan en geeft hun de raad om hun leven te beteren en - net als hijzelf - van te voren al! - boeken te kiezen waar ze achter kunnen staan.
Wanneer de besprekers die raad zouden opvolgen, zou dat voor Maarten 't Hart wel prettig zijn: dan kwamen er alleen maar positieve recensies meer! Kassa! Wie zoiets niet op zijn klompen aanvoelt, heeft nog steeds niet begrepen hoe een bestseller-fenomeen werkt. Dank zij Maarten beginnen we er iets van te snappen. Wie in Een vlucht regenwulpen met het begrip kloon in aanraking komt, ziet een definitie daarvan ontstaan die ook gebruikt zou kunnen worden voor het begrip bestseller: een klompje dat zo is (af)gesplitst dat het een getrouwe kopie vormt enz. Dáárnaar is de hoofdpersoon Maarten aan het zoeken in dit boek: naar iets nieuws dat tegelijkertijd hetzelfde is. En zoiets geweldigs spreekt de Nederlander aan. Een klompje... Daar wordt men door ontroerd en daarom zijn de grootste toeristische attracties in Nederland dan ook Klein-Walcheren, Madurodam en De
Efteling: getrouwe kopieën van een bekende wereld, zo verkleind dat alles overzichtelijk wordt. In dat wereldje kan de kijker zich spiegelen, hij vindt er zijn eigen kleine wereldje in terug.
In Een vlucht regenwulpen kan de lezer/ kijker een zelfde spiegeling ondergaan. Maarten 't Hart spiegelt niet alleen van alles vóór, maar hij splitst uit iedere gebruikte spiegel weer een nieuw spiegeltje af. Hij zou zelfs de pispot op de slaapkamer nog als ‘waterspiegel’ of als ‘nachtspiegel’ gebruiken, als hij daarvoor niet te netjes was. Nee, Maarten laat het wonder ‘gewoon’ gebeuren, in combinatie met een theelichtje, kleine vlammen in de kachel enz. De moeder jong en mooi, zich kammend voor de spiegel. Je hoeft dat beeld alleen maar even te laten spiegelen om het ‘assepoester- | |
| |
beeld’ met de repeterende asla te krijgen: de kachel is uit, het theelichtje brandt niet meer, moeder is oud en ziek, ze kan zich niet eens meer kammen.
‘Ik help haar met het kammen van het vroeger zo zwarte maar nu dofgrijze, en als gevolg van de bestralingen, met plukken tegelijk uitvallende haar’.
Een dergelijk goedkoop spiegeleffect (beeld-spiegelbeeld) is in de hele roman in serie aanwezig. Het wijkt in wezen niets af van de verbluffende tegenstellingseffecten die we aantreffen in de boeren- of streekromans waarmee Maarten 't Hart (net als ik) is opgegroeid: arme arbeidersdochter - rijke boerenzoon, jonge boer - oude vader, stadsmeisjes - dorpsjongen, dood - leven, zonde - zuiverheid, enz., enz.
Het begint al met de bekende spiegeltjes: heden - verleden, Maarten - Martha, man - vrouw, dorp - stad, eenvoud - ingewikkeldheid, mooi - lelijk, oprechtheid - hypocrisie, vallen - opstaan. We herkennen het allemaal, vanaf het begin tot en met het einde, vanaf het laagland tot en met het Zwitserse berglandmassief. Vogeltjes vliegen en liggen dood op de grond, gehuwden en ongehuwden ontmoeten elkaar, er is hoofdpijn en een ‘vredig gevoel’ en dan is het boek uit.
Een klompje dat op 't water dreef...
| |
Jeugdliteratuur.
Wanneer je - zoals Maarten en ik - met de boeken van W.G. van der Hulst bent opgegroeid, de boeken die aan de Spiegelserie voorafgingen, dan kost het je weinig moeite een brok in je keel te krijgen als je terugdenkt aan Het klompje dat op 't water dreef, de grote bestseller uit je kinderjaren. Van dat boekje gingen bepaalde suggesties uit waaraan je als kind onmogelijk kon ontkomen. Er dreef een klompje... er dreef een klompje op het water, O, wat erg, wat erg. Ik huilde tranen met tuiten, want net als ieder ander kind dacht ik dat het eigenaardige eigenaartje van dat klompje verdronken was, en het was juist zo'n lief apart jongetje...
Lange tijd is voor mij Het klompje dat op 't water dreef de Grote Literatuur geweest waar ik me mee voedde en ook nu nog denk ik er met vertedering aan terug, bijna met evenveel ontroering als aan de Spiegel-serie, die haar naam ontleende aan een christelijk blad dat op dezelfde manier als de Arbeiderspers het Nederlandse volk het geluk voorspiegelde. Dát was nog eens lézen! Later, veel later, leerde ik dat ik me al die tijd met clichés had gevoed, met klompjes die inderdaad óp het water dreven en die alleen een oppervlakkige ontroering te weeg brachten, die ik - als kind en als jonge volwassene - als het Diepste Wezen van de Literatuur zag. De meeste lezers komen nooit verder dan dit stadium, en de uitgevers weten dat donders goed, de uitgeverij die Maarten 't Hart verkoopt - De Arbeiderspers - misschien wel het best. Voor de serie waarin Een vlucht regenwulpen verschijnt, heeft zij de treffende naam Grote ABC bedacht en voor de tekst achterop het boek maakt ze gebruik van het ABC-van-de-reclame:
‘Eerst nu, zeven jaar nadat het werd geschreven, heeft hij het manuscript uit handen kunnen geven. Het is een beklemmende geschiedenis over een door afkomst en opvoeding van de vroegste jeugd af aan tot isolement gedoemd kind, wiens angsten en dwangneurotische trekken evenwel verzacht werden door een grote opmerkingsgave en een hartstochtelijke aandacht voor de natuur. In de loop der jaren is zijn isolement geworden tot een verschansing waar alleen meisjes doorheen kunnen breken, die enigszins lijken op de jeugdliefde, die Maarten 't Hart keer op keer in romans en verhalen heeft beschreven. De wijze waarop de schrijver het beleven van een jeugd en van deze eerste verliefdheden beschrijft, blijkt steeds sterker aan te slaan bij een groot lezerspubliek, dat in het door 't Hart beschreven jeugdepos van leed en strijd veel van het eigen land van herkomst terugvindt.’
De kritische lezer wijst zo'n tekst direct af; de consument vreet dergelijke ouwe koek met smaak, hij weet niet beter. Hij
| |
| |
is met pulp en blurb grootgebracht. Maar Maarten 't Hart - en dát vind ik zo erg - laat dergelijke prietpraat vol vals sentiment en van het allerminste stilistische allooi gewoon staan tot en met de 24ste druk waarvan ik een exemplaar in het kastje van mijn ‘sinds de dood van mijn vader door omstandigheden buiten haar wil om alleenwonende en tot isolement gedoemde, maar nog steeds kritische moeder’ aantrof. De wijze - komma - waarop mijn moeder het beleven van een jeugd en van deze eerste verliefdheden ervaart - komma - blijkt steeds sterker de leeswijze te vertegenwoordigen van oude dames - komma - die verteerd worden door medelijden met stoethaspels en lulletjes-roze-water. Ik moest mijn moeder dan ook met mijn hand op 't Hart beloven dat ik haar dit jeugdepos van leed en strijd terug zou bezorgen, want één van haar kleinkinderen, mijn nichtje-oomzegster van de aanvallige leeftijd van pakweg 15 jaar, zou er beslist ook hard om kunnen lachen...
Okee, wég ermee. Vanaf nu gaat het naar de kinderkamer - komma - waar het thuishoort - komma - dit beklemmende verhaaltje over een door afkomst en opvoeding van de vroegste jeugd af aan tot isolement gedoemd kind.
| |
Pauvre Martin.
Van de onlangs overleden Georges Brassens bestaat er een chanson dat Pauvre Martin heet en dat zowel op de uitgever Martin Ros van de Arbeiderspers als op Maarten 't Hart van toepassing is. De Martin in dat lied is zo ijverig bezig, zijn hele leven lang, met graven en spitten, met spitten en graven, zo infantiel ijverig, dat het ontroerend wordt, vooral wanneer hij aan het einde van het chanson ook nog zijn eigen graf graaft. Het enige verschil is dat Pauvre Martin van Brassens geen enkele pretentie heeft en in alle poverheid - juist dóór die poverheid - allure krijgt. De pretenties van de Grote ABC-uitgever en de Grote ABC-auteur werpen daarentegen alleen maar Extra Licht op het armoedige grafdelverswerk dat zij tot Literatuur verklaren.
ze menen 't serieus (de producenten),
ze nemen 't serieus (de consumenten),
en daardoor wordt de oudste koek
De Grote ABC-roman Een vlucht regenwulpen bezit het geweldige pro-C-D van de smartlap: om de lezer ervoor te behoeden - ja, behoeden - dat zijn ogen dicht zullen vallen van verveling, brengt de auteur tranen in die ogen aan. Op de goedkope spiegeleffecten werd al voldoende gewezen, maar deze verklaren nog niet het bestseller-fenomeen. Ik denk dat dit vooral het gevolg is van de volledige onderwerping die Maarten 't Hart een tijdlang aanvaardde met betrekking tot de public-relations-wereld, die het grote publiek van de waarheid en de waarachtigheid en de echtheid van zijn Grote Meesterschap wist te overtuigen door ‘in te spelen’ op de ‘kleine lezer’: het gróte lezerspubliek. Arme Maarten, denk je steeds als je z'n uitspraken tijdens interviews en z'n zinsneden in z'n Literaire Werk in je opneemt. Maarten, bezig met het kammen van het vroeger zo zwarte maar nu dofgrijze, en als gevolg van de bestralingen, met plukken tegelijk uitvallende haar. Zoiets kún je toch niet lezen zonder tranen in je ogen te krijgen? Maar wanhoop niet, lieve lezer, alles komt goed, want zegt de ik-schrijver niet aan het einde van het boek:
Wat blijft is het ongelofelijk vredige gevoel dat diep in mijn lichaam onder mijn middenrif begint en zich uitbreidt tot een nooit gekend welbehagen dat niet alleen de hoofdpijn weet te verdrijven en bij voorbaat dromen waarin ik omlaag val verijdelt, maar daarenboven een voorspelling lijkt in te houden van iets dat voor altijd geldig zal blijven?
Zeven jaar heeft Maarten 't Hart de tijd
| |
| |
gehad (het staat uitgebreid op de achterflap) om dergelijke uitbreidingen kritisch te bekijken, maar Maarten is alleen maar uitgebreid doorgegaan met breien, één recht-één averecht, en met het laten vallen van steekjes en plukken haar, als gevolg van bestralingen.
Een ongelofelijk vredig gevoel heeft die jongen, een nooit gekend welbehagen - in Maarten een Welbehagen. Bij voorbaat verijdelt dat ongelófelijk vredige gevoel, dat stómme welbehagen, dat enz. En dat wat voor eeuwig geldig zal blijven is gemakkelijk genoeg te voorspellen: de smartlap van leed en strijd... het epos voor het grote lezerspubliek... de Spiegel-serie... Madurodam... De Efteling...
| |
Opbeuren.
Maarten zegt in het asla-fragment dat hij zijn vederlichte moeder, lichter dan het lichtste kind, moet opbeuren en op een stoel zetten. Hoe meer ik Maarten lees, hoe meer ik het idee krijg, dat hij er beter aan zou doen eens een poging te wagen om de Nederlandse Literatuur op te beuren. Hij heeft immers talent (iedereen zegt het) en in z'n zakbijbeltje van de zondagsschool staat toch dat je je talent niet in een zweetdoek of onder de korenmaat moet verbergen? Welnu dan. Waar wácht Maarten nog op? In ieder geval niet op allerlei critici die hem over het paard beuren en hem op de hogepriestersstoel van de Nederlandse Literatuur zetten, terwijl hij er zelf diep in 't Hart toch wel van overtuigd zal zijn dat hij in de Kinderkamer van de Letterkunde thuishoort. Hij las toch menig auteur die stijl bezit: iets onmiskenbaar eigens dat je pas na veel moeite verovert? Er is voor hem toch geen enkele reden om zich volledig te onderwerpen aan een soort markt-mechanisme? Uit al die interviews blijkt dat Maarten als gepromoveerd bioloog gemakkelijk aan de kost kan komen in zijn betrekking van wetenschappelijk medewerker aan een Universiteit, dus voor de poen behoeft hij dergelijke smartlappen-aan-de-lopende-band niet te produceren. Het wordt tijd dat dit eindelijk eens duidelijk gesteld wordt. Als Maarten 't Hart werkelijk talent heeft - en vele critici twijfelen daar niet aan - dan mag hij dat talent gaan bewijzen. Slappe-verhaaltjes-vertellers hebben we al meer dan genoeg!
| |
Geraadpleegde literatuur:
- | Maarten 't Hart, Een vlucht regenwulpen, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1978. |
- | Bzzlletin 71, december 1979, 's-Gravenhage, Bzztôh. |
- | Over Maarten 't Hart; beschouwingen en interviews, 's-Gravenhage, Bzztôh, 1981. |
- | Maarten 't Hart, De zaterdagvliegers, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1981. |
Eerder in Ons Erfdeel gepubliceerde artikelen waarin Maarten 't Hart ter sprake komt:
- | Ons Erfdeel, 20ste jrg., nr. 2, maart-april 1977: Aldert Walrecht, De prijs van de kwaliteit. |
- | Ons Erfdeel, 21ste jrg., nr. 2, maart-april 1978: Henk Buurman, Ontwikkelingen in het werk van Maarten 't Hart. |
- | Ons Erfdeel, 22ste jrg., nr. 3, mei-juli 1979: Ruud A.J. Kraayeveld, Recensie, essay en portret. |
|
|