macro- en de micro-ritmiek, aan de harmonische dichtheid, de vijf manieren van zingen en spreken (met tussengradaties) en aan het verloop van de tekstbehandeling.
Niet zonder spanning is de ambivalentie tussen zingen en spreken, tussen verstaanbaarheid en niet-semantisch taalgebruik. Maar als geheel leek mij dit vocaal-kwartet (formidabel voorgedragen door leden van de Scola Cantorum Stuttgart) toch te weinig geconcentreerd, te oeverloos, de twintig minuten speelduur hadden tot pakweg de helft kunnen worden teruggebracht. De koren van de Roemeense Adriana Hölszky (Omaggio a Michelangelo) en van de Italiaan Daniele Zanettovich (Genesis) daarentegen waren geheel op maat gesneden, juist zeer geconcentreerd. Maar veel romantischer, ondanks de toepassing van electronica bij Zanettovich.
Trouwens, het is werkelijk een misvatting te denken dat studioapparatuur van een ‘eigentijdse’ instelling getuigt. Wie bijvoorbeeld nauwkeurig observeert wat de experimentele studio van de Columbia Universiteit in de jaren vijftig voortbracht, komt tot de merkwaardige ontdekking dat daar de meest romantische muziek werd geproduceerd die maar denkbaar is!
Hölszky, een groot dramatisch talent, schreef een dubbelkorige compositie voor 16 solostemmen waarbij een tweetal Michelangelosonnetten elkaar overlappen, de vrouwen zingen het ene, de mannen het andere sonnet. Er is een soort van onderhuidse relatie met de Venetiaanse praktijk van de chori spezzati, maar van een citaten-muziek (onderhuids) kan men toch niet spreken.
Zanettovich schreef een compositie voor gemengd kamerkoor, slagwerk en toongenerator, gebaseerd op Premier Jour van Jacques Prévert, een onderdeel van een ballet-opera met nog twee solisten en één recitant.
Onderwerp: de geboorte van de hoofdrolspeelster, omgeven door angstige gevoelens. Een zachte toon neemt in sterkte toe om aan het slot te ontaarden in een ondragelijk geloei. Die penetrante en constante aanwezigheid van de toongenerator werkte niet helemaal. Maar de inbedding van de koorgedeelten vond ik op zijn minst indrukwekkend. Zanettovich heeft gevoel voor verhoudingen en timing.
Gevoel voor verhoudingen bezit Jukka Tiensuu zeker niet, althans afgaande op zijn microtonale studie in hoofdzakelijk boventonen-relaties en glissandi (Penderecki-stijl) onder de titel M. Bezetting versterkt: solo-clavecimbel, strijkers en slagwerk, en ook hier vond ik het electronische gedeelte niet sterk, eenvoudigweg storend. En ook hij had zijn twintig minuten tijdsduur beter tot de helft kunnen terugbrengen. Maar de ‘goede’ helft toonde zin voor klankverfijning. Dat zonder meer.
Chiari van Ivan Fedele - evenals Tiensuu's werk voortreffelijk gerealiseerd door het Radio Kamer Orkest onder leiding van Ernest Bour - was zo Italiaans als maar zijn kon. Het orkest is in tweeën opgesplitst, waarbij in het centrum harp, piano en marimba als scharnieren fungeren. Ze koppelen passages ofwel ze initiëren nieuwe processen. Doel: een doorlopende lijn in steeds nieuwe timbres gehuld. Het Italiaanse karakter brengen de snelle arpeggio's en luchtige trillers, de krullerige virtuoziteit, de luchtige charme. Een soort moderne Ravel, buitengewoon dankbaar voor de instrumenten geschreven, zij het toch wel te overladen aan frietsels en fratsels.
Opmerkelijk aan een al even voortreffelijk concert door het ASKO Ensemble onder leiding van Cliff Crego was de bissering van een werk van Shing-Kwei Tzeng: Droom van een vlinder. Een zeer complex werk wat maar liefst alle stadia van de muziekgeschiedenis in compositietechniek doorloopt: van monodie tot de Weense School, over organum, Barok, Classicisme, Romantiek, Impressionisme en Skriabinstijl heen.
Dat laatste bleek overigens een papieren aangelegenheid, het oor nam ‘slechts’ complexiteit waar, uitgaande van één enkele toon, waarnaar in een vrij eenvoudige boogbouw de compositie weer terugvoert. Het centrum heeft een ambitus van ongeveer zes octaven.
Wat men ook tegen het werk van Shing-Kwei Tzeng kan aanvoeren, hij durfde ten minste risico's te nemen. De ambitie om de gehele westerse muziekcultuur aan de orde te stellen binnen een kwartiertje musiceren is natuurlijk niet niks, en dat nu vind ik in de lijn van de Gaudeamus-traditie. Helaas lijkt deze wat uit te doven de laatste jaren. Maar dat is dan niet de schuld van Gaudeamus, het kan eerder geweten worden aan de lichtelijk gemakzuchtige houding van veel avantgardisten van vandaag, voor wie begrippen als durf en avontuur minder zijn gaan tellen.
Ernst Vermeulen.