Jos Hendrickx.
De dichter J.L. de Belder heeft zijn vriendschap en waardering voor de kunstenaar Jos Hendrickx, die hij in tal van artikelen en toespraken al te kennen had gegeven, thans geconsacreerd in een royaal uitgegeven monografie, die zowel door inhoud als door uiterlijke verzorging het standaardwerk is geworden over deze wat ongewone, wat bevreemdende, nonconformistische, maar rasechte artiest.
Jos Hendrickx werd 13 maart 1906 te Borgerhout geboren. Zijn vader Alfons was onderwijzer, later bankbediende, schreef een bundel gedichten (Kleine Garve, 1903), was muzikaal begaafd en vereerder van Wagner. Zijn moeder stamde uit een adellijk Duits geslacht, waartoe ook Bismarck heeft behoord. Jos was, naar eigen zeggen, heel zijn leven een kruising van Calvinistische strengheid en Brabantse barok. Reeds zeer jong zette hij zich aan het tekenen. Hij wou naar de academie, maar kreeg dit van zijn ouders, vooral van zijn vader, niet gedaan. Hij ging van huis weg, kwam aan de kost als gevelschilder of dokwerker, waardoor hij 's namiddags als vrije leerling naar de academie kon. Vanaf 1922 kon hij echter vast leerling van de dagcursus worden en in 1925, 19 jaar oud, kon hij al student worden aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten met Opsomer voor figuurtekenen en Pellens voor graveerkunst. In 1930 ging hij met een geleende fiets naar Parijs. Hij kwam echter naar Vlaanderen terug, verbleef te Grobbendonk en Beveren-Waas terwijl in vlug tempo tal van vooral grafische werken, veelal opdrachten voor ex-librissen en gelegenheidswerk, het licht zien. Hij wordt lid van de Jonge Pelgrim, een vereniging ter propagering van christelijke kunst. Dit is ook de geest van zijn eerste opdracht in 1937 ter gelegenheid van de Parijse Wereldtentoonstelling: veertig houtgravures over het leven van Sint-Franciscus. Intussen wordt Hendrickx ook als glazenier bedrijvig, een zeer bijzonder vak waarin hij overigens zal uitmunten. In 1936 heeft hij zijn eerste atelier te Berchem en wordt hij ook leraar tekenen te Beveren. In 1946 tenslotte wordt hij leraar aan de Academie van Antwerpen en in 1952 professor in de graveerkunst aan het Hoger Instituut. Dit lëraarschap wordt een echt stuk van zijn leven. Hij kent zijn vak grondig en geeft deze technische kennis graag door; hij wil zijn leerlingen echter ook tot mensen helpen vormen. In 1949 betrekt hij een nieuw
atelier, een historische kapel aan de Falconrui te Antwerpen, waar hij ook een privécursus figuurtekenen organiseert, (omdat vooral de pedagogische begeleiding van de kunstinstituten hem zo onder de maat leek) en waar hij nu ook meer en grotere glasramen kan scheppen. Er komt een eind aan zijn leven op 16 november 1971. Hendrickx is begraven te Antwerpen op het Schoonselhof en sinds 1979 bijgezet op het erepark van de begraafplaats te Beveren-Waas.
Jos Hendrickx heeft alle technieken van de beeldende kunst beoefend. Hij is echter vooral een uitstekende graficus geweest. Houtsnede en houtgravure waren zijn leven en in de andere disciplines, schilderij, glasraam kan men duidelijk zien dat Hendrickx in eerste instantie een tekenaar was, iemand die lijnen en vlakken zag. In het buitenland werd hij voor zijn grafisch werk herhaaldelijk onderscheiden: Warschau (1933), Chicago (1938), Lugano (1954), Leipzig (1965), Krakow (1968).
In zijn aquarellen, een tweede belangrijk aspect van zijn meesterschap, valt de eenvoud op. Hij kan zich hier zeer duidelijk beheersen en beperken tot het essentiële, het vooral geometrisch bekijken van het gegeven en de exacte, grandioos gevoerde lijn. In het boek van De Belder staan enkele schitterende voorbeelden van zijn waterverfkunst (Firenze, Trondheim).
In Achel, Antwerpen (Fordfabrieken), Tongeren, Torhout, Sint-Niklaas, Mortsel, Baarle-Hertog en elders kunnen wij nu nog een honderdtal glasramen van Hendrickx zien. Vooral de ramen in de Sint-Remigiuskerk te Baarle-Hertog zijn grootse scheppingen, waarbij de artiest erop uit geweest lijkt te zijn, een fragiel maar duidelijk evenwicht te vinden tussen blanco en gekleurde partijen en waar zijn hele creatie in feite een gotische, naar omhoog strevende opgang van vormen en kleurenwaarden is, waarbij dan wel opvalt dat in deze glasramen de kleuren het