Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 713]
| |||||||||||
De taalstrijd in Wales en de Welse Beweging
| |||||||||||
Bud B. KhleifGeboren in 1928 te Nazareth (Israël). Studeerde achtereenvolgens aan de Hebrew University, de University of Michigan en de Johns Hopkins University. Thans gewoon hoogleraar in de sociologie aan de University of New Hampshire. Auteur van Language, Ethnicity and Education in Wales (1980). Publiceerde verscheidene publikaties over taalsociologie en taalgemeenschappen in West-Europa. Etnische bewustwording kenmerkt in de Westerse Wereld het tijdperk na de Tweede Wereldoorlog. Vele vrijwel onbekende etnische groepen zijn begonnen hun rechten als taal- en cultuurgemeenschappen op te eisen. Men denkt hier vooral aan de vijf Keltische volksgroepen in Groot-Brittannië en Frankrijk - de Schotten, de Welsen, de Noordieren, de Kornwalesen, de Bretoenen en de Basken in Spanje en Frankrijk. Kleding, uiterlijk noch eetgewoonten onderscheiden de bewoners van Engelands ‘Keltische Zoom’ van hun tegenhangers in Engeland. De hedendaagse bevolking van de Keltische gebieden in Groot-Brittannië beschouwt de volkstaal als de essentiële bron, de ware oorsprong van een Keltische volksaard, die men in Schotland Gaidhealtachd, in Kornwall Kernuaktod en in Wales Cymreictod noemt.
In elk van deze drie gebieden bestaat er een organisatie tot bevordering van de Keltische volkstaal: The Gaelic Language Society (Comunn na Cànain Albannaich), The Welsh Language Society (Cymdeithas yr laith Gymraeg) en de Cornish Language Society (Mebyon Kernow). Studenten en andere jonge leden van taalverenigingen beklemtonen hun activisme door tweetalige straatnaamborden te eisen en eentalige Engelse neer te halen. Zonder de volkstaal, zeggen de Kelten, zijn Schotland, Wales en Kornwall alleen maar Engelse provinciën en geen naties.
De taal is de geboorteakte van een volk. Zij weerspiegelt zijn geschiedenis en wereldbeschouwing. Voor een Welsman bestaat er een sterke overeenkomst tussen zelfbewustzijn en taalbewustzijn, omdat de mens de wereld door zijn eigen taal beleeft en dit wereldbeeld met zijn taalgenoten op een eigenaardige manier deeltGa naar eind(1). Voor hem is een aangenomen | |||||||||||
[pagina 714]
| |||||||||||
taal een soort van gevangenis, want zij is de schepping van een vreemde beschavingGa naar eind(2). De volkstaal blijft het onvervreemdbare werktuig van een culturele wedergeboorte. De cultuur, de levenswijze en de sociale structuur van een natie vertonen zich in haar taal. Omdat taal en cultuur van elkaar afhankelijk zijn, houdt het verval van de volkstaal in Wales tegelijkertijd ook het verval van het cultuurleven en de nationale identiteit van de Welse bevolking in. Dit verval heeft twee gebreken in de Welse gemeenschap achtergelaten: de ondermijning van de taalgemeenschap, zodat het nauwelijks meer mogelijk is, een volledig leven in de volkstaal te leiden; en de culturele onterving van de Engelstalige volksgroep in Wales, die al eeuwenlang de geschiedenis en de identiteit van de Welstalige groep deeltGa naar eind(3). De tegenwoordige strijd om de herleving van het Wels in Wales is niets anders dan een strijd om de nationale identiteit.
De mens van wie de taal als minderwaardig wordt beschouwd, voelt zich zelf ook minderwaardig. Zoals de Welse schrijver D.L. Price beweert: ‘Zolang onze taal tot de tweede taal in ons land wordt gedegradeerd, blijven de bewoners van Wales mensen van de tweede rang. De voortdurende versterking van een gevoel der minderwaardigheid bedreigt de bestaande orde in Wales’Ga naar eind(4). Volgens de oude Vlaamse leuze ‘de taal is gans het volk’ is een aanval tegen de taal ook een aanval tegen het volk dat deze taal spreekt. Door deze aanval wordt de mens als lid van zijn volk en zijn taalgemeenschap persoonlijk aangetast.
De geschiedenis kent vele voorbeelden van de poging, een taal uit te roeien om de cultuur en de identiteit van een volk te vernielen. Niet alleen de Engelsen in de Keltische gebieden van Groot-Brittannië, maar ook de Franstaligen in België, de Fransen in Bretagne, de Spanjaarden in het Baskenland en in Catalonië en de Russen in Polen hebben getracht de volkstaal te vernietigen. Er bestaan dus een aantal ‘verboden talen’ in de wereld: het Bretoens, het Corsikaans en het Occitaans in Frankrijk, de zigeunertaal in Europa, het Duits in Zuid-Tirol en het Laplands in Scandinavië. Als wij Groot-Brittannië als een deel van de Eerste Wereld beschouwen, dan zijn de Keltische gebieden - en vooral Wales - een stuk van de Derde Wereld binnen de Eerste, want Wales is, volgens iedere maatstaf, een ontwikkelingsgebied. In tegenstelling met de Schotten zijn de Welsen een overwonnen volk. De uitbuiting van Wales door de Engelsen heeft een eeuwendurende economische achterstand tot gevolg gehad, die voor het voortbestaan van de Welse taal en cultuur steeds een gevaar vormde. In het verleden hebben de Engelsen de Welsen als minderwaardig en exotisch beschouwd. Pas in de laatste dertig jaren zijn de Welsen begonnen hun achterstand in te halen en het juk van het Engelse kolonialisme van zich af te schudden. Het vraagstuk van vaderland, taal en gemeenschap betreft niet alleen de betrekkingen tussen Welsen en Engelsen, maar ook de betrekkingen tussen Welstalige en Engelstalige Welsen. Is een bewoner van Wales, die geen Wels kent, werkelijk een Welsman? Hij spreekt alleen Engels, maar hij is geen Engelsman; hij is, psychologisch gezien, nóch Engels nóch Wels. Zulke conflicten binnen de Welse bevolking leiden tot een innerlijke tweespalt, een ambivalentie tegenover de eigen taal en identiteit - de nalatenschap van de vroegere en langdurende Engelse overheersing in Wales. Deze innerlijke verdeeldheid is kenmerkend voor de postkoloniale mentaliteit. | |||||||||||
Vaderland, Taal en Gemeenschap.De taal is gans het volk en in de taal | |||||||||||
[pagina 715]
| |||||||||||
weerspiegelt zich alles, wat een volk nastreeft - eigen waarde, herleving van de volksaard en economische macht. Taalstrijd is, zoals de Vlaamse Beweging ons heeft geleerd, tegelijkertijd een strijd om economische en culturele zelfstandigheid. De taalstrijd in Wales begint al in 1282, toen Wales, door Anglo-Noormannen overwonnen, tot de eerste kolonie van de Britse Kroon met zelfbestuur wordt. In 1536 lijfde Henry VIII, die zelf van Welse afkomst was, Wales bij Engeland in en drong het de Engelse wet en de Engelse taal als de enige ambtelijke taal op. In 1536, de Act of Union, de Wet op de Vereniging, heeft het gebruik van het Wels verbodenGa naar eind(5). Vanaf dit tijdstip was het Engels de enige toegestane bestuurstaal in Wales. Het is paradoxaal dat dezelfde macht die het Wels van zijn officiële status had beroofd, tot zijn overleving tot nu toe heeft bijgedragen. Door een wet die het Engelse parlement afkondigde, werden in 1567 het Anglikaanse Gebedboek (Book of Common Prayer) en in 1588 de Bijbel in het Wels vertaald.Ga naar eind(6) Men wilde het protestantisme in Wales bevorderen en een katholieke samenzwering tegen de Engelse Kroon voorkomen. Zo ontstond de traditie dat de Bijbel dikwijls in het Wels werd gelezen, een traditie, die het behoud van de taal ten goede kwam. In 1621 verscheen een gedetailleerde Welse spraakkunst en in 1632 een Groot Wels Woordenboek. Onder de Wet op de Vereniging werd het hoofdbestuur in Wales gecentraliseerd. De verengelste deftige stand, de ‘gentry’, begon Wales te verlaten, om zich in Engeland te vestigen. Wales was toen zonder bestuur en alleen het gewone volk, de ‘gwerin’, sprak nog de volkstaalGa naar eind(7). Vanaf de 17de eeuw was het Wels een verachte en bespotte taal onder de Engelsen en de verengelste elite in Wales. In deze tijd ontstonden de vele scheldwoorden over de Welsen en hun taal. In de Oxford English Dictionary vinden wij volgende voorbeelden: Welse ambassadeur: koekoek; Welse krekel: luis; Welse kam: de duim en de vier vingers; Welse peterselie: hennep; in het bijzonder een galgestrop van hennep; to welsh on a bet: een weddenschap verliezen en niet betalenGa naar eind(8). Het Wels beleefde een zekere wedergeboorte door de Methodisten-Beweging in Wales tijdens de achttiende eeuw. Griffith Jones stichtte de ‘circulating schools’ (leesscholen), waarin rondreizende leraren bijbellezingen voor volwassenen en kinderen hielden. In 1789 stichtte Thomas Charles de zondagsscholen die tot de vorming van een lezend publiek in het Wels bijdroegen. Deze scholen waren de enige, die de volkstaal onderwezen en het Wels in het leven hieldenGa naar eind(9). In de negentiende eeuw beleefde het Wels twee terugslagen die de vooruitgang van de hedendaagse taal nog belemmeren: (1) het in 1847 verschenen Report of the Royal Commission of Inquiry into the State of Education in Wales, een door de Kroon ingesteld onderzoek naar het peil van het onderwijs in Wales; (2) de Onderwijswet van 1870. Het koninklijk rapport over het onderwijs in Wales beklemtoonde de culturele en rassische superioriteit van de Angelsaksen tegenover de Welsen, een voor de Victoriaanse periode in Engeland typisch standpunt. Volgens het rapport gingen alle problemen van Wales en de Welsen op de taal terug. ‘Het Wels’, schreven de auteurs van het bericht, ‘is voor Wales een groot nadeel dat de morele vooruitgang en de voorspoed van het volk in de weg staat. De kwalijke gevolgen van het voortbestaan der volkstaal kan men niet overschattenGa naar eind(10). De gecommiteerden, die het bericht samengesteld hadden, schreven dronkenschap, bastaardij en andere kwalen aan de kennis van de | |||||||||||
[pagina 716]
| |||||||||||
volkstaal toe. Deze hoge heren hadden vergeten dat vele graafschappen van Engeland, in het bijzonder Cheshire en Cumberland, meer van deze verschijnselen voortbrachten dan Wales in het totaalGa naar eind(11). Dit van de Anglikaanse vooroordelen der Engelsen wemelende schrift belasterde de taal, de godsdienst en de zeden van het volk en werd ‘het Verraad van de Blauwe Boeken’ genoemd volgens de kleur van de boekbanden van parlementaire verslagenGa naar eind(12). In 1870 richtte Engeland een nationaal opvoedingssysteem in. De Opvoedingswet van 1870 bevestigde de leerplicht op de lagere scholen in Wales. Alleen het Engels werd als onderwijstaal toegelaten en het Wels, een ‘vreemde taal’, werd als bijvak onderwezen. Engels was de taal van de verlichte klassen; het Wels die van de armen en de achterlijken. De kinderen mochten geen Wels op het schoolplein sprekenGa naar eind(13). Wie Wels durfde spreken, moest dikwijls als straf een bord of een strik om de hals dragenGa naar eind(14).
In de negentiende eeuw begon de grote ontwaking in Wales. Verschillende nieuwe instellingen kondigden de wedergeboorte van het Wels aan. In het jaar 1880 was er de herleving van de traditionele Welse dichterwedstrijd, de Eisteddfodd, met deelnemers uit alle hoeken van Wales en ook van de Welse kolonies in Noord- en Zuid-Amerika. Deze wedstrijd, die elk jaar plaatsvindt, vormt een ondersteuning van de Welse volksaard en letterkundeGa naar eind(15). In 1873 werd de maatschappij van Cymmrodorion, in de achttiende eeuw een beroemde letter- en geschiedkundige vereniging, opnieuw opgerichtGa naar eind(16). In 1885 ontstond de Maatschappij tot Bevordering van het Gebruik van het Wels in het Onderwijs, om de kennis van het Wels onder de bevolking te verbreiden. Deze vereniging wilde het zelfbewustzijn van de Welsen verheffen. In 1891 slaagde de Maatschappij erin, het Wels als schoolvak in te voeren. De geschiedenis van het Wels van de eeuwwisseling tot heden kunnen wij zo samenvatten:
| |||||||||||
[pagina 717]
| |||||||||||
| |||||||||||
Taalstatistiek.De taalstatistiek over het Wels is weinig aanmoedigend. In 1891 sprak 54% van de bevolking van Wales het Wels. Bij de laatste volkstelling waren er nog maar 21% Welssprekenden. Van dezen was iets meer dan 1% ééntalig WelsGa naar eind(19).
Wij hebben het reeds gezegd - het collectieve idee van een land is in zijn taal verankerd. De bekende Welse schrijver, Bobi Jones - een Engelssprekende, die tijdens zijn jeugd zijn Welse taalkennis verwierf - schrijft: ‘Toen het Engelse Keizerrijk Wales onderwierp, richtten zich de eerste en de laatste slagen tegen de taal.’ Was de taal overwonnen, dan was alles overwonnen. Een Welsman mag zich op andere gebieden gelijkberechtigd voelen, maar op het terrein van zijn eigen taal werd hij tot minderwaardigheid verdoemd.
Omdat de Welstalige de minderwaardigheid van zijn taal blijkbaar aanvaardde, aanvaardde hij ook zijn ondergeschiktheid op alle andere gebieden - economie, politiek, industrie, opvoeding. London was de citadel van de cultuur en Engels de taal van het succesGa naar eind(20).
De Welstalige intellectuelen van Wales willen niet alleen hun taal bewaren, maar ook vernieuwen. Door de taalstrijd willen ze de eeuwenlange Engelse onderdrukking afwerpen en de Welstalige van zijn ‘innerlijke kolonisatie’ bevrijdenGa naar eind(21). | |||||||||||
Land.In Wales bestaat er naast de taalstrijd een soort landstrijd, die tegelijkertijd de taal bedreigt. Niet alleen aan de kust van Wales maar ook in het Welse binnenland worden landerijen door welgestelde Engelsen opgekocht. Oorspronkelijk Welse boerderijen gaan naar Engelssprekenden over, die zich dan in Welse dorpen komen vestigen, waar zij de tot op dat tijdstip Welse taalgemeenschappen verengelsen. Vele Welstaligen klagen erover dat de autochtone bevolking het zich niet veroorloven kan, om huizen en boerderijen in Wales te kopen, omdat ze met de Engelsen niet kunnen concurreren. De Welstaligen worden door de vreemdelingen geassimileerd en niet omgekeerd. In sommige gevallen worden hele dorpen door Engelstalige vreemdelingen opgekocht en de inheemse bevolking wordt er verdreven. De taal- en cultuurgemeenschap verdwijnt en oorspronkelijk totaal Welstalige dorpen bestaan alleen nog maar als vakantieoorden.
De Welsen beweren dat de Engelsen hun land exploiteren door er kolen en ijzererts te winnen en dan de dalen laten overstromen, om Liverpool, Birmingham en andere steden van water te voorzien, dit altijd ondanks de vele protesten van de Welsen. Het meest bekende geval betreft de Tryweryn-Daal, die de Engelsen, onder protest van de Welsen, onder water zetten. Niet alleen Tryweryn, maar andere mooie dalen, zoals Clywedog, Cwm Dulas en Abergele hebben dit noodlot gedeeld | |||||||||||
[pagina 718]
| |||||||||||
Ga naar eind(22). Het is ook ironisch, dat de bewoners van Angelesay in Wales hoge belastingen voor hun water betalen, ofschoon de bron vlakbij ligt, terwijl voor de bewoners van Birmingham en Liverpool de belastingen veel lager zijn. Het water dat Birmingham en Liverpool van Wales ontvangen, wordt dikwijls door deze beide steden met grote winsten aan de Welsen terugverkocht. De overstroming van de dalen van Wales heeft vele oude Welstalige gemeenten van elkaar geïsoleerd. De protesten tegen deze overstromingen hebben voor de eerste keer in de geschiedenis van het Wels nationalisme tot gewelddaden geleid: het vernielen van enkele dammen en bruggen tijdens de bouw van stuwwerken. Vergeleken met andere nationale bewegingen komt het gebruik van geweld echter in Wales zelden voorGa naar eind(23). Het Britse leger heeft ook vele terreinen in Wales onteigend en als oefenterreinen gebruikt, ofschoon er voldoende geschikte oefenterreinen in Engeland ter beschikking stonden. De Britten vestigden schietterreinen op het Lly-Halfeiland in het noorden van Wales en te Epynt in Midden-Wales. In beide gevallen werd een bolwerk van de Welse taal en cultuur vernield. Verdrijving, overstroming, onteigening, vervreemding van het eigen land - dat is het ongelukkig lot van Wales en de Welsen. In Wales is het dorp het centrum van het volksleven. Als karaktertrekken van hun volk beklemtonen de Welsen steeds Brogarwch (liefde tot geboortestreek en vaderland), Cymdogaeth (hulpvaardigheid) en Cydymunedaeth (gemeenschapszin). Naarmate de taal steeds meer verdwijnt, worden de banden tussen mens en gemeenschap zwakker. De Welsen zijn op zoek naar een nieuwe integratie van land, taal en gemeenschap. Ze willen, zoals de Frans-Canadezen, niet van Engeland volledig onafhankelijk zijn, maar baas in eigen huis zijn om het karakter van hun land en hun volk te bewaren. | |||||||||||
De Nieuwe Middenstand in Wales.Wij hebben reeds gezegd, dat de ondergang van het Britse Imperium en de economische problemen van Groot-Brittannië tot onrust in de Keltische randgebieden van Engeland hebben geleid. Tegelijkertijd heeft de EEG de decentralisatie en het regionalisme bevorderd. De Schotten en de Welsen, die vroeger als koloniale ambtenaren in de uithoeken van het Rijk dienden, vinden tegenwoordig geen uitweg meer voor hun energie en ontevredenheid. De Engelsen kunnen maar niet begrijpen, waarom de Welsen hun ‘taaltje’ willen beschermen, terwijl de meesten van hen Engels, een wereldtaal, spreken. De volkstaal blijft het belangrijkste punt van de nieuwe beweging in Wales. De leiders zijn de zonen en dochters van boeren, staalarbeiders, winkeliers, kleine ambtenaren, maar vooral van mijnwerkers - de kinderen van een middenstand die na 1945 te voorschijn kwam. Deze leiders zijn vooral schoolmeesters, dominees en universiteitslectoren. Ze komen van het platteland en niet van steden zoals Cardiff en Swansea. Zij zijn allemaal Welstalig en, daar Wales heel klein is, kennen ze elkaar goed. In tegenstelling met de vroegere Engelstalige minderheid in Wales stammen deze mensen uit een Welstalige traditie, d.w.z. uit de traditie van de arbeidersklasse, want een generatie geleden spraken alleen nog maar de arbeiders Wels thuis. Deze nieuwe middenstand is trots op zijn taal, trots op het feit dat ze de assimilatie hebben weerstaan, dat ze een ‘Wels leven’ kunnen leiden en de Welse tradities van hun voorouders voortzetten. Deze nieuwe middenstand heeft veel van de arbeidersklasse overgenomen - zij is, | |||||||||||
[pagina 719]
| |||||||||||
in de Britse zin - radicaal, non-conformistisch en politiek goed gevormd. Ze kent het ‘onaangename gelaat van het kapitalisme’, want in Wales lag het kapitalisme in handen van de Engelsen en niet van de Welsen. Sommigen van hen hebben hun antikapitalistische houding uit een verleden vol van onderdrukking en schrijnende armoede geërfd. Zoals een Welsman ons zei: ‘Het is hoogverraad, wanneer de zoon van een mijnwerker voor de conservatieven stemt.’
De hogere maatschappelijke status van deze mensen heeft hen niet van hun gemeenschapszin beroofd. De zoon van een mijnwerker vertelde: ‘In mijn jeugd was het leven in Wales een dorpsleven zoals het nu is. Je dacht eigenlijk altijd aan je dorp en deze dorpen ontstonden rond een kolenmijn. Samenwerking was een wezenlijk bestanddeel van het dorpsleven. In de kolenmijn, als je onder de aarde werkte, moest je altijd met je koppelgenoot samenwerken. Je was van mekaar afhankelijk. Maar sinds 1945 is er een groot verschil. Wat de mensen vroeger samen deden, doen ze niet meer. Vroeger waren de kerk en de vakverenigingszaal de belangrijkste plaatsen. Nu komen mensen in de kroeg bijeen, maar, als je geen alcohol drinkt, heb je er niks aan. Toen de mensen nog met mekaar omgingen, bleef de taal bij het leven. Nu speelt zich alles binnen het gezin af. De mensen zitten voor de televisie; ze blijven thuis. De TV bedreigt de gemeenschap’Ga naar eind(24).
De kinderen van die nieuwe middenstand hebben meer zelfvertrouwen omdat ze Welstalige scholen bezoeken. Zonder zijn taal is de Welsman in Wales schizofreen, net als de Amerikaan die zegt: ‘I'm Dutch’ of ‘I'm French’ of ‘I'm German’ zonder één woord Nederlands of Frans of Duits te spreken. Hij is een Welsman zonder volk of taal. Vroeger was de Engelstalige Welsman toch een lid van de gemeenschap, maar nu valt de gemeenschap uiteen en moet hij zijn ‘Welshness’ met zich meedragen en dat kan hij alleen maar door de taal.
De stille revolutie in Wales en het ontstaan van deze nieuwe middenstand worden veroorzaakt door het onpersoonlijke karakter van de tweede industriële revolutie. In de eerste revolutie werd de mens aan de lopende band van zichzelf vervreemd. In de tweede is de mens alleen maar een middel tot technische vooruitgangGa naar eind(25). De isolatie en de vervreemding van de mens in deze post-industriële maatschappij hebben de vroegere uitbuiting vervangenGa naar eind(26). De voortbrengselen van deze maatschappij zijn de stelselmatige organisatie van navorsing en natuurwetenschappelijke kennis. De revolutie in Wales ontstaat uit een negatieve reactie tegen de ontaarding van de mens, die tot een zielloos produktiemiddel wordt vernederd. De Welsen, zoals vele andere taalminderheden, willen niet een tweede, technische kolonisatie ondergaanGa naar eind(27). De volkstaal is de spiegel van het verleden en de hoop van de toekomst. Zonder zijn eigen taal is elk volk onzichtbaarGa naar eind(28). Tegen een toekomstige onzichtbaarheid strijden de Welsen met succes. |
|