Muziek
Hoogstaand Festival in Brugge.
Het Festival van Vlaanderen heeft in Brugge sinds verschillende jaren een hoog gekwoteerde reputatie in ere te houden. Was er vorige jaren mogelijk enige vervlakking te vrezen, te wijten aan eentonige programmatie, dan vielen dit jaar talrijke uitschieters te noteren zoals de revelatie van het Agricola-concert (Huelgas ensemble), de boeiende Carmina Buranaavond (Clemencic-consort), een eerste uitvoering in België van een mis van Zelenka, een nieuwe creatie van een passie van Telemann, een buitenlandse Tineluitvoering en een met superlatieven bedachte uitvoering van de Vespers van Monteverdi.
Een keuze uit de overvloed: 3 augustus, Sint-Walburgakerk: Missa Di Patris van Jan Dimas Zelenka (1678-1745) door het Marpurger Bachkoor, het Hessische Bachcollegium en een solistenkwartet onder leiding van Wolfram Wehnert. Zelenka, geboren in de omgeving van Praag, was zowat zijn hele leven werkzaam in Dresden, eerst als contrabasspeler aan het koninklijk hof, later als componist en kapelmeester van de hofkerk. Dit bracht hem ook bij leven weinig roem op en al werd hij in 18de-en 19de-eeuwse encyclopedieën wel vernoemd, zijn werk bleef vergeten en onbekend. Voor enkele jaren werden zijn gedrukte instrumentale composities weer bovengehaald en begroet als degelijk vakwerk, vol barokke virtuositeit en rijk aan inhoud. Sindsdien zijn vooral Duitse musicologen ook bezig met de heruitgave van zijn groot aantal religieus-vokale composities. Daartoe behoren o.a. Psalmen, een Magnificat, de Lamentaties van Jeremias, Responsoria en verscheidene missen. Dirigent Wolfram Wehnert ijvert intussen voor de ruimere bekendmaking van deze werken door grammofoonplaten en talrijke concerten. Hijzelf situeert Zelenka dicht bij Bach en ook in de Duitse pers is reeds gesproken van ‘hoogtepunt van de barok’. Hooggestemde verwachtingen dus voor de Belgische creatie van de plechtstatige Missa Dei Patris, maar ook teleurstelling achteraf. Het tegenvallen had drie oorzaken. Vooreerst een geluidtechnische: de akoestiek van de Walburgakerk is helemaal niet geschikt voor grote koren en fors uithalende orkesten. De lange nagalm doet elk stemmenweefsel en elke nuancering vooral in de vlugge passages in elkaar vloeien tot één sonore brei. De tweede oorzaak lag in de uitvoeringspraxis: net iets te traag, te zwaar, te romantisch, te vlak en soms zelfs te slordig om te blijven boeien. De individuele prestaties van de vokale solisten (Barbara Martig-Tüller, Mechtild Georg, Karl Jerolitsch en Albrecht Ostertag) waren
bovendien aan de middelmatige kant. De derde oorzaak moet bij Zelenka zelf worden gezocht. Globaal genomen lijdt de partituur al te zeer onder het ‘veel-drukte-om-niets-verschijnsel’, dat zoveel barokmuziek van mindere goden kenmerkt. Veel glamour, maar geen inhoud. Vooral structureel vertoont het werk enerzijds veel irriterende verbrokkelingen en anderzijds veel thematische herhalingen. De zeer uitvoerige slotfuga op Dona nobis pacem (Agnus Dei) is bijv. kompleet overgenomen van het reeds als langdradig aangevoelde slot van het Gloria. Een uitvoering in betere omstandigheden kan van deze partituur wellicht nog veel goedmaken. Er steken immers ook verscheidene beter aansprekende passages in. Maar Zelenka zal daarmee toch nooit een tweede Bach worden.
6 augustus, St.-Jacobskerk: een nieuwe creatie van de Passion nach Brockes van Georg Philipp Telemann, door het Westvlaams Vokaal Ensemble, het Collegium Instrumentale Brugense en acht solisten gedirigeerd door Patriek Peire. De vlot componerende Telemann schreef niet minder dan 46 passies op evangelieteksten, plus verschillende zogenaamde passie-oratoria of poëtische bewerkingen van het passieverhaal. Tot dit laatste behoort de passieversie naar de dichter Barthold Brockes: een uitvoerig gecommentarieerd lijdensverhaal waarrond een groot aantal mediterende monologen of gedramatiseerde dialogen zijn geweven van allegorische personages als de ‘Tochter Zion’ en de ‘Glaubige Seele’. Dit passiescenario werd niet alleen door Telemann op muziek gezet maar ook door Haendel, Mattheson, Stölzel en anderen. Telemanns passie is enkel in handschrift bewaard gebleven en het is dan ook een enorme verdienste van Patrick Peire dat hij het zeer tijdrovende werk om dergelijk manuscript om te zetten in bruikbaar partituurmateriaal heeft aangedurfd. Het hoofdaccent in deze passie ligt duidelijk op de aria's die in een rijk geschakeerde verscheidenheid de soberder recietstijl van de evangelist en de rustpunten van het vijftal koralen omkransen. De personages uit het bijbelverhaal leveren aldus dramatisch tot pathetisch hun zienswijze en de allegorische figuren geven hun persoonlijke commentaar. Al deze aria's boeien door de tekstsymboliek in de melodie, de afwisselende instrumentatie, en de globale gevoelsbeladenheid. Het is verrassend hoe Telemann de verschillende stemmingen en beelden uit de tekst, door vaak sobere middelen inzake melodie, ritm, harmonisatie en klankkleur, muzikaal weet te schilderen tot dramatisch-theatrale klankbeelden. Een groots werk dus, dat mogelijk als enig bezwaar heeft dat een duurtijd van ruim drie uur wat lang uitvalt voor een concertgebeuren. De prestaties van de uitvoerders, inzonder van de
hoofdrollen Judith Nelson (Tochter Zion), Paul Eliott (evangelist) en Stephen Varcoe (Je-