trie is vrij alarmerend: de rol van de boekhandel als intermediair in de communicatie tussen uitgever en gebruiker neemt in belangrijkheid af, en zijn informerende taak wordt gaandeweg overgenomen door de uitgever, die zich rechtstreeks tot de gebruiker gaat wenden, o.m. via direct mail en advertenties in de gespecialiseerde tijdschriften. De eigen inbreng van de boekverkoper komt nog het best tot uiting in de afhandeling der bestellingen en de eigenlijke distributie van het boek, doch ook hier wordt zijn positie bedreigd. De schaalvergroting door concernvorming bij de uitgeverijen bevordert immers het rechtstreeks contact van de koper met de producent, want het ondervangt de nadelen die voor de koper verbonden zijn aan het kleinschalig zakendoen met veel verschillende uitgeverijen in veel verschillende landen. Mulder beklemtoont, en hij staat bepaald niet alleen met die opvatting, dat de wetenschappelijke boekhandel in deze evolutie alleen kan overleven mits hij via zijn uitgebreide informatieve en bemiddelende service een sterke persoonlijke binding met zijn klantenkring cultiveert. Dit kan op zijn beurt enkel wanneer hij zich uitsluitend gaat toeleggen op de verkoop van wetenschappelijke literatuur, óf zo groot is dat hij zijn wetenschappelijke afdeling een volwaardig bestaan kan laten leiden.
De projectie van deze toekomstprognose op de Vlaamse situatie werkt vrij deprimerend. F. Tiggelovend, directeur van de Leuvense Standaard Boekhandel, somt de moeilijkheden op waarmee de boekendistributie in dit land af te rekenen heeft en concludeert dat geen enkele boekhandel in Vlaanderen in deze situatie kan blijven bestaan op basis van zijn wetenschappelijke werken.
Alle auteurs zijn het er roerend over eens: de uitdagingen (en de verwachtingen) waar de boekverkoper zich in stijgende mate mee geconfronteerd ziet, kan hij zonder verregaande structurele en infrastructurele hulp van buitenaf niet meer aan. Dr. Grypdonck duidt de richtingen aan die men daarbij uit kan gaan: er is een reële behoefte aan vakopleiding en vorming voor wie in de boekenbranche actief is; er is ruimte voor een wetenschappelijke onderbouw van de boekenbranche, door onderzoek naar de betekenis van het produkt, de markt, en naar de socioculturele, wetenschappelijke en economische achtergronden van branche en produkt; en er is een grote nood aan de ontwikkeling van de inhoudelijke produktinformatie bij de boekverkoper, zodat de winst aan kennis en kundigheid inzake inhoud en beschikbaarheid van het boekprodukt het distributieproces ten goede komt. Hierbij dient gedacht te worden aan een rationalisatie van de distributie van het boek en aan het inschakelen van technische hulpmiddelen zoals beeldscherm en microfiche.
Precies op dit vlak is het boekbedrijf flink in beweging. Waar de rationaliseringsmaatregelen in het voorbije decennium vooral genomen werden op het niveau van de uitgeverij (men denke aan de eindeloze reeks fusies) en van de groothandel (en daarmee is Nederland met zijn Centraal Boekhuis als overkoepelende service voor de distributie bepaald verder dan Vlaanderen), zullen in de komende jaren de impulsen voor efficiëntieverhogende ontwikkelingen in toenemende mate van het niveau van de kleinhandel komen. In dit kader situeert A. Kramer in zijn referaat kort de invoering van nieuwe technieken van verkoopondersteuning, verkoopregistratie, voorraadregistratie en assortimentsbeheer in Nederland, en bespreekt H.A. de Meijer het informatieproject Boekdata van het Centraal Boekhuis. Het experiment beoogt de boekhandel met behulp van een microfichestelsel vollediger en sneller op de hoogte te houden van het uitgeversaanbod en directe informatie-uitwisseling en bestelling via een computerlijn mogelijk te maken voor geïnteresseerde verkooppunten.
Wat de behoefte aan vakopleiding voor het boekbedrijf betreft. wordt ook B. Wiebenga aan het woord gelaten, die de verschillende vormen van opleiding en bijscholing voor boekhandel en uitgeverij in Nederland bespreekt. En wellicht zijn de ‘Manifestaties Boek '80’ in deze materie nog het meest relevant gebleken. Want in het verlengde van deze studiedagen is er rond dr. Grypdonck en zijn LUC ondertussen een Adviesraad Vorming en Ontwikkeling voor de Boekenbranche tot stand gekomen, die met de actieve medewerking van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen onder de vleugels van het Postuniversitair Centrum Limburg ondertussen een eerste vormingscursus voor het Vlaamse Boekbedrijf uit de grond heeft kunnen stampen.
De bundel Boek en Informatie kan onmogelijk los gezien worden van de doelstellingen die aan de Limburgse boek-studiedagen ten grondslag liggen: geinteresseerden samenbrengen en hen confronteren met de noden die een brede socio-culturele en economische benadering van de boekenbranche scherp aan het licht laat komen. Mede omdat dit wel eens kan uitlopen in concrete initiatieven, vergeeft men de bundel zonder veel moeite zijn soms wel verregaande heterogeniteit en neiging tot herhalen van reeds in eerdere bladzijden aan bod gekomen stellingen.
Francis Decoster.
A. Grypdonck (red.), Boek en Informatie, Hasselt, Heideland, 1980, 184 p.