Publikaties
De volledige werken van Hendrik van Gent.
Als één der grootste, wellicht de grootste Vlaamse (en Nederlandse) wijsgeer en theoloog uit de Middeleeuwen wordt algemeen beschouwd Hendrik van Gent. J. Paulus, die één der basiswerken schreef over zijn wijsbegeerte, Henri de Gand. Essai sur les tendances de sa métaphysique (Paris, 1938), karakteriseert hem als één der befaamdste denkers van het laatste kwart der 13e eeuw.
Zijn wetenschappelijke loopbaan bouwde hij op aan de universiteit van Parijs, in de middeleeuwen een centrum met Europese uitstraling. Hij onderwees er in de Faculteit der Artes vóór c. 1265 en in de Faculteit van Theologie vanaf 1277 tot c. 1291. Hij stierf in 1293.
Veel gelezen, aangevallen en verdedigd, beïnvloedde hij een reeks denkers van de 14e tot de 18e eeuw, vooral platonisch gerichten die een alternatief zochten voor het aristotelisch thomisme. Hij is inderdaad een belangrijke vertegenwoordiger in de middeleeuwen van de augustiniaans-platonische denkrichting, en confronteert deze grondig met de aristotelisch-thomistische. Juist deze confrontatie maakt zijn werken zo boeiend, en o.a. daarom beschouwde M. Grabmann zijn Quodlibeta als ‘wohl das wertvollste Quodlibetalienwerk der Scholastik’. Langs hem sijpelden ook de metafysische opvattingen van Avicenna verder door in het Westerse denken, en beïnvloedden ze o.a. Duns Scotus. Deze platonische, ten dele ook avicenniaanse denkrichting trachtte hij systematisch wetenschappelijk uit te bouwen. Hendrik van Gent nam deel aan de veroordeling van het Latijnse averroïsme te Parijs in 1277, en was één der hoofdpersonen in de grote wijsgerige en theologische controversen van zijn periode, o.a. deze over de substantiële vorm(en) van de mens, de structuur van wezenheid en zijn in elk schepsel, en de universaliën, volgens E. Gilson de drie hoofdcontroversen der middeleeuwse wijsbegeerte.
Hendriks onderwijs te Parijs situeert zich chronologisch tussen Thomas van Aquino (†1274) en Duns Scotus (die er zijn studies voltooide in 1296), maar hij is vooral ideëel een belangrijke schakel om de overgang van thomisme naar scotisme te begrijpen (Hendriks denken is volgens de Scotus-uitgevers het uitgangspunt van deze laatste). De aanzienlijke internationale bibliografie, ook thans aan Hendrik gewijd, wijst erop dat ook onze generatie hem beschouwt als een diep peilend en oorspronkelijk denker, wiens gedachtenwereld ook op zichzelf belangstelling wekt en bestudeerd wordt op het peil der groten.
Slechts een tiental jaren geleden kon met de publikatie van de werken van Hendrik van Gent definitief gestart worden. Op uitnodiging van het De Wulf-Mansion-Centrum zocht R. Macken de handschriften op van Hendriks werken en van de tractaten over zijn leer (thans 236), die dan door het Centrum systematisch op microfilm werden gekocht. Vanaf 1968 bereisde hij met de financiële steun van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek gedurende 4 jaar de handschriftenbibliotheken der meeste landen van Europa om de ontdekte handschriften ter plaatse te gaan beschrijven. De beschrijving en repertorisering ervan vormt de inhoud van zijn werk Bibliotheca manuscripta Henrici de Gandavo, waarmee, als deel I en II (1979), de reeks Henrici de Gandavo Opera Omnia (Ancient and Medieval Philosophy, Series 2), van start kon gaan. Zij wordt gepubliceerd door de Leuvense University Press in samenwerking met E.J. Brill, uit Leiden (c. 46 delen zijn voorzien). De twee eerste werken van Hendrik, in deze reeks kritisch uitgegeven