Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdAchteruitgang in de opleiding van leraren Nederlands in Duitsland?Nieuws wordt er bij de Duitse studenten en leraren Nederlands verspreid - geen goed nieuws. ‘Geen opleiding meer voor leraren Nederlands aan “Realschulen”’, zegt men. ‘Leraren Nederlands voor het secundair onderwijs worden nog steeds opgeleid’, uit daarentegen de overheid. Zijn dat geruchten of is het de waarheid? Wat is er nu werkelijk aan de hand? In het Duitse taalgebied is Nederlands als schoolvak alleen aan scholen in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen officieel erkend in het kader van de keuzevakken. In de andere deelstaten wordt het slechts sporadisch als een additioneel schoolvak aangeboden. Iedere Duitse deelstaat is onafhankelijk op cultureel gebied en op het gebied van de schoolse opvoeding van de jeugd. En slechts in Noordrijn-Westfalen geldt de onderwijsbevoegdheid voor het Nederlands in zekere combinaties met andere schoolvakken evenveel dan de onderwijsbevoegdheid voor de andere | |
[pagina 458]
| |
levende talen of aardrijkskunde of geschiedenis enz. Men moet ermee rekening houden, dat de opleiding van de leraren op het ogenblik grote wijzigingen ondergaat. In het verleden kozen de studenten een zeker schooltype en werden dan naargelang hun keuze daarvoor opgeleid: Hauptschullehrer, Realschullehrer, Gymnasiallehrer en Berufsschullehrer. Dat wil zeggen, de lerarenopleiding was afgestemd op de scholen, die aan het basisonderwijs aansloten en ook nu nog altijd aansluiten. De verschillende schooltypes bestaan dus nog steeds. Maar tijdens de laatste jaren kwamen er nog scholen van het integrerend onderwijs bij. ‘Gesamtschulen’ genoemd. In de politieke discussie spelen de laatstgenoemde scholen een zeer belangrijke rol. In de statistieken is dat tot nu toe minder het geval. In 1979 had Noordrijn-Westfalen 554 Realschulen tegenover 44 GesamtschulenGa naar eind(1)Ga naar eind(5). Door de wet van 29 oktober 1974 werd de lerarenopleiding diepgaand gewijzigd en opnieuw geregeld; zij is sindsdien niet meer aan de traditionele schooltypes gebonden. Voor de leerlingen van een leeftijd vanaf 10 tot 16, die de zes op het basisonderwijs aansluitende leerjaren bezoeken, staat nu de leraar voor de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs of het lager secundair onderwijs ter beschikking, Lehrer der Sekundarstufe I genoemd. Wie zich liet inschrijven om leraar S I te worden kon o.m. ook het Nederlands in combinatie met een ander belangrijk vak kiezen, zoals Nederlands en Duits, Nederlands en Engels enz. Volgens de wet moeten alle leraren hun examens in twee studievakken doen. Voor de tweede cyclus van het voortgezet onderwijs, d.w.z. voor de laatste drie jaren aan de gymnasia, voorzag de wet de leraar van het hoger secundair onderwijs, Lehrer der Sekundarstufe II genoemd. Ook hierbij was de Neerlandistiek één van de mogelijke studievakken. Toen de wet in 1974 werd goedgekeurd, konden natuurlijk alle studenten, die met hun studies reeds begonnen waren, hun opleiding ongehinderd voortzetten. De wet gold slechts voor degenen, die zich daarna lieten inschrijven. In 1979 werd de wet opnieuw gewijzigd. Onder zekere voorwaarden sluiten sindsdien de studies voor de leraren van het hoger secundair onderwijs de onderwijsbevoegdheid voor het lager voortgezet onderwijs in. Dat betekent, dat de toekomstige leraar S II leerlingen van alle graden of leerjaren of schooltypes van het secundair onderwijs mag opvoeden. Jongens en meisjes van een leeftijd vanaf 10 tot 16 kunnen dus - in de toekomst - door een leraar worden onderwezen, die of voor het lager secundair niveau of voor het hoger én lager secundair niveau is opgeleid. Zulke leraren, die volgens de wetswijziging van 1979 hun studies onder de genoemde voorwaarde hebben opgenomen, staan de scholen voor 't eerst ter beschikking.
De overheid vond het overbodig, twee verschillende categorieën van leraren op te leiden voor vakken waarvoor slechts weinig behoefte bestaat hetzij van de kant van de studenten, die de onderwijsbevoegdheid willen halen, hetzij van de kant van de scholieren, die onderwezen willen worden. Met andere woorden, vakken zoals de levende talen behalve het Engels en Frans zijn voor de lerarenopleiding in het kader van het lager secundair onderwijs niet meer toegankelijk. De Neerlandistiek staat sinds 1980 slechts voor degenen open, die S II - leraar willen worden. Daarbij doet men beroep op § 14Ga naar eind(2) van de wet voor de lerarenopleiding d.d. 28 augustus 1979Ga naar eind(2). Voor ‘belangrijke’ schoolvakken zoals Engels en wiskunde worden daarentegen leraren voor beide niveaus opgeleid.
Met nadruk moet worden gezegd, dat het Nederlands ook nu nog in de verschillende schooltypes van het voortgezet onderwijs mag worden aangeboden. Het Nederlands als vreemde taal is dus in principe niet tot de laatste drie jaren van het secundair onderwijs beperkt, d.w.z. tot de 2de cyclus. Maar in de praktijk ligt daar ongetwijfeld het zwaartepunt; want aan de meer dan 500 Realschulen worden momenteel slechts 42 lesuren Nederlands gegevenGa naar eind(3).
Het is vanzelfsprekend dat de leraren van het lager voortgezet onderwijs, die zich bij goedkeuring van de wetswijziging in 1979 reeds in opleiding bevonden, hun studies ook in de Neerlandistiek mogen voortzetten. Alleen voor hen, die in 1980 of later met hun studies begonnen, is het halen van de onderwijsbevoegdheid voor het Nederlands in het kader van S I niet meer mogelijk.
De situatie is dus zo dat aan de ene kant de traditionele schooltypes nog steeds bestaan, maar aan de andere kant de leraren niet meer voor één type alleen worden opgeleid.
Op het ogenblik streven de leraren voor S II er bijna uitsluitend naar naar het gymnasium te gaan, terwijl de Realschule en de Hauptschule het domein van de leraar S I is. Een leraar S II, die aan een gymnasium les geeft, ontvangt een hoger salaris dan zijn collega aan de Realschule. De wetswijziging van 1979 zal er derhalve op lange termijn toe leiden, dat voor de Realschule - en ook voor de Hauptschule - geen nieuwe leraren Nederlands meer ter beschikking zullen staan.
Het ministerie van Onderwijs in Noordrijn-Westfalen beweerde, in antwoord op een vraag van het Vakverbond Moderne Talen, dat het getal der studenten Nederlands voor het lager secundair onderwijs te gering was, om | |
[pagina 459]
| |
een eigen opleiding voor deze groep te rechtvaardigen. Maar dat zou naar mening van de overheid de Realschule geen schade berokkenen, want de leraar S II staat in de toekomst ook voor de andere schooltypes ter beschikkingGa naar eind(4). Men zou daarmee akkoord kunnen gaan als de volgende voorwaarden voldaan worden: de leraar wordt betaald naarmate zijn opleiding en niet naarmate de schooltypes, waar hij werkt; het lerarenoverschot wordt in de toekomst zo groot (wat velen ook inderdaad verwachten) dat een leraar S II zich ook met een betrekking aan een Realschule of Hauptschule tevreden zou stellen; het traditionele schoolwezen wordt langzaam door scholen van het integrerend onderwijs vervangen, want aan een Gesamtschule onderwijzen alle soorten van leraren. De vraag of de nieuwe wetsregelingen een achteruitgang voor het Nederlands als vreemde taal in de Bondsrepubliek Duitsland betekenen, kan worden beantwoord als volgt: Voor de gymnasia niet en voor de ‘Realschulen’ op korte termijn ook niet. Helaas hebben de studenten in het verleden slechts zeer aarzelend gebruik gemaakt van de mogelijkheid de onderwijsbevoegdheid voor het Nederlands voor het lager secundair niveau te halen. En niet meer dan ruim 2% van de ‘Realschulen’ konden en kunnen deze vreemde taal op het lesrooster plaatsen. Het verzoek de Neerlandistiek ook voor de leraar van het lager voortgezet onderwijs weer toegankelijk te maken bleef tot nu toe zonder succes. Moet men zich dus afvragen of ook de leraar Nederlands voor S I ten prooi is aan de bezuinigingspolitiek?
Jürgen Sudhölter / Rheda- Wiedenbrück. |
|