Impressies bij een afscheid.
In 1981 is het 80 jaar geleden dat Peter Benoit overleed. Zijn geboortestad Harelbeke werd 25 jaar geleden het centrum van het ‘dekenaat Harelbeke’. Beide feiten waren in Harelbeke aanleiding tot een reeks herdenkingen en feestelijkheden met als hoogtepunt een concert op 3 april 1981 in de Sint-Salvatorskerk. Daar trad de Scola Cantorum Cantemus Domino uit Izegem op met gregoriaanse en polyfone passiegezangen en Drama Christi van Peter Benoit. Dit concert was inzover uniek omdat het toch al weer enkele jaren geleden was dat Drama Christi werd uitgevoerd, maar vooral ook omdat dit het allerlaatste optreden was van Cantemus Domino. Het eerste deel van het programma, waar het koor zong onder de leiding van Geert Claeys, bestond overwegend uit gregoriaans uit de Goede Week, afgewisseld door korte polyfone gezangen (Lassus, Palestrina, da Vittoria) en door poëzie in de passiesfeer voorgedragen door Hilde Velghe. Het blijft altijd weer een belevenis om Cantemus Domino gregoriaans te horen zingen. Bijna 25 jaar legt het koor zich daarop toe, met als leermeesters de Benedictijnen van Solesmes, waar het koor overigens reeds driemaal op studiereis verbleef. Zij volgen vrij getrouw de Solesmes-stijl maar dan met een rijker, virieler stemtimbre. Onder leiding van Geert Claeys en naar het voorbeeld van de recente evolutie in de Solesmes-stijl van Dom Jean Claire is de zegging in vergelijking met vroeger iets minder romantisch geworden, vlotter van tempo en - ingekaderd in de gregoriaanse melodische technieken van accenten en verbredingen - nog meer toegespitst op de tekstexpressie. Het puur meditatieve of wijdingsvolle aspect wint daardoor aan dramatische beladenheid die zeker bij deze passiegezangen de innerlijke rijkdom van het gregoriaans nog versterkt.
Als tweede deel van het concert was Benoits Drama Christi geprogrammeerd. Patrick Peire leidde de Scola Cantorum, de solisten Roland Bufkens (Verteller), Herman Slagmulder (Christus) en Jan Joris (andere rollen) en het orkest samengesteld uit leden van het Collegium Instrumentale Brugense en het Vlaams Trombonekwartet. Deze compositie behoort tot de beste werken van Benoit. De orkestratie (3 celli, 3 trombones, 2 trompetten, contrabas en orgel) draagt treffend de melodische zegging en versterkt soms uitbeeldend de muzikale expressie waarmee Benoit de hoogtepunten uit het leven van Christus weergeeft. De vokale solopartijen geven in hun melodievorming een sobere maar treffende psychologische tekening. Tot de beste pasages behoren de rol van de verteller, in baroktraditie opgevat, het meditatieve van het Onze Vader, de uitbeelding van de Kruisweg door koor en orkest en de korte moraliserende interventies, in vierstemmige en harmonische expressieve homofonie toevertrouwd aan 8 koorzangers. Daarnaast bevat de partituur ook banaliteit en bombast in de drie jubelkoren Alleluia, Hosanna, en In omnem terram. Patrick Peire, die toch op de eerste plaats als dirigent van barokmuziek bekend staat, was deze Benoit-compositie blijkbaar grondig meester en bracht van het geheel een beheerst romantische uitvoering, gericht naar de tekstdramatiek en de melodische lyriek. Een minutenlange ovatie viel dan ook alle uitvoerders ten deel.
Het is een vrij eigenaardig feit dat een koor dat nog dergelijke ovatie in ontvangst mocht nemen, en dat nog opdrachten in het verschiet had voor BRT I en BRT III, definitief de partituren opbergt. Naar verluid is de oorzaak dubbel en moet ze worden gezocht bij de leden (oververzadiging, tijdsgebrek...) en bij de dirigent. Vast dirigent en stichter Robert Depicker is sinds enkele maanden om gezondheidsredenen aan rusten toe en er werd niemand gevonden die, met dezelfde kwaliteiten en met eenzelfde specialisatie inzake gregoriaans, op onbezoldigde basis die taak kon overnemen. Het koor bestond sinds 1959 en heeft in die tijd tal van hoogtepunten gekend. Reeds voor er van enige postconciliaire herwaardering van het gregoriaans sprake was, legden de leden van de Scola zich toe op een stijlvolle en beleefde interpretatie ervan. Toen bleek dat de volkstaal-liturgie onvoldoende de rijkdom van het gregoriaans kon vervangen en er behoefte aan degelijke uitvoering van deze latijnse gezangen bleef bestaan, werd de Izegemse Scola alom gevraagd, niet alleen ter opluistering van de eredienst, maar ook om in concertvorm de gezangen uit het monnikenofficie en uit de liturgie ten gehore te brengen. Aldus behaalde Cantemus Domino triomfen in het Festival van Vlaanderen, de Basilica-concerten, de Antwerpse kathedraalconcerten, de Brusselse conservatoriumconcerten, in BRT-opdrachten en in concerten in Münster, Menden, Bonn en Sénanque (Z.-Frankrijk).
Aanbiedingen om op te treden in Rome, Parijs en zelfs in Perth (Australië) dienden wegens het liefhebbers-statuut van de leden te worden afgewezen. Daarnaast legde het koor zich ook toe op de polyfonie en stelde aldus een repertoire samen, gaande van een hele reeks motetten en missen tot grotere composities van Strawinsky (Oedipus Rex), Britten (War Requiem), Martinu (Polni Mse), Tinel (Godelieve, Franciscus), Benoit (De Schelde, Drama Christi), Beethoven (Christ am Oelberg), Roelstraete (o.a. Kersthallel)... die ze alleen of in samenwerking met andere koren uitvoerden.
In BRT-opdracht creëerden zij werk van Bartok, Waelput, Miry, Benoit... In het Westvlaams Pro-