een vrij imposante reeks individuele en groepstentoonstellingen in binnen- en buitenland. Opdrachten, door zijn hand uitgevoerd, tooien officiële gebouwen, kerken, scholen en privéwoningen. Wij onthouden ons van een opsomming en vermelden deze prestaties alleen maar om te beklemtonen dat hij over alle troeven beschikt om zich gemoedelijk en lucratief in zichzelf en in zijn eigen kunst te installeren. Had hij zulks willen doen, dan zou hij weliswaar zichzelf voortdurend herhaald hebben, maar door zijn aangeboren virtuositeit zou dit nauwelijks merkbaar geworden zijn. Cox verkoos de weg der creativiteit en dit brengt een bijkomende inspanning mee: hij moet voortdurend zijn virtuositeit onder controle houden.
We beseffen maar al te best dat we een vaak verkracht en ontkracht woord gebruiken wanneer we hier - maar dan eens een keertje terecht! - Cox een gedrevene noemen. Hij wordt gedreven en verteerd en hierdoor drijft hij zichzelf weer voort en vindt hij nieuwe brandstof voor zijn energie. Het avontuur van de vormgeving schenkt hem geen rust. Voor Cox blijven harmonie, kleur, compositie, adequatie tussen vorm en inhoud vaste en voor zijn gevoel nog altijd eigentijdse normen en waarden. In dit spel bedrijft hij opzettelijk kleine afwijkingen, dissonanten die de spanning intenser doen worden. Dit kan een lichte deformatie zijn, een spiertrekking in een figuur. Als kijker neem je dit doorgaans niet bewust waar, maar het kan het kracht- en spanningsveld in zijn werk ingrijpend bepalen en verruimen.
In een overigens klassiek aandoende compositie zwemt bij voorbeeld een vis door de lucht. Plastisch maakt dit weinig verschil uit met een vogel in diezelfde ruimte, maar inhoudelijk betekent het een kortsluiting die tot nader inzicht leidt. Krachtlijnen van diagonaal, gulden snede e.d. bepalen de structuur van zijn blad, verhuld achter de nu eens aristocratische en dan weer prangende uitbeelding. Cox bewijst in zijn werk dat de aloude wetmatigheden geen vernieuwing in de weg staan, doch deze integendeel kunnen schragen. Wel dient hier dan tot beter begrip duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen ‘vernieuwing’ en ‘mode’. Aan dit laatste heeft Cox geen boodschap.
Wanneer je op tocht gaat doorheen het omvangrijk oeuvre van deze kunstenaar, komt dit bij een allereerste kennismaking misschien vrij verscheiden voor. Bij een aandachtiger verdiepen in dit werk ontdek je een zich in talloze facetten en variaties uitlevende homogeniteit. Als mens is Cox veelzijdig in interesse, rusteloos, bezig met moderne wetenschap, parapsychologie, anatomie en metaphysische problemen. Dit kent zijn weerslag in zijn werk. Zelfs de korte film, die hij tussendoor realiseerde, ademt diezelfde geest. Hij poogt voortdurend het onzichtbare zichtbaar te maken, je zou hem de tekenende infrarood-fotograaf van de aardse en de onaardse werkelijkheid kunnen noemen. In dit afpellen van de werkelijkheid durft hij zijn toevlucht nemen tot het scheuren of het kreuken van een blad. Dit gebeurt dan echter zuiver functioneel en blijft van alle branie gespeend.
Men kan zich in het werk van Cox vermeien in het spel van lijnen en kleuren. Men kan ook zijn aandacht richten naar de technische gaafheid en métiervaardigheid. Men kan er eveneens een verhaal in aflezen en dit verhaal zal in éénzelfde blad bij elke kijker, ‘ad modum concipiendi’, anders verlopen. Je kan er, eveneens ad libitum, symboliek in ontdekken. Een dergelijke veelzijdigheid aan interpretatiemogelijkheden maakt het werk van Cox zo uitermate boeiend en stelt zich mede garant voor de kunstwaarde ervan. We hopen trouwens dat Cox zich zal kunnen blijven wapenen tegen de drang naar een te bewust gewilde symboliek.
Formeel stelt hij je nu eens voor een combinatie van tekening en aquarel, waarbij de figuur ‘ingevuld’ wordt, dan weer eens voor een aquarelbewerking waarbij de tekening de hoge toon zingt. Dit kan ooit een uit lijnen geschapen figuur zonder accidentalia zijn. Elders wordt dit een constellatie van sterk verkrampte, bewogen en gespannen figuren met op hun gelaat het begin van een ‘opgeschrikt worden’, die elke figuur zodanig schijnt aan te grijpen dat hun samengaan in het blad herleid wordt tot de gewone optelling van individuen. Eén constante dringt zich bij dit alles op: het medium plastische kunst (je zou nog meer beperkend kunnen spreken over het medium tekenen) blijft opvallend zichzelf getrouw. Cox is geen literator of musicus, hij is tekenaar. Komt wellicht net daardoor zijn werk zo poëtisch en zo harmonisch over?
In zijn bladen speelt de ruimte doorgaans een hoofdrol. Ze kan volkomen opgevuld worden of ze wordt ijl en blank gelaten. Het verschil is slechts schijnbaar en raakt de essentie niet. Bij Cox heeft een open gelaten ruimte integrerend medezeggenschap én in de compositie én in de vertolking. Bliksems, een regenboog, een vogel of een dunne lijn die figuren en vormen strak met elkaar verbindt, bewijzen dat die ruimte geen leegheid is, maar dat daarin krachten aan het werk zijn als gravitatie, stralingen, kosmische golven enz., die sterk bepalend zijn voor ons menselijk bestaan. Cox wil ons iets doen bevroeden van Shakespeare's ‘vele dingen tussen hemel en aarde’. Dit gebeurt soms geraffineerd en met het volle gewicht van zijn ambachtelijk kunnen. Zo wordt in een tekening een naakt omhuld door een wijdse ruimte, waarboven drie strakke