Mulisch' compositie van de wereld.
Sinds 1977, toen hij de Constantin Huygens- en de P.C. Hooftprijs kreeg voor zijn hele oeuvre, is Harry Mulisch het ‘monstre sacré’ van de Nederlandse literatuur geworden. Het ogenblik is aangebroken om de drie boeken die hij tussen 1977 en 1980 publiceerde onder de loep te nemen en eventueel met elkaar in verband te brengen. Dat is niet makkelijk, want het gaat om drie verhalen (Oude lucht, 1977), een bundeling beschouwingen en lezingen uit de jaren vijftig, zestig en zeventig (Paniek der onschuld, 1979) en het eerste deel van een filosofisch traktaak (De compositie van de wereld, 1980). Harry Mulisch daarover aan Jan Brokken: ‘Ik zoek voortdurend naar nieuwe manieren, naar nieuwe onderwerpen’.
De compositie van de wereld is een boek van bijna vijfhonderd grote pagina's dat de vraag tracht te beantwoorden of het rationalisme wel zo rationeel is en het irrationalisme wel zo irrationeel. Een werktuig dat vat heeft op beide gebieden is de kunst, die ergens tussen wetenschap en filosofie in staat. Hoe dor en systematisch Mulisch het traktaat ook heeft geschreven - hij wou het boek uit de sfeer van de schone letteren - toch is het de
schrijver Mulisch die de kunst - meteen ook zijn kunst - situeert in het geheel van de menselijke bedrijvigheid van de geest. Daarom is m.i. het vierde hoofdstuk (
De kunst) van het vierde boek (
De systematische octaviteit van het individu) de kerntekst van het eerste deel van Mulisch' traktaat. Maar eerst nog een andere relatie: in dit eerste deel krijgt reeds veel uit de canonieke religies en filosofie zijn plaats (dit part van het irrationele blijkt nergens in tegenspraak met het rationele, integendeel); pas in een nog te publiceren tweede deel zal Mulisch te zijner tijd meer obscurantistische systemen aan een
Harry Mulisch (o1927).
rationele kritiek onderwerpen en vervolgens als pseudo-wetenschap en pseudo-filosofie verwerpen. De conclusie is duidelijk en wordt door de auteur zelf geformuleerd in een gesprek met Frans de Rover: ‘Al zullen sommigen zeggen dat het occult is, het is gericht tegen het occultisme.
Om het te overwinnen. Precies wat Freud deed. Met zijn verstand ging hij zich bezig houden met een gebied, de droom, waarvan iedereen zei: daar kun je je niet mee bemoeien, dat is voor waarzegsters (...). Ik ben geen Freudiaan, maar dat gebied waar iedereen zijn neus over ophaalt, daar moet je in, want daar schuilen de gevaren - tot en met die van het fascisme. (...) Je moet het occultisme vernietigen door het in te lijven’. De strijd tegen het occultisme is geen vrijblijvende bezigheid voor Harry Mulisch. Het plan voor
De compositie van de wereld bestaat al dertig jaar; aan het eerste deel heeft hij zes jaar gewerkt. Het boek is duidelijk de realisatie van een jarenlange bezetenheid om de chaos te ordenen, een ‘
maat voor het mateloze’ te vinden. Terloops wil ik erop wijzen dat Mulish zijn traktaat reeds tweemaal aankondigde: in
Voer voor psychologen (1956), pp. 23-30 en in
Mijn getijdenboek (1975), pp. 110-112. Mulisch heeft in zijn leven en werk te maken gekregen met een anti-fascistisch en anti-Duits syndroom, zoals blijkt uit
Het stenen bruidsbed (1959),
De zaak 40/61 (1962) en
De toekomst van gisteren (1972). Zijn strijd tegen het fascisme is een strijd tegen het obscurantistische deel van he irrationele in de mens. Een en ander heeft te maken met een vader-complex (cf. zijn toneelstuk
Oidipous Oidipous van 1972).
Maar ook als schrijver zet Mulisch in zijn traktaat een oratio pro domo op. Hij waarschuwt tegen de ‘dilettanten’, die menen dat de kunstenaar degene is die gevoelens, beelden, fantasieën, dromen kan ‘uitdrukken’. Het kunstwerk valt niet samen met irrationele elementen. Het komt er in de kunst op aan het irrationele te rationaliseren door het formele denken, het eurekadenken. Ja: all feeling is in the brain. ‘Een kunstwerk drukt in de eerste plaats zichzelf als kunstwerk uit, als formeel maaksel.’ - ‘Kunstwerken zijn niet alleen de enige dingen die het eureka kunnen oproepen, maar welke gevoelens zij verder ook oproepen, het eureka roepen zij altijd op.’ De rationele methode in kunst: Mulisch die aantekeningen maakt op kaartjes, die daarna schema's tekent, schrijft op ruitjespapier, zich tijdens het schrijven documenteert... ‘Boeken die niet gebaseerd zijn op een schema zijn weekdieren. (...) Een boek moet voor mij een skelet hebben. Dat skelet mag je niet duidelijk zien, het moet onzichtbaar zijn, en toch duidelijk aanwezig.’ (gesprek met Jan Brokken). Zo is Oude lucht opgebouwd rondom een symmetrisch skelet; het middenste van de drie teksten heet overigens Symmetrie. Die tekst heeft als thema de symmetrie tussen de grootvader en de kleinzoon, een ik-persoon die erg dicht staat bij Mulisch zelf. De grootvader verbleef als negentienjarige student in 1871 in Praag. Hij gaat naar een voordracht van prof. dr. Ernst Mach over symmetrie. Die voordracht staat centraal in het verhaal Symmetrie, dat zelf centraal staat in het hele boek. De voordracht wordt omkaderd door symmetrische ruimtelijke aanduidingen. Op 27 december 1968