Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Gij zult leven!’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lode Zielens (1901-1944).
maakte Zielens met de novelle Schoolkolonie, die in 1921 in Elsevier's geïllustreerd maandschrift werd uitgegevenGa naar eind(5). In de volgende jaren, - die jaren van voorbereiding waren, zoals we nu zien -, publiceerde hij kortverhalen in tijdschriften en kranten. Enkele van deze verhalen, over het leven van de kinderen in de arme buurten van de grootstad, bundelde hij in 1927 in het boek Het jonge leven. In dit werk werd ook het uitstekende verhaal Antoinette, onze moeder voor het eerst gepubliceerd. R. Lissens herinnert zich de uitwerking ervan: ‘Ik zal nooit vergeten hoe ik door deze novelle getroffen werd... (-), een dramatisch brok leven... (-), ongewoon beheerscht, van een ingehouden smart, korrelig’Ga naar eind(6). Op die eerste bundel volgden weldra twee andere verzamelwerken, Robert, zonder Bertrand! (1929) en De roep (1931). Daar tussenin verscheen de eerste roman, Het duistere bloed (1930), die toen geestdriftig werd begroet door Gerard Walschap als ‘een merkwaardig boek, omdat het krachtdadig de traditie onzer slappe romankunst afsnijdt en schitterend bewijst dat de vernieuwing er nu eindelijk is’Ga naar eind(7).
Maar het werk dat het meeste opzien baarde en sedert zijn eerste publicatie in 1932 talrijke heruitgaven kende is Moeder, waarom leven wij?, een roman die met ongewone, kritische directheid en meelevende warmte een stuk leven en geschiedenis van het Belgische stadsproletariaat vertelt. De besprekingen van de jubileumuitgave van 1971, het jaar van de zeventigste verjaardag van de auteur, tonen aan dat ook de naoorlogse lezersgeneratie levendig onder de indruk komt van deze ‘klassieker’. Netje, de ontroerende hoofdfiguur van de roman, proletariërskind, lijdende en vechtende vrouw en moeder, kan met goed recht op één rij worden gesteld met zulke aangrijpende vrouwenfiguren uit de wereldliteratuur als Martin Andersen Nexö's Ditte Menschenkind en de Moeder uit Maxim Gorki's gelijknamige romanGa naar eind(8).
Zo had Zielens in het begin van de jaren dertig al een brede lezerskring veroverd. Toen hem in 1934 de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde werd toegekend voor deze eerste periode van zijn literaire werkzaamheden, lag reeds een volgende roman voor, De gele roos. Tussen het jaar waarin hij de staatsprijs verwierf en het jaar van zijn dood verschenen nog drie romans, drie verhalenbundels, een langer verhaal in boekvorm, ander proza in verzamelwerken en bladen, een kunsthistorische monografie over het werk van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schilder Isidoor Opsomer, en enkele vertalingenGa naar eind(9) uit het FransGa naar eind(10). De dood trof de drieënveertigjarige midden in zijn literaire arbeid. Het laatste jaar had hij, teruggetrokken in zijn landhuisje te Kapellenbos, gewerkt aan een romantrilogie. Hierin wou hij een maatschappijbeeld schilderen waarvoor het moderne België en zijn vaderstad Antwerpen van het eind der 19de en het begin der 20ste eeuw de stof leverden. Van het eerste deel, Alles wordt betaald, lag het manuscript klaar; het tweede boek, Menschen als wij, was nog niet volledig afgewerkt. Beide delen verschenen na zijn dood, in 1945 en 1946. Het geplande derde boek bleef ongeschreven. Tot in mei 1940 en in de enkele weken na de bevrijding ontwikkelde Lode Zielens bovendien een intense journalistieke activiteit, naast zijn literaire bezigheden. De informatieve Analytische bibliografie van en over Lode Zielens van Luc. van den BrieleGa naar eind(11) geeft een overzicht van de bijdragen, indrukwekkend door hun aantal en veelheid van onderwerpen, die hij sedert 1922 - het jaar waarin hij bij de Antwerpse Volksgazet kwam - in die en in veel andere bladen en tijdschriften heeft gepubliceerd. Journalistiek en literair werk waren bij Zielens organisch met elkaar verbonden. Het maatschappelijk leven waarover hij als journalist schreef, verschafte hem heel wat impulsen voor zijn prozascheppingen. Anderzijds kreeg zijn journalistiek een heel persoonlijke noot door zijn engagement als romancier en zijn aanleg om essentiele verschijnselen intuïtief aan te voelen. Lode Zielens werd geboren op 13 juni 1901 in de haven- en industriestad Antwerpen, in de Pompstraat 17, als eerste kind in het gezin van diamantslijper Frans Jozef Zielens. Hij brengt zijn eerste jaren door in de Sint-Andrieswijk, rond 1900 een ‘parochie van miserie’Ga naar eind(12). Het zware leven van zijn ouders, verwanten en buren maakt een diepe indruk op de gevoelige jongen en de sporen daarvan komen later telkens terug in zijn verhalen. Hoewel hij muzikaal begaafd is kunnen zijn onbemiddelde ouders hem niet de opvoeding geven die zijn aanleg verlangt. Hij wordt al vroeg gedwongen in het levensonderhoud te helpen voorzien en werkt in de fabriek, in de haven, waar hij aan den lijve de harde voorwaarden ondervindt van de loonarbeid. Daarnaast schrijft hij echter gedichten, korte verhalen. Bij toeval vindt hij een begrijpend beschermer in Frans Verschoren, die bemiddelt bij de publikatie van Zielens' eerste prozawerk. In 1922 neemt Zielens met succes deel aan een literatuurwedstrijd van de socialistische Volksgazet en wordt als medewerker aan deze krant aangenomen. Vanaf dat ogenblik kan zijn leven de richting volgen die aan zijn belangstelling en aanleg beantwoordt en, niettegenstaande alle tijdsgebrek als gevolg van zijn journalistieke dagtaak, ook bevordert.
Zijn evolutie van jonge, schrijvende arbeider, over journalist bij de arbeiderspers naar romanschrijver in dienst van zijn klasse is consequent en, net als bij Zielens, merkbaar bij andere schrijvers uit andere landen, in dezelfde periode. Met hartstochtelijke leergierigheid tracht hij de leemten in zijn opleiding te vullen. Hij leest veel, maakt zich vertrouwd met toneel en beeldende kunsten en bereikt een zodanig niveau dat hij later (1938) zelfs een leeropdracht voor literatuurgeschiedenis bekomt aan de Koninklijke Akademie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Zijn geëngageerde relatie met de arbeidersklasse bepaalt de thema's die de journalist behandelt, - zoals zijn werk over de eerste vijfentwintig jaar van de vakvereniging der havenarbeiders -, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormt meteen de immanente basis voor een uitdrukkelijke belijdenis in zijn literair werk van de jaren twintig en dertig. Achilles Mussche schreef: ‘Zielens was een van de zeldzamen onder onze schrijvers, die den jammer in sloppen en krotten, den ontzettenden socialen nood van ons volk heeft gezien en meegeleefd en uitgebeeld’Ga naar eind(13). Terwijl hij aanvankelijk de treurige geschiedenis van het proletariaat beschrijft, gaat hij zich in de tweede helft van de jaren dertig sterker naar het heden toekeren. Simon Dheere en Andreas, uit de roman Nu begint het leven (1935), hebben als gewezen soldaten in de Eerste Wereldoorlog, in lichaam en geest geraakt, jarenlang met de gevolgen van hun belevenissen af te rekenen. Het bestaan dat zij moeizaam trachten op te bouwen wordt bedreigd door economische crises en werkloosheid. Hun leven wordt overschaduwd door de opkomst en de machtsgreep van het fascisme in het naburige Duitsland. ‘Hitler is oorlog’ zegt men in de fabriek waar Simon werktGa naar eind(14). Het wederrechtelijk optreden van de Duitse politie tegenover een Belgisch schip in de haven van Hamburg, de strijd ter verdediging van het volksfront in Spanje en de toenemende heftigheid van de verkiezingsstrijd in eigen landGa naar eind(15), grijpen in in het leven van de jonge schilder Bert, van Elisabeth en hun vrienden in De dag van morgen (1938). Zielens' besef van de betekenis van de maatschappelijke elementen voor het individu en zijn opvatting van de taak van de literatuur, nl. de kernproblemen van een periode te vattenGa naar eind(16), betrekken hem in deze economische en politieke crisistoestand direct bij het tijdsgebeuren. Zijn laatste roman vóór de oorlog uitbreekt, Op een namiddag in September, schrijft hij onder invloed van de septembercrisis van 1938, diep verontrust door het acute oorlogsgevaar veroorzaakt door de bedreiging van Tsjechoslowakije door het Duitse fascisme, en verontwaardigd over de ‘opoffering van een volk’Ga naar eind(17). De proloog tot het verhaal wordt gevormd door het plan van de jongeman Lucien, opgeroepen voor de krijgsdienst, en zijn meisje Jeanne om samen zelfmoord te plegen. De leidraad is Jeannes berusting na de dood van Lucien en haar zoektocht om op een zinvolle manier verder te leven. De dramatiek van handeling en gevoelens wordt kunstig getemperd in de vorm van een briefroman, met briefwisseling tussen Jeanne en haar moeder, waarin de belevenissen van beiden worden weerspiegeld. Deze romanvorm bevreemdde destijds een deel van de critici, maar de esthetische mogelijkheden ervan werden door Zielens schitterend aangewend. Duidelijker dan de kritiek na de verschijning van het boek het konGa naar eind(18), bewonderen wij het vandaag als een klaarziende waarschuwing van de auteur voor de oorlog, en horen wij zijn oproep te ontwaken uit de zelfzuchtige onverschilligheid.
Maar het Duitse imperialisme ging met rasse schreden naar de verwezenlijking van zijn expansieplannen toe. De aanval van 10 mei 1940 op België, de vlucht naar Frankrijk, de terugkeer na de ondertekening van de wapenstilstand en de noodzaak te werken onder de bezetting laten ook in het leven van Lode Zielens diepe sporen na. Door vrienden wordt de journalist van de verboden, socialistische krant geholpen in zijn levensonderhoud en vindt hij werk. Hij wordt aangesteld als ‘tussentijdse bediende’ aan het Museum van de Vlaamse Letterkunde. Hij houdt niet van dit werk, dat de op wisselwerking en levendige indrukken afgestemde geest van de schrijver niet kan bevredigen. Na enige tijd vraagt hij onbetaalde vacantie, om te schrijven. Fijngevoelig en begrijpend heeft Ger Schmook deze episode beschreven, vanuit de gezichtshoek van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hen die Zielens bij zijn archiefarbeid omringdenGa naar eind(19). Dat Zielens in deze oorlogsjaren het schrijven niet opgeeft is te begrijpen als men zijn levensweg tot op dat ogenblik heeft gevolgd en weet dat de literaire scheppingsdaad voor hem een innerlijke noodzaak is. De mogelijkheden om iets te publiceren zijn weliswaar miniem. Het bezwaarlijkst is wel de beperking bij de keuze van de onderwerpen. Een openlijke stellingname tegen bezetting en bezetter, weerspiegeling van de eigen tijd, zoals hij werd ervaren en aangevoeld, was natuurlijk onmogelijk. Toespelingen, zoals bijvoorbeeld de opmerkingen bij het portret van de op dat ogenblik uitgeweken C. Huysmans of op de meidagen in de Opsomerstudie van 1942Ga naar eind(20), bereikten hoogstens een kleine kring van ingewijden. Heel wat uitlatingen en vertellingen weerspiegelen echter de bedrukte ondertoon van die tijd.
In de verhalenbundels van die jaren vinden we qua themakeuze drie verschillende strekkingen. Er is een duidelijke versterking van de ironische, sarcastische trekjes in Lees en vergeet. Die hadden vroeger al weerklonken in de geslaagde novelle van politieofficier Pieternelle, die bij het vieren van zijn vijfentwintigjarig dienstjubileum zelf in conflict raakt met de politieGa naar eind(21). Ze worden nu gedeeltelijk tot in het groteske doorgevoerd in de verhalen over winkeliers, ambtenaren en medewerkers aan het kunst- en literatuurleven van de vertrouwde burgerwereld. Een tweede strekking vinden we in de in warme toon geschreven beschouwingen van de zes autobiografische vertellingenGa naar eind(22), Herinneringen van toen. Hierin herleven de kinderjaren in de Pompstraat, de muzikaal begaafde vader, de gedroomde grootvader, nicht Antoinette die zorgde voor haar broers en zusters, Maria, zijn eerste liefdeGa naar eind(23), tantes en ooms, mensen van wie er al enkelen voorkwamen in zijn proza van de late jaren twintig en dertigGa naar eind(24). Tenslotte vinden we een bewogen verteller, die zich in de geschiedenis van dokter GelderGa naar eind(25) en het verhaal Balzac uit de bundel Te laat voor muziekGa naar eind(26) de vraag stelt over de stap naar een waarachtig leven, dat niet wordt geremd door valse consideratie voor de burgerlijke maatschappij. In deze jaren ontstaan, ondanks alle belemmeringen, ‘enkele van de mooiste novellen uit onze literatuur’Ga naar eind(27), getuigenissen van de gerijpte vertelkunst van de auteur, die geleerd heeft zijn mogelijkheden doordacht te gebruiken. Het thema van het oprechte menselijke handelen laat Zielens niet los. Iets later neemt hij het verhaal Balzac weer op en bewerkt hetGa naar eind(28). De onderzoeksrechter Ange, Balzac genaamd, wordt geconfronteerd met een kleurling, de bokser Joe Black, aangeklaagd wegens poging tot doodslag. Met de uitspraak van de rechter ten gunste van Joe verbindt Zielens een duidelijk anti-racistisch standpunt, een standpunt tegen een rechtspraak vol vooroordelen, dat in die jaren bijzonder betekenisvol is. Net als zijn romans uit de jaren dertig, waarin hij bij gelegenheid zijn moreel verlangen formuleert in een beroep op de lezer, eindigt ook dit boek met een aansporing. Wij moeten onbaatzuchtig handelen en de moed hebben voor een dergelijke handelwijze uit te komen. De weg daarheen is zo moeilijk als de vaart van een schip dat door slik en moeras stroomopwaarts naar de bron vaart, maar ‘Men moet terug naar de fonkelende bron, dit is naar de zuiverheid van het eigen wezen. Eerst dan gaat de wijde ware wereld stralend open, waarin het een vreugde en rijkdom is te kunnen leven, dit is liefhebben, zoodat men, met een glimlach, ook sterven kan’Ga naar eind(29). Dit appèl uit het jaar 1944 is meteen ook een testament van de schrijver, want | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terug naar de bron is het laatste boek dat hij tijdens zijn leven publiceerde. Over de weinige weken na de bevrijding die Lode Zielens nog te leven had, valt niet veel meer te vertellen. De journalist stelt zich onmiddellijk ter beschikking van zijn krant en de dringende dagelijkse opdrachten. Hij schrijft een documentaire reportage over het nazi-concentratiekamp Breendonk, verhelderende kortverhalen over de bezettingstijd en feuilletons met indrukken over de bevrijde stad. Een van de laatste hiervan, van 23 november 1944Ga naar eind(30), beschrijft mensen op de tram, die tijdens de rit plots in de buurt een ontploffing horen. De bedrukte stemming wijkt pas wanneer de tram langs de kade komt en ieder, vol hoop, het heeft over de schepen die binnenkort weer de rivier zullen bevaren. Maar Lode Zielens kon aan dit leven niet meer deelnemen, en wie kan zich aan de tragiek van deze gebeurtenis onttrekken? Wat echter blijft is zijn werk; de figuren die hij creëerde: Antoinette, het meisje, dat zo vroeg de moederrol moest overnemen; Netje, de belichaming van de proletariërsvrouw; Maria, Simon, Andreas uit Nu begint het leven; Etienne uit De gele roos; Albert, Frieda en hun zoon Bert uit De dag van morgen; Celine uit het verhaal Celine en het kind; Marie Flénu-Aspers uit Op een namiddag in September, om er maar enkele te noemen. Wat blijft zijn de verhalen waarin zij tot leven komen. Ook in beide postuum verschenen delen van de geplande trilogie - waarbij we altijd voor ogen moeten houden dat de auteur ze niet zelf heeft kunnen voltooien - vinden we de kenmerken van zijn vertelkunst terug: de gave om de karakters en lotgevallen als het ware in houtsnee-achtige contouren op te roepen (men leze de voorgeschiedenis van beide ‘stamvaders’, de zeeman Sven Bojer en de schoenlapperszoon Benedictus Mazo); het genoegen verhalen te verzinnen, waar voortdurend nieuwe onderwerpen naar toegroeien (die zich vaak ook substantiveren, zoals bij Henri de Latinis' Intrigenspiel); het vermogen mensen in onomwisselbare individualiteit te doen opstaan tegen de achtergrond van hun sociale bindingen (Sven Bojers dochter Hélène en haar man, Herman Petges, studies bij uitstek van het kleinburgerlijk streven naar burgerlijk aanzien); de fijngevoeligheid bij de beschrijving van de polariteit van de geslachten (in de liefdesgeschiedenis tussen Oswald Petges en Madeleine Mazo, die tot het mooiste behoort dat hij in dit thema heeft bereikt). Dat zijn romans en een groot aantal van zijn verhalen nog altijd aanspreken berust op zijn talent om mensen gestalte te geven. Lode Zielens' werk, ook met de zwakke plekken die de analyse aan het licht brengt, zal altijd zijn publiek bereiken, juist door zijn vermogen de gevoelswarmte en het begrip voor alle vreugden en teleurstellingen van een mensenleven op de lezer over te dragen. De humanistische grondtoon van zijn werk verbindt zich met een wereldbeschouwelijk gefundeerd, historisch optimisme. Zielens is niet alleen de kritisch-realistische verbeelder van de door de burgerlijke maatschappij benadeelden, maar hij probeert ook de uitweg te tonen uit de sociale en geestelijke nood. Hij beperkt zich niet tot uitzichtloze beschrijvingen van wantoestanden, noch tot een vals harmonizeren, maar hij laat de hoop doorschemeren op een betere wereld, gegrondvest in de kracht van zijn wereldbeschouwing. Hierdoor vervult hij de zichzelf opgelegde taak als schrijver bij te dragen tot de vooruitgang van de mensheid. Een deel van de critici gaf Zielens' werk daarom maar beperkt krediet. Hem werden de keuze van milieu en figuren, de niets verbloemende uitwerking van conflicten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verweten, en die verwijten werden ten dele als esthetische bezwaren geformuleerd. Deze houding vinden we vandaag nog in enkele geschriften van de literatuurgeschiedenis terug. Maar het geestdriftig onthaal door een breed lezerspubliek en de erkenning door collega's waren voor Zielens het beste bewijs dat de ingeslagen weg de juiste was. Reeds na zijn eerste verhalenbundel en sterker nog na de uitgave van Het duistere bloed, zijn eerste roman, werd hem verzekerd dat hij iets nieuws op een nieuwe manier te zeggen had. In 1937 schreef August Vermeylen dat Zielens, hoewel niet geheel zonder binding met de traditie, de sociale roman geschapen had ‘op een schaal, zoals in de Vlaamse literatuur nog niet aangetroffen was’Ga naar eind(31). De verspreiding van zijn werk buiten de grenzen van het Nederlandse taalgebied werd door de uitbreiding van het fascisme in Europa en door de oorlog belemmerd. In het begin van de jaren dertig werden nog Antoinette, onze moeder in het Duits en het Frans vertaaldGa naar eind(32), Het duistere bloed in het JiddischGa naar eind(33) en De gele roos in het TsjechischGa naar eind(34), dit laatste misschien door tussenkomst van Egon Erwin Kisch, die Zielens tijdens een reis ontmoetteGa naar eind(35). De Franse vertaling van De gele roos volgde pas volledig na het einde van de oorlogGa naar eind(36). In het fascistische Duitsland was een vertaling van de socialistische schrijver niet denkbaar. Pas in 1947 verscheen Moeder, waarom leven wij? in het Duits bij de Büchergilde Gutenberg te ZürichGa naar eind(37). Maar de distributie, die niet alle Duitssprekende gebieden omvatte, verhinderde toentertijd dat het werk de verdiende en noodzakelijke aandacht kreeg. Na 1945 werden zes van zijn boeken opnieuw uitgebracht. Emiel Willekens publiceerde een keuze uit de verhalen: De wereld gaat stralend openGa naar eind(38). Bijzonder verdienstelijk voor het bewaren en het doorgeven van dit erfgoed waren Karel Jonckheere met zijn pleidooi in Vandaag IIIGa naar eind(39) en de inleiding bij de heruitgave van De gele roosGa naar eind(40), Hubert Lampo met zijn essay in de veelgelezen reeks Monografieën over Vlaamse LetterkundeGa naar eind(41) en E. Willekens met zijn tekstbewerkingen en dossiers bij Het duistere bloed en Moeder, waarom leven wij? Werken uit de literatuurwetenschappelijke seminaries van de universiteiten van GentGa naar eind(42) en LuikGa naar eind(43) tonen aan dat het literatuurhistorisch onderzoek met succes zijn belangstelling kan richten op dit werk, dat zo'n belangrijke bijdrage leverde tot de vernieuwing van het Zuidnederlandse proza. Heruitgaven van de reeds lang weer uitverkochte roman over Netje, in 1971 ‘duidelijk... een best-seller’Ga naar eind(44), van het tot nu toe slechts eenmaal uitgegeven Septemberboek, een verzameling en schifting van het nog verspreide proza en de samenstelling van een nieuwe keuze uit de verhalen zouden de volgende, prijzenswaardige uitgeversinitiatieven kunnen zijn. In zijn essay stelt Hubert Lampo de vraag of Zielens de consequente vorm voor zijn gevoelswereld heeft gevonden, zonder dat zich ‘bouw en zegging als een hinderpaal’ tussen schrijver en lezer opstellen. Hij beantwoordt de vraag positief, zonder het minste voorbehoud. Zielens is er in geslaagd ‘ons inniger bewust te maken van onze menselijke conditie en ons, langs den weg van de mannelijke ontroering en het medevoelen om, tot solidariteit met onze medemens te bewegen. Ethisch en esthetisch heeft hij derwijze het gestelde doel ten volle bereikt. Er zijn er slechts weinigen, die hierin slagen. Het zijn de grootsten onder ons’Ga naar eind(45). Het gedenkteken voor deze schrijver, zijn figuur NetjeGa naar eind(46), staat vandaag in Ant- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werpen voor de Sint-Andrieskerk, in de wijk waar Lode Zielens' weg begon. Het plotse afbreken van zijn leven blijft voor altijd pijnlijk. Moge het ook des te meer een aansporing zijn om deze man te blijven gedenken en bij te dragen aan het verder doorwerken van zijn werkGa naar eind(47).
Nederlands van Marleen Deloof. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie der eerste drukken van de werken van Lode Zielens:
|
|