Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||
Theo van Brunschot, beeld te Rosmalen, brons, resp. 300, 120 en 30 cm. hoog.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||
Demarkaties van een denkproces
| |||||||||||||||||||||
De oudste ideeën.De basis voor de sculpturale ideeën van Theo van Brunschot werd gevormd door een jeugd die sterk verbonden was met de natuur. Hij groeide op in Eindhoven dat met zijn expansieve industrieën geleidelijk aan de allures aannam van een wereldstad; kwam het daardoor dat hij in lange fietstochten contact zocht met het Brabantse land? Het wonen in het motorische hart van Brabant kan hoogstens een ingeschapen behoefte versterkt hebben. Hij stroopte de bossen af van de Kempen en genoot van de onafgebroken rijen populieren langs de weiden in de Meijerij. Veel later zou hij zich realiseren dat hij voor zijn beelden een eenheid zocht met het landschap, even vanzelfsprekend als het bos thuishoort in het Brabantse land.
Omstreeks 1968 gaat Theo van Brunschot beelden hakken in Belgische hardsteen die als tekens oprijzen in de ruimte. Niet alleen de bossen van de Kempen staan hem hierbij voor de geest, maar, naar het resultaat te beoordelen, ook sommige Inca-muren. Het Inca-volk te Peru leefde tussen 1200 en 1532 te Cuzco in een vesting die een natuurlijk gebruik maakte van het hooggebergte. Ook de laatste vesting, Machu Picchu, in de Midden-Andes, toont een harmonisch samengaan van bouwwerken en natuur. De Inca-muren waren | |||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||
Theo van Brunschot, beeld in Belgische hardsteen, 1970, 90 cm. hoog, Rijkscollectie.
opgebouwd uit zware blokken van verschillende vorm en grootte, maar sloten toch alle hermetisch op elkaar. Zo stapelt Van Brunschot zijn zwart gepolijste granietblokken op. Hij grift er symbolen in: spiralen, rechte lijnen, cirkels, de zon. De afgeronde hoeken en de incisies, uitgesleten en verweerd lijkend, maken een archaïsche indruk. Daarmee keert het beeld terug tot de tijd dat de aarde, die de steen laag voor laag had opgebouwd, de eerste tekens in haar rotswand gegraveerd kreeg. Tegen 1970 hakt hij een beeld in hardsteen dat 90 cm. hoog, 60 breed en maar 20 cm. diep is, een kleine muur dusGa naar eind(1). Het bestaat uit drie opeengestapelde delen: de grootste blok sluit met een korte diagonaal, maar hermetisch op de kleinere: de kleinste rust als een inlas in de grootste, zeer hecht. De diagonaal van de kleinste steen loopt niet parallel aan de onderste, zoals ook bij de Inca-muren gebruik gemaakt werd van toevallige vormen van de steenblokken. Ook rust de inlas niet in het midden, waardoor het beeld minder statisch wordt. Archaïstische tekens die een hoge ouderdom moeten suggereren, blijven nu achterwege. Wel zijn de hoeken zorgvuldig afgerond, de stenen zwart en glanzend gepolijst. Het verband tussen de drie is solide en vanzelfsprekend. Het beeld is streng. Het is een overtuigend specimen van de oudste ideeën, het eerste onderzoek. Het toont de ingreep van de beeldhouwer en is op weg naar de architectuur, maar verliest niet zijn verwantschap met het organisch gegroeide. | |||||||||||||||||||||
Het tweede onderzoek: de eensgezinde dialoog.Vrijwel ieder beeld van Theo van Brunschot maakt deel uit van een reeks en de reeks op zich vormt een onderzoek naar mogelijkheden en grenzen, naar vorm en betekenis. Omstreeks 1975 begint hij aan een nieuwe reeks waarin hij in een vijftal beelden de relaties onderzoekt die steen en brons met elkaar kunnen aangaan. Zo ontstond in 1976 een kubisch beeld in drie delenGa naar eind(2): twee hardstenen delen sluiten een bronzen vorm in die zich diagonaal maar hecht tussen hen genesteld heeft. Om de twee heterogene materialen zo intiem mogelijk op elkaar af te stemmen is zowel uit de steen als uit het brons een hoek weggenomen die de aandacht vestigt op de eensgezinde dialoog. Ook de afgeronde hoeken en de polijsting van steen en brons verinnigen het contact van de twee en verhogen de harmonie. Deze tweede cyclus werd onderbroken door een derde probleemstelling die in 1981 nog steeds alle aandacht vraagt. Omdat de beeldreeks die steen en brons combineert, nog niet voltooid is, had er, | |||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||
Theo van Brunschot, beeld in Belgische hardsteen, 1976, 45 cm. hoog, Rijkscollectie.
volgens de beeldhouwer, eigenlijk geen beeld van verkocht mogen worden; de beelden zijn fasen van het onderzoek dat in zijn totaliteit getoond zou moeten kunnen worden. Eigenlijk is iedere verkoop in de ogen van de maker een inbreuk op het reekskarakter van de werken, hoezeer hij anderzijds hoopt een sociale functie te vervullen. Hun maximale uitstraling ontstaat pas wanneer ze elkaar met hun aanwezigheid ondersteunen. | |||||||||||||||||||||
De naamloze beelden. (Het derde onderzoek.)Het driedelige bronzen beeld dat in maart 1978 geplaatst werd in de gemeente Rosmalen bij Den Bosch is voor Van Brunschot in feite de eerste vrije, monumentale opdrachtGa naar eind(3). De vrijheid werd slechts beperkt door de mededeling dat het plein vóór het gemeentehuis niet door een massieve kolos kapotgeslagen mocht worden. De beeldhouwer voldeed aan het verzoek door een teken te maken van 120 cm. hoog, een menselijke maat; een teken van 3 meter, dat verwijst naar wolken en lucht, en een vorm die laag over de aarde welft. Visueel bieden de twee staande vormen het oog vrije doorgang. Het beeld is monumentaal, maar toch bescheiden. Het is doelbewust omhooggericht, maar onderhoudt brede contacten met de aarde.
Het hoogste beeld van de drieëenheid te Rosmalen moet voor de beeldhouwer het vertrek gevormd hebben voor het concept: sinds 1978 hakt hij in Zweeds graniet heel smalle, hoge tekensGa naar eind(4). Beneden zijn ze niet breder dan een voet moet zijn om te staan; boven hebben ze de scherpte van een prehistorische bijl. Zulke tekens wenst Van Brunschot ergens in een landschap, niet als een beeld op een voetstuk, maar even vanzelfsprekend als een boom thuishoort in het land. Het zijn tekens die de taal spreken van Brancusi, Arp en Moore, maar die aan die taal nieuwe syntagmata toevoegen. Tekens die ontstaan zijn uit zeer harde rots en die, als de handen van de beeldhouwer ze vrijgeven, terugkeren naar de aarde.
Zomin als de verticale beelden een aarzeling kennen in de vorm, kennen de horizontale dieGa naar eind(5). Ze zijn monumentaal en staan dicht bij de bron. Sommige horizontale beelden staan breed gespannen; het waren de bossen van de Kempen die voor zulke sculpturen de idee aanreikten. Hun aansluiting bij de aarde belijden ze met nadruk: ze rusten erop zonder voetstuk; ze verwijzen ernaar doordat ze er even van losgetild zijn. Ook de horizontale beeldreeks, deze elementaire eigenzinnige tekens, zou bij elkaar moeten blijven om ergens aan een landschap een accent te geven dat geen inbreuk vormt, maar juist harmonisch wordt opgenomen. Moet dit het landschap zijn van de menselijke geest? Een wens-landschap? Is de cyclus toch voorbestemd voor een museum?
Geen beeld van Theo van Brunschot krijgt een naam. Vooreerst is het een deel van een onderzoek, een knooppunt van gedachten, waar de hele cyclus een filosofie vormt. Bovendien werkt een titel beperkend, | |||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||
Theo van Brunschot, beeld in Scandinavisch graniet, 120 cm. lang.
al geeft hij ook richting aan de associaties. En hoewel de beeldhouwer precies kan omschrijven wat hij met zijn eigenzinnige demarkaties van een denkproces beoogt, hij wenst voor de tekens die hij als vorm aanbiedt toch zoveel mogelijk betekenis te reserveren. Hoemeer betekenis, hoe meer uitstralende kracht. Hij werkt bij voorkeur in de hardste steensoort: Scandinavisch graniet, dat rode, groene, bruine variaties kent. Hij wil zich graag lichamelijk moe maken op de steen en niet alleen artistiek, ook kwalitatief een goed handwerksprodukt leveren. Uren mogen hakken aan een steen die zes honderd miljoen jaar oud is, er de vorm van mogen bepalen, dat stemt de beeldhouwer tot meditatie. Soms is het als het langzaam naderen van een bergtop. Het polijsten van de steenGa naar eind(6) is dan het bereiken van de top. Inderdaad zijn de beelden van Theo van Brunschot vrijwel altijd gepolijst. Het polijsten maakt hun vorm concieser en vraagt de aandacht voor de structuur van de steen in zijn totaliteit. Ook doet het de kleur beter uitkomen. Het is de opperste bestaansmogelijkheid van het beeld als het glanzend een maximum aan licht weerkaatst. | |||||||||||||||||||||
Biografische gegevens:
Exposeert in principe niet bij galeries. Het werk is niet vertegenwoordigd in de kunsthandel. Adres: Riel 7, 5647 LB Eindhoven. | |||||||||||||||||||||
Werken in openbaar en semi-openbaar bezit:In bezit van de Staat der Nederlanden, beheerd door de Dienst verspreide rijkscollecties, zijn minstens 17 werken; ze zijn te bezichtigen in openbare gebouwen in Arnhem, Bennebroek, Deurne, Doorwerth, Drachten, Geleen, 's-Gravenhage, Meppel, Rijkswijk (3x; o.m. 2x Ministerie van C.R.M.), Uden, Utrecht, Venwoude en Surhuisterveen. Deurne bezit 5 werken, Eindhoven 16 en Rosmalen een driedelig bronzen beeld op het plein voor het gemeentehuis. Voor het Provinciehuis te Den Bosch vervaardigde hij monumentale deurornamenten in 1971. De gemeente Veldhoven bezit twee werken uit 1975. (Onvolledige opgave.) | |||||||||||||||||||||
Individuele en groepstentoonstellingen:Nam van 1963 tot en met 1976 deel aan minstens twintig groepsexposities, o.m. vier maal in de Keukenhof (1968, 1969, 1972, 1974), in 1966 te Eindhoven aan het Vlaams festival, in 1967 te Groningen aan Beeld en route, in 1971 aan de elfde Biënnale te Middelheim; exposeerde over het algemeen veel in de open lucht. Had een individuele tentoonstelling in
| |||||||||||||||||||||
Literatuur:H.J. Verwiel, ‘Stenen tekens van Theo van Brunschot’, Cosa, Scheppend ambacht, 1971, jg. 22, nr. 5, 110-113. Lambert Tegenbosch, ‘Natuur en sculptuur’ in, ‘De Hoge Hees’, De Volkskrant, 10.8.1971. Lambert Tegenbosch, ‘Krabbedans’ in rubriek Galerij der galerijen, De Volkskrant, 8.4.1972. |
|