| |
| |
| |
Boek en boekenbranche in de informatie-maatschappij
Dr. A. Grypdonck
Geboren in 1923 te Gent. Dr. in de economische wetenschappen. Vast secretaris van de Raad van Beheer van het Limburgs Universitair Centrum. Publiceert vooral over economie, bedrijfskunde, management, onderwijs, boekwezen enz. Auteur van Cultuur en Economie (Hasselt, 1980), en redacteur van Het wetenschappelijke boek (Diepenbeek, 1978), Het educatieve boek (Hasselt, 1979), Boek en informatie (Hasselt, 1980).
Adres:
Thonissenlaan 33, bus 10, B-3500 Hasselt.
Informatie is in feite het waarde-surplus dat ontstaat door het creëren en overdragen van nieuwswaarde: het achteraf, na het ontvangen van het bericht of de boodschap méér weten dan tevoren. Het gaat daarbij in de regel niet alleen om het tot stand brengen van tekens en symbolen, maar om het toenemend inzicht in de wereld en vooral uiteindelijk om de mogelijkheid daardoor greep te krijgen op de wereld waarin we leven. De eigenlijke zingeving is te vinden in onze innerlijke of externe reactie op de informatie die we ontvangen.
Informatie en de overdracht daarvan beantwoorden aan een essentiële menselijke behoefte. Oog, mond, hand, huid, mimiek en houding informeren. Oog, oor en andere lichaamsdelen en -organen ontvangen informatie. ‘Mens is communicatie’ stelt Van der Meiden. En inderdaad de menselijke voltooiing en de menselijke zingeving zijn slechts realiseerbaar dank zij het doorgeven van kennis en kundigheid van weten en vaardigheid en dat zowel in de verticale richting van het historisch overleveren als in de horizontale richting van de hedendaagse samenleving in de ruimste zin. Want naast de directe communicatie heeft de mens via speciaal gecreëerde kanalen, gesteund op woord, klank of beeld, steeds weer nieuwe communicatiemogelijkheden gerealiseerd.
De informatie-behoefte heeft altijd bestaan. Maar ze is wel ontzettend in betekenis toegenomen in een wisselwerking tussen informatie, informatie-omvang en door de mens gecreëerde informatiemiddelen. Of nieuwe informatie-middelen nieuwe informatie-behoeften creëren of omgekeerd doet hierbij weinig ter zake, maar we kunnen aannemen dat er een onderlinge symbiose is. De informatie is daardoor gegroeid tot een overweldigende vloed die in breedte en in snelheid steeds toeneemt en zelfs zo dat we in het
| |
| |
bos van de informatie niet altijd meer de bomen van de nieuwswaarde kunnen onderscheiden. Dit leidt er zelfs toe dat we de vraag moeten stellen of er informatiepollutie is en dat we dringend toe zijn aan de hervorming van onze informatie-maatschappij tot een informatie-bewuste maatschappij.
Informatie in de zin van antwoorden op het ‘wat?’ en vooral op het ‘hoe?’ en op het ‘waarom?’ werkt bewustzijnsverruimend. Als ze alleen op weetjes is afgestemd of via de moderne publiciteitsmedia tot massificatie leidt, dan werkt ze bewustzijnsverarmend.
Welke is dan de rol van het gedrukte en vooral van het boek en van het boekwezen in die hedendaagse informatie-maatschappij?
In woordenboeken en encyclopedieën wordt het begrip ‘boek’ meestal in de eerste plaats gedefinieerd als een samengehouden geheel van geschreven of gedrukte bladen papier. Zelfs de Unesco heeft, zij het dan met statistische doeleinden, het boek gedefinieerd als ‘een niet-periodieke publikatie die minstens 49 pagina's telt, de omslagbladen niet meegerekend’. Een en ander gaat natuurlijk voorbij aan de essentie zelf. Het verwijst alleen naar de drager van de informatie en niet naar de inhoud. Maar dat voorbijgaan aan de inhoudelijke kant leidt uiteindelijk toch tot uitspraken als de volgende. Een niet onbekend Vlaams literator stelde ooit dat een boek ‘net als een stuk zeep, een reep chocolade of een ijl stel dameslingerie (...) aan de man of de vrouw’ zou ‘moeten worden gebracht’. En een marketing-directeur van een Nederlandse uitgeverij stelde ooit: ‘Als het op verkopen aankomt, bestaat er voor mij geen onderscheid tussen een pak waspoeder, een flesje parfum, een blikje soepballetjes of een boek’. En voor een zeer goed bekende encyclopedie werd vorig jaar in Vlaanderen publiciteit gemaakt met de mededeling ‘deze nieuwe encyclopedie is 5 1/2 miljoen vierkante cm groter dan zijn beroemde voorganger’. Boek en wasmiddel, boek en blikjessoep, boek en een bepaalde oppervlakte aan papier. Maar kan men niet veel beter stellen: boek en informatie, boek en expressie, boek en creativiteit, en meer algemeen: boek en zingeving. Is een boek niet beter dan een nummer één op de hitparade, een doodgewoon consumptie-artikel of is het een van de meeste uitgesproken schakels in de overdracht van menselijke gevoelens en meningen, denk- en doe-uitingen?
Het boek is in feite de band, de schakel, de overgang tussen het willen mededelen van een auteur en het willen ontvangen van een lezer. De directe communicatie blijft belangrijk, maar sinds het peripatetisch onderricht van de Oude Grieken, het al wandelend van gedachten wisselen, is er een sterke evolutie. We wensen afstanden te overbruggen in de ruimte en in de tijd. En onze communicatiemedia hebben we daarop afgestemd. Het tekenschrift, de drukkunst en de wereld van de elektronica hebben we daartoe uitgedacht en opgebouwd.
En de overdracht van het menselijke weten, de band tussen de actieve rol van de auteur die zijn gedachten en gevoelens wil exterioriseren en de eveneens actieve rol van de lezer die de informatie interioriseert, is in heel sterke mate bepaald door de media. Boek, krant, toneel, plastische kunstwerken, muziek, radio, televisie, plaat en band zijn zovele media en kanalen waarlangs dat gebeurt.
Het boek - zoals de andere media - is slechts middel om tot overdracht van culturele waarde te komen. Het boek is geen cultuur, het weerspiegelt cultuur in zijn vormgeving, maar vooral in zijn inhoud. Het boek is een cultuurdrager waarin waarden en gedachten van het heden inhoudelijk tot uitdrukking komen, direct of
| |
| |
indirect onder de invloed van waarden, gedachten en handelingen uit het lange verleden van de mensheid en bovendien het denken en het handelen van de toekomst mede bepalend.
Werken in het veld van het boek betekent een beslissende kanaliserende rol vervullen in de communicatie en is daarom een socio-culturele opgave. Het krijgt daardoor ook een andere betekenis dan het bezig zijn met de meest banale consumptie-artikelen. Uitgever en boekhandelaar dragen bij tot de verpakking en de distributie van de ideeënwereld. Uitgever en boekhandelaar verschillen trouwens niet van de bibliothecaris in deze sociale en culturele functie. Niet de gemeenschappelijke substantie is daarbij van belang, wel de functionaliteit. Ze dragen er zorg voor dat informatie via gedrukte dragers beschikbaar wordt gesteld en zijn daardoor een bindteken tussen auteur en lezer en dragen door deze middelaarsrol bij tot het tot stand komen en de voltooiing van massacommunicatieprocessen.
Het initiëren van en het vormgeven aan de overdracht van kennis en kundigheid bepaalt de functie van de uitgever. De boekverkoper is een schakel in dat doorgeven zelf en in de voortstuwing van die overdracht. Bij de bibliotheek zijn het beschikbaar stellen van in taal uitgedrukte menselijke verworvenheden en het bevorderen van het doorgeven zonder meer te herkennen. Alleen de financiële basis voor die gemeenschappelijke functionaliteit - en daardoor ook de eerste doelstelling - kan anders liggen. Voor uitgever en boekverkoper geldt in de regel dat hun activiteit op korte of op lange termijn tot winstgevendheid moet leiden die bestaan en voortbestaan garandeert. De bibliotheek daarentegen kan meestal terugvallen op een maatschappelijk draagvlak als basis voor haar bestaan en voortbestaan.
Zuiver materieel bekeken ligt de taak die uit de functionele omschrijving voortvloeit in elementen zoals vormgeving, verspreiding, bruikbaarheid, beschikbaarheid, voorraadvorming, financiering en administratie. Maar het wezen van de middelaars tussen auteur en lezer reikt veel verder. In elk van de stadia wordt gefilterd, wordt een zeef gehanteerd, en doet men aan informatie-promotie. Elke middelaar oriënteert door zijn keuze (keuze van uit te geven werk, keuze van voorraadvorming en presentatie bij de boekverkoper, keuze van beschikbaarheid in de bibliotheek) en begeleidt bovendien door de informatie die hij over de gedrukte informatie (het meta-communicatie proces) doorgeeft. Daardoor ontstaat in feite een sterke informatieve afhankelijkheid en een zekere mate van informatieve macht. Ze zijn veel meer dan een doorgeefluik. Ze zijn telkens kernen, knooppunten in een diabolomodel, tussen sterk gedifferentieerde ideeënwerelden aan de zijde van de auteurs en sterk gedifferentieerde ideeënwerelden aan de zijde van de lezers. Uitgevers, boekverkopers en bibliothecarissen nemen daardoor ook een sleutelpositie in, in het leerproces waar wij allen voorwerp van zijn, niet alleen in een school of een universiteit, maar het hele leven lang. En naarmate de autonomie van dat leerproces meer op de voorgrond gebracht wordt, en het bewustzijn groeit van het blijvende, het permanente leren, wordt deze middelaarsrol ook steeds belangrijker en ingrijpender. Het boek brengt ons een verdubbeling van onze wereld en draagt daarom bij tot horizonverruiming en zingeving.
De vraag kan worden gesteld of dit niet evenzeer geldt voor andere media en voor andere vormen van menselijke communicatie, zoals muziek, kunst, toneel. Uiteraard dient daar positief op geantwoord te worden. Maar sommige van deze communicatie-elementen blijven beperkt vergeleken met de rol van het boek, zoals muziek en kunst. En andere media, vooral de
| |
| |
nieuwsgaring en -distributie via de electronische hulpmiddelen, hebben ofwel andere doeleinden dan het boek, of verwijzen naar het gedrukte of doen beroep op het gedrukte om te komen tot multimediale communicatie. Het boek is nog steeds het makkelijkst hanteerbare medium dat in een blijvende vorm en in een blijvende beschikbaarheid zijn dienstbaarheid toont.
T.o.v. de meeste andere media trouwens is er een belangrijk verschil te vinden in het (economisch of financieel) draagvlak. Informatie als eigenlijk produkt - zoals cultuur in het algemeen - vindt niet altijd meer een draagvlak in de directe particuliere besteding. Kranten en periodieken vinden draagvlakken in de opbrengst van advertenties en in overheidssteun. Het omroepbestel, het hele cultuurbestel wordt in ruime mate door de collectieve sector ondersteund of behoort ertoe. Voor het boek, althans in hoofde van uitgever en boekverkoper is dat veel minder - en wellicht in te geringe mate - het geval.
Als vooral de welzijnssector - en de cultuursector hoort daar toe - een financiële en economische basis vindt in het collectieve draagvlak, dat gerealiseerd wordt door de (fiscale) bijdragen van de leden van de gemeenschap, dan is dit wél het gevolg van politieke opties, maar dan is dat toch vooral gegrondvest op de tegenstelling die voor deze maatschappelijke domeinen ontstaat tussen de kosten-prijs relatie en de kosten-waarde relatie.
Een ‘onzichtbare hand’ (zoals A. Smith ze noemde) zou het prijsmechanisme als gevolg van een zogenaamde ‘wet’ van vraag en aanbod regelen: de prijs als evenwicht tussen vraag en aanbod, waarbij én de bieder kosten dekt en een redelijke winst haalt, én de vrager waar voor zijn geld krijgt. Dit ‘factotum’ blijft o.a. voor welzijnsgoederen en -diensten sterk in gebreke. Het gaat om goederen en diensten met een collectieve waarde, die positieve ‘externe effecten’ teweeg brengen waardoor hun - vooral sociale - waarde uitgaat boven de prijs die de potentiële koper bereid is te betalen. In de attributie-economie waarin we leven betekent dit concreet dat de maatschappij via politieke beleidsmaatregelen en vooral via subsidiëring de produktie en distributie van welzijnsgoederen en -diensten mogelijk moet maken.
Op markten van culturele goederen en diensten is steeds het risico van onevenwicht tussen vraag en aanbod aanwezig, omdat de potentiële afnemers zich niet of niet ten volle bewust zijn van de waarde van het gebodene voor de gemeenschap of zelfs voor hen zelf. Subsidiëring kan het verschil tussen waarde en prijs overbruggen. Maar ook beschermende maatregelen die de prijs op een bepaald niveau handhaven, kunnen noodzakelijk zijn. Bovendien kan de overheid, maar hier dan ook de privé-sector, bijdragen tot een mentaliteitsverandering bij het kopende publiek waarbij een sterker waarde-bewustzijn nagestreefd wordt. Het accepteren van een sociaal waarde-surplus dat via het boek tot stand komt, moet inderdaad de overheid dwingen tot het (financieel) tussenbeide komen om, vooral voor de ‘minderheidsboeken’, het evenwicht tussen kosten en prijs te herstellen. Het boek in zijn ruime maatschappelijke betekenis is dat zeker evenzeer waard als andere vormen van cultuurexpressie en culturele communicatie.
Maar niet alleen door subsidiëring in een of andere vorm dient het boek te worden losgemaakt van de gewone consumptie-produkten. Ook een regime van opgelegde verticale prijsbinding is in belangrijke mate ondersteunend voor het levensbehoud van een culturele sector. Want wie alleen het makkelijk verkoopbare boek aan de man wil brengen en dan nog in hoofdzaak omdat het toevallig in voorraad
| |
| |
is, degradeert zichzelf tot doorgeefluik en mist zijn sociale rol als informant, want daar wordt niet geïnformeerd over informatie, daar wordt niet georiënteerd, daar wordt niet begeleid. Daar verdwijnt het zo belangrijke pakket van parallelprodukten dat in de boekenbranche als service geleverd wordt. Een beperking tot het makkelijk verkoopbare boek, betekent een reductie van het boek tot op het niveau van het wasmiddel en van het nummer één op de hitparade en leidt tot een reductie van het boekwezen tot produktie en distributie van wat door klanten óf vanzelf toch gevraagd wordt óf alleen aan de man gebracht wordt op grond van sterk gecommercialiseerde en gebanaliseerde reclamecampagnes, die op de koper als marionet zijn afgestemd. De verschraling, de verarming van een culturele sector. En dat zal gebeuren wanneer het boek niet uit het zuiver economische domein weggehaald wordt, losgekoppeld van ander gedrukt papier, zoals behangpapier.
Bovendien, er wordt wel eens gesteld dat de boekenbranche van een produktgerichtheid evolueert en nog verder moet evolueren naar een marktgerichtheid. Als daarbij onder markt verstaan zou worden dat wat hét publiek vraagt, of juister - onder de druk van massificatie en opdringerige reclamecampagnes - meent te moeten vragen, dan verliest ook de boekenbranche haar socio-culturele betekenis. Het is de produktgerichtheid bij de uitgever en bij de boekverkoper die er toe leidt moeilijk verkoopbare boeken te realiseren, respectievelijk te distribueren. Het is dikwijls alleen de interne subsidiëring - een intern economisch draagvlak zouden we het kunnen noemen - bij de ene en bij de andere die dat mogelijk maakt. Een strikt marktgerichte oriëntatie moet er bij beiden toe leiden dat op een bepaald ogenblik alleen nog bier- en kaasboeken uitgegeven en verkocht worden, of als blijkt dat dàt nog meer rendeert, dat alleen nog bier of kaas geproduceerd en gedistribueerd worden.
Wie deel heeft aan culturele waarden, draagt daardoor nochtans niet alleen bij tot een sociale verrijking, maar creëert ook voor zichzelf waarden. Van die persoonlijke meerwaarde moet hij bewust gemaakt worden. Zoals voor energiebesparing, voor een veiliger wegverkeer en - zoals toch ook wel eens gebeurt - voor meer melkverbruik collectieve propagandacampagnes door de overheid op touw worden gezet, zo verdient het boek en het boekwezen het evenzeer dat de aandacht van de ‘gewone man’ op dit waarde-surplus wordt gevestigd. En zelfs dat daarbij gewezen wordt op de betekenis van het ‘profijtbeginsel’: de verantwoording voor de eigen (financiële) bijdrage in het verwerven van culturele verrijking en ontplooiing. Want voor wat... hoort wat. Het economisch draagvlak of in ruimere zin het maatschappelijke draagvlak voor het boek is voor een deel in handen van de gemeenschap zelf die via de overheid in belangrijke mate kan bepalen of de boekenbranche haar socio-culturele taak kan blijven waarmaken. Maar er is nog een ander draagvlak: het beroepsmatige, het bedrijfseconomische draagvlak. In tegenstelling met vele andere communicatiemedia, die tot de collectieve of de quasi-collectieve sector behoren, is het hedendaags boekbedrijf gegroeid uit privé-economisch initiatief. Dat houdt dan ook in dat de doel-middelen spanning hier door een intern management, in de zin van een beheersen van de ontwikkeling, geregeld wordt. Voor dit management zijn naar mijn gevoel drie factoren belangrijk: de informatie, de rationalisering en de professionalisering.
Informatie is gegroeid tot belangrijke bedrijfseconomische produktiefactor en houdt verband met de interne en externe bedrijfsinformatie die aan de grondslag ligt van rationalisering en evenzeer - in
| |
| |
verband met vorming en ontwikkeling van verantwoordelijken en van personeel - aan de basis te vinden is van de professionalisering. Ze loopt van boekhoudkundige informatie, marktinformatie en bibliografische informatie, tot en met scholing.
Rationalisering veronderstelt het voortdurend afwegen van effectiviteit en efficiëntie. Het zoeken naar middelen om het bedrijfsproces beter beantwoordend aan de doelstellingen te laten verlopen. Rationalisatie omvat de domeinen van het onderling afstemmen van financiële, materiële en menselijke middelen, maar ook het rekening houden met toekomstige ontwikkelingen. Ze betekent het zoeken naar hulpmiddelen zoals centrale voorraadvorming, het gebruik van microfiche voor informatie, de computer voor externe en interne informatie en voor de bestelling. Maar ze betekent ook oog hebben voor nieuwe ontwikkelingen in de dragers van informatie, ook als produkten van een elektronische technologie maatschappelijk betekenis krijgen voor de communicatie. Want essentie is niet de drager van de boodschap, maar de inhoud zelf van de informatie.
Professionalisering ten slotte veronderstelt een gerichtheid op de eigenheid van de boekenbranche. Door gebruik van informatie en door rationalisatie komen tot een rationeel opgezet bedrijf dat, mede dank zij een maatschappelijke erkenning, de paradox tussen de sociaal-culturele taakvervulling en de bedrijfseconomische grondslagen daarvoor bewust weet op te heffen. Basis daarvoor is in feite een ontwikkeling van informatie als functionele ondersteuning en wel in de volgende vormen: de ontwikkeling van de bedrijfseconomische informatie, de ontwikkeling van managers en van personeel, de ontwikkeling van de ondersteunende beroepsorganisatie en de ontwikkeling van de produktinformatie die in de boekenbranche een zo belangrijke rol speelt als oriënterend en begeleidend element.
Naast het maatschappelijke en het bedrijfseconomische draagvlak is er ook nog het wetenschappelijke draagvlak. Het boek en het boekwezen, met uitzondering van het bibliotheekwezen dan, is nog te weinig voorwerp van wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ondersteuning. Ook daar ligt voor de overheid, voor universiteiten en hogescholen een braakliggend terrein.
●
Boek is weergegeven taal. Taal is communicatie. Taaleenheid is een vereiste voor communicatie. En wat nu met Vlaanderen en Nederland? Er zijn wisselende politieke en militaire overwichten die in de loop der eeuwen vooral het Zuidelijke deel van de Lage Landen bij de zee hebben belaagd. En er is de sterke invloed van de verfransing die vooral na 1830 in Vlaanderen een rol heeft gespeeld, niet door de Walen, maar door eigen mensen (hogere geestelijkheid, adel en bezittende klasse). Er is op een bepaald moment de stellingname geweest dat het Vlaams (d.w.z. het Nederlands) als taal niet in aanmerking kon komen voor het doorgeven en verspreiden van wetenschap. Er is de massale uittocht van waardevolle Vlamingen naar het Noorden geweest, als gevolg van de Spaanse overheersing en de godsdienstvervolging. En er is ook de sociale en economische achteruitgang die na 1830 zwaar doorgewogen heeft op Vlaanderen. En veel Vlaamse auteurs vonden hun uitgevers in Nederland. Een zware achterstand! Maar er is meer, en dit wil geen poging tot verontschuldiging zijn. Sommige Vlamingen kijken wel eens argwanend naar de zakelijke aanpak en de dynamiek die ze in Nederland vaststellen. Sommige Nederlanders kijken wel eens van uit de hoogte op Vlaanderen neer. Het heeft lang geduurd voordat in
| |
| |
Vlaanderen het inzicht begon te groeien dat taalromantiek niet genoeg is om een gemeenschap haar eigen eigenheid terug te geven. En het is ook waar dat Vlamingen soms het gevoel hebben dat Nederland hen te dikwijls in de kou laat staan.
En toch is er nog in wezen die culturele eenheid tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Al spreekt men in het Noorden van ‘de olifant in de porseleinkast’ terwijl dit in Vlaanderen ‘de hond in het kegelspel’ is; en al heb ik ooit op een symposion over het wetenschappelijke boek het woord ‘braderen’ gebruikt, dat, toen een citaat uit de tekst in een publikatie in het Noorden werd overgenomen, voorzien werd van een noot van de redactie waarbij gesteld werd dat daarmede ‘verramsjen’ bedoeld werd; toch is er ook nog de wezenlijke eenheid van de taal.
Door geografische ligging, afstamming, geschiedenis, cultuur en taal zijn Zuid en Noord, zeker wat de communicatie via de taal, via het boek betreft, op elkaar aangewezen. Maar, een samenwerking op dat gebied, zoals die in het raam van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren tot nu toe en in het raam van de Nederlandse Taalunie ook in de toekomst het geval zal zijn, mag geen nivellering betekenen en mag er ook niet toe leiden dat een overheersende impact zou ontstaan. Ik geloof sterk in de samenwerking tussen Noord en Zuid en heb getracht en zal nog trachten daartoe bij te dragen. Maar het is evenzeer mijn overtuiging dat deze samenwerking slechts ten volle mogelijk is, wanneer Vlaanderen, in een sterker zelfbewustzijn, zichzelf weet op te tillen en bovendien afstand weet te doen van een minderwaardigheidscomplex; wanneer het Zuiden zich niet alleen bereid toont, maar ook reëel het nodige doet om als gelijkwaardige partner binnen de Nederlandstalige gemeenschap op te treden. Ik ben er trouwens van overtuigd dat het Noorden dan ook met meer respect de Vlaamse partner zal aanvaarden en met hem tot samenwerking zal komen. Juist op het terrein van het boek, en wat daarmee verband houdt is daar nog heel wat ruimte voor.
●
In een maatschappij die vooral op technologische innovatie uit is, dreigen socio-culturele waarden en ook diegenen die tot de realisatie daarvan bijdragen wel eens in het gedrang te komen. Er is, bij alle betrokkenen, een bewustzijn nodig van de behoefte aan innovatie en aan ondersteuning ook op die gebieden die sociaal waardevol zijn zonder direct met technologische innovatie te maken te hebben. Er is een bewustzijn nodig van de noodzaak dat, om de socio-culturele functievervulling van wie met boeken bezig is mogelijk te maken, een gezonde maatschappelijke en een goede bedrijfseconomische basis vereist is. Voor wie gelooft in de socio-culturele waarde van het boek en van de opdracht van het boekwezen in dat verband binnen het Nederlandse taalgebied, blijft hier nog een hele taak weggelegd.
|
|