Publikaties
Brussel, groei van een hoofdstad.
In 1979 vierde Brussel haar millenium. Dat was natuurlijk een goede aanleiding voor de publikatie van historische werken over het verleden van Brussel. Deze werken zijn uiteraard zeer verscheiden van kwaliteit. Een aantal Franstalige werken waarin het Vlaamse karakter van Brussel zelfs in de eerste eeuwen van haar bestaan ontkend wordt, lijken zo op verzoek van het F.D.F. geschreven te zijn. Een historisch belangrijk en objectief werk is Brussel. Groei van een hoofdstad. Om de ontwikkeling van Brussel tijdens het voorbije millenium in beeld te brengen heeft een ploeg van 37 personen die tot zeer uiteenlopende disciplines behoren, o.l.v. Jean Stengers de handen in mekaar geslagen. Zowel Franstaligen als Nederlandstaligen leveren bijdragen die steunen op oorspronkelijk wetenschappelijk onderzoek.
Het boek valt in drie delen uiteen: Kader en oorsprong, Een hoofdstad en Brussel cultuurcentrum. Zoals uit de ondertitel van het boek af te leiden is, krijgt deel 2 de meeste ruimte toegemeten. Daarin wordt achtereenvolgens Brussel als hoofdstad van een graafschap, van een hertogdom, van de Nederlanden en van België behandeld. Alle aspecten van het maatschappelijk leven worden aan de orde gesteld: politiek, economie, demografie, godsdienst, de socio-professionele structuren, het urbanisme en het taalgebruik.
De verfransing van Brussel wordt door drie Franstaligen behandeld. Dr. Hasquin bespreekt de periode van de langzame verfransing die begon tijdens de Bourgondische periode maar pas tijdens de laatste eeuw van het Ancien Régime zijn stempel op het openbare leven zou beginnen drukken. Dr. Gubin onderzoekt het taalgebruik in de 19e eeuw en reconstrueert heel objectief de opkomst en de ontwikkeling van de Vlaamse Beweging in het hoofdstedelijk gebied. De auteur trekt interessante conclusies. Hij toont aan dat het Brusselse flamingantisme nooit een beweging is geweest van plaatselijke betekenis, maar deel uitmaakt van de gehele Vlaamse Beweging. Hij stelt dat de Vlaamse Beweging te Brussel weliswaar qua aanhang beperkt was maar dat haar betekenis lag in de theorieën die zij verkondigde. De eerste kritiek tegen de structuren van de unitaire staat waren te Brussel te horen en daar heeft men ook vroeger dan elders ingezien dat de taalkwestie in wezen een sociale kwestie was. Te Brussel werden trouwens ook voor het eerst contacten gelegd met de Belgische Werkliedenpartij.
M.P. Herremans neemt de 20e eeuw voor zijn rekening. In zeer algemene termen axeert hij zijn betoog op de taalwetgeving van 1932 en die van 1962-1963. Hij stalt de feiten uit maar weert elke kritische kanttekening. Hij wil zich duidelijk niet op glad ijs begeven. Een aanvechtbaar punt is alleszins de vergelijking van de talentelling van 1846 met die van 1947. Daarmee wil hij aantonen dat de Vlaamse aanwezigheid te Brussel in 100 jaar sterk is teruggelopen. De talentelling van 1947 heeft door het felle anti-Vlaamse gestook een erg vertekend beeld te zien gegeven en werd juist daarom door de Vlamingen nooit aanvaard. In 1961 werd door de regering Lefèvre-Spaak de talentelling trouwens bij wet afgeschaft. Bedenkelijk is wel dat M.P. Herremans zich genoodzaakt ziet om pater Brauns ten tonele te voeren om aan te tonen dat er ook een soort van Vlamingen bestaat die de snelle en integrale vervlaamsing van Brussel eisen. Pater Brauns en het kleine clubje extremisten zijn een te verwaarlozen groep, die door hun blindheid voor de huidige Brusselse realiteit in de politiek geen invloed hebben.