Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
46 beeldhouwwerken, 48 bustes, vijf groepscomposities en een vijftigtal schilderijen van Yvonne Serruys geërfd. De kunstwerken werden aan Menen gelegateerd door haar zuster, Jenny Bradley-Serruys, te Menen geboren in 1886 en thans in haar 95ste jaar.
De Meense archivaris Vanmarcke heeft de stamboom van de Serruys' uitvoerig nageplozen en daaruit leren wij dat Yvonne een tak is geweest van een wel wijd lopende artistieke en op vele gebieden actieve familie. Haar ouders waren de textielbaron Edmond Serruys (1843-1917), die er naar verluidt voor zijn tijd vooruitstrevende sociale ideeën op nahield, en Marie Valcke (1846-1941), de artistiek begaafde dochter van Menens voormalige burgemeester. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren waarvan er vijf in leven bleven: de artieste Yvonne (1873-1953), Paul (1879-1951), chirurg en huisarts te Luik, Daniël (1875-1950), die zowel Griekse filoloog was als economisch adviseur van Clémenceau, Berthe (1882-1926) die trouwde met de Tibetoloog Fernand Grenard en de al genoemde Jenny (1886), mevrouw Bradley, literair agent. Yvonne Serruys werd te Menen geboren in 1873 en kende er in het ouderlijk huis een verzorgde opvoeding. Middelbaar onderwijs volgde zij in het Fort, nu het Lyceum Onze Lieve Vrouw ter Engelen van de Zusters van Liefde te Kortrijk, waar zij ook haar muzikaal talent voor orgel en piano kon ontwikkelen. Zij is er een goede leerlinge geweest en bovendien diepgelovig, zodat zij eraan gedacht heeft in een klooster in te treden. Maar de ouders zagen haar liever een artistieke loopbaan kiezen en stimuleerden haar dan ook in die richting. Kunstschilder Emile Claus (1849-1927), de grootste impressionist die wij in Vlaanderen hebben gekend, was overigens een vriend des huizes en moedigde ook het artistieke talent
Yvonne Serruys:
‘Borstbeeld van Dr. Voronoff’ (brons). van de jonge Yvonne aan. Zij ging uiteindelijk eerst in de leer bij Georges Lemmen, Brussels kunstschilder (1865-1916), die onder invloed van Theo van Rysselberghe het pointillisme van Seurat huldigde en dit ook probeerde door te geven aan zijn leerlingen. De jonge Yvonne Sersuys ging een eindweegs met hem mee, maar na korte tijd keerde zij terug naar het volle luministische en eenvoudiger lichtzoekend werk van meester Emile Claus.
Het intellectuele en culturele leven van deze familie was volledig Frans gericht en dan vooral toegespitst op Parijs, toen nog de navel van de kunstwereld. Dat verklaart ook waarom Yvonne haar eerste tentoonstelling hield te Parijs. Tussen haar impressionistische schilderijen, waaronder enkele niet onaardige landschappen, vertoonde zij daar ook een vijftal kleine beeldjes, die zo opgemerkt en door de toenmalige kritiek werden geprezen, dat Yvonne ineens haar levensweg zag openliggen.
Zij trok nu naar Brussel waar zij in de leer ging bij Egide Rombaux (1865-1942), beeldhouwer en vooral leerling van Van der Stappen, die zich specialiseerde in het vrouwelijk naakt in marmer en brons. Tijdens een studiereis in Italië kon Yvonne Serruys nog uitvoerig kennis maken met de wereld die zij in haar eerste kunstervaringen reeds had ontdekt, de wereld van de klassieke kunst en ook van het classicisme. Daarop ging zij zich te Parijs vestigen, waar zij trouwde met de Parijzenaar Pierre Mille, Frans romanschrijver (o.a. Sur la vaste Terre, Le bel art d'apprendre, Caillou et Tili) van vooral werken die in de koloniale Franse tijd zijn gesitueerd maar die wel pittig en soms met een vleug humor zijn geschreven. Zoals het hoorde, organiseerde het echtpaar Mille-Serruys, dat daartoe blijkbaar de middelen had, een ‘salon de samedi’ te zijnen huize, waar zowel artiesten als Anatole France, Maillol en Bourdelle verschenen, als de politici Emile van der Velde en zelfs Léon Blum, sociaal progressieve figuren dus en ongetwijfeld gesprekspartners van vader Edmond Serruys en zijn dochter, in een anderszins volledig burgerlijk en classicistisch ingesteld milieu. Pierre Mille overleed te Parijs in 1941. Yvonne Serruys overleefde hem tot in 1953. Zo tekent zich een tachtigjarig leven af van grote artistieke en culturele activiteit, tentoonstellingen, opdrachten, roem. Yvonne Serruys heeft borstbeelden gemaakt van wel een honderdtal vooraanstaande figuren uit de tijd, maar ook een aantal aantrekkelijke publieke monumenten en een serie minder geslaagde, maar toch niet onbelangwekkende schilderijen. Zij heeft dus geleefd en gewerkt ten tijde van Rodin, Bourdelle en Maillol en de onweerstaanbare invloed van deze grote Fransen heeft zichtbaar en aanwijsbaar zijn sporen nagelaten in haar sculpturen. Zoals hen heeft zij in een romantisch-realistische geest steeds de perfectie van de vorm nagestreefd. Zij is blijven vasthouden aan deze dwingende invloed van het classicisme en het impressionisme. Aan de hand van de technische knepen, de bagage, de afgewerktheid van | |
[pagina 283]
| |
Yvonne Serruys:
‘Gedrapeerd jong meisje’ (Museum voor Moderne Kunst, Parijs). beelden en portretten zou men kunnen veronderstellen dat Yvonne Serruys in staat is geweest verder door te stoten tot een misschien onbewust, zoveel te organischer expressionisme, waardoor zij met haar tijd mee zou zijn geweest en verderop, tot in onze tijd de waardering zou hebben gekregen die haar habiliteit en haar inspiratie verdienen. Wij zullen nooit weten of zij daar nood aan heeft gevoeld. Zij zal het zeker geweten en gezien hebben; het expressionisme liep al volop in het oog, wanneer zij nog aldoor in het spoor van Rodin en de andere grote Fransen haar vormgave werkstukken afleverde. Wij moeten haar bekijken zoals zij wilde bekeken worden.
Hierbij valt allereerst haar zin voor stevige monumentaliteit op. Men stelt dit vast in monumenten zoals dat voor Emile Claus in het Citadelpark te Gent, dat voor de Noordfranse dichter Albert Samain in het Vaubanpark te Rijsel, bij De Sater en de Kinderen op het Louis Blancplein te Parijs, bij Les Baigneuses in de Ecole Normale te Parijs e.a. Alle zijn groots gezien, werken met allure, uitzonderlijk gaaf afgewerkt, gladgestreken zoals de tijd van toen het wilde, en hier en daar toch met een vleug verbeelding gestoffeerd Strenger zijn de bustes. Daar was de artieste door de portretopdracht gebonden, maar toch zoekt zij in houding en voorstelling van hoofd en schouders af en toe een eigen inzicht, zoals in het prachtige bronzen borstbeeld van Dr. Voronoff. In het vrije werk tenslotte zien wij haar volle talent openbloeien: Meisje met appelkorf, Gedrapeerd jong meisje (in het Musée d'Art Moderne te Parijs), talrijke baadsters en danseressen, even zovele werken waarbij zij niet alleen de anatomie van het vrouwelijk lichaam perfect blijkt te beheersen en even gaaf weet uit te drukken, maar waar zij veel meer de vrije loop heeft kunnen geven aan haar kijk op het gegeven en haar opvatting van een sculptuur. De plaatsing, de houding, de holle en bolle partijen zijn hiervan de expressie. Dat zij hier haar beste werken heeft geleverd, bewijst zij ook in de tekeningen ervan, de thermometer van elke beeldhouwer. Reeds in de schetsen en studies, soms maar handgrote voorstellingen, ziet men al duidelijk de lijn, de vaart van het werk. Vele van deze schetsen en tekeningen behoren eveneens tot dit legaat. Wat er met deze voorname verzameling kunstwerken uiteindelijk zal gebeuren, is niet bekend. Wij hopen dat de stad Menen, op de grens tussen Vlaanderen en Frankrijk, middel en mogelijkheid zal vinden om dit Frans geïnspireerde werk van een Vlaamse artieste een passende behuizing te geven. Het verdwijnen ervan zou te betreuren vallen. Wij zijn in Vlaanderen niet zo rijk aan sculptuur uit deze periode en als wij het al hebben, dan is het hoofdzakelijk in Luik, Brussel en Antwerpen gegroepeerd. Het werk
Yvonne Serruys: ‘Badinage’.
van Yvonne Serruys kan zeker de vergelijking doorstaan met de beelden en reliëfs van Charles van der Stappen en Jef Lambeaux en vooral het vrije werk kan, zelfs in detail bekeken, met het werk van Constantin Meunier wedijveren, hoewel verwonderlijker wijze zijn nobele sociale betrokkenheid bij Serruys helemaal niet terug is te vinden.
Fernand Bonneure. |
|