Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 240]
| ||||
De situatie van het Nederlands in Australië
| ||||
[pagina 241]
| ||||
(Melbourne University Press, 1946) te schrijven.
In 1947 ging Lodewijckx met pensioen. Zijn opvolger voor Nederlands (vanaf toen zouden de Nederlandse en Duitse taken door verschillende mensen uitgevoerd worden) was Jacob Smit die in 1965 tot buitengewoon hoogleraar werd benoemd en die pas in 1973 met pensioen ging. Beide namen zijn aan allen die in neerlandici-kringen verkeren bekend. Ook Smit, samen met zijn collega Rein Meijer (thans hoogleraar te Londen), heeft o.a. in 1958 een Nederlandse grammatica voor Engelstaligen geschreven die nog steeds in omloop is (zie bibliografie).
Na de Tweede Wereldoorlog bleef de behoefte bestaan aan het Nederlands als universitair vak, maar nu om een heel andere reden. Vanaf 1948, met de moeilijke naoorlogse situatie in Nederland, het verlies voor altijd van Nederlands-Indië en de grote overstroming van 1953 begonnen duizenden Nederlanders te emigreren. Het lag voor de hand dat Nederlanders die weg moesten uit Indonesië beter naar Australië konden gaan dan naar Nederland terugkeren. Emigranten uit het vaderland konden kiezen tussen Canada, de USA, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Ze bleven in groten getale komen tot het midden van de jaren zestig; ongeveer 150.000 Nederlanders in totaal hebben in die tijd Australië als woonplaats gekozen. Op korte termijn gingen de kinderen van die immigranten naar de universiteit en in Melbourne bestond reeds voor hen de mogelijkheid om hun moedertaal te studeren.
Het grote aantal Nederlandse immigranten in Melbourne en omgeving (ca 45.000) bleef heel lang een van de hoofdredenen waarom het vak zo goed bloeide. Ik moet hier echter ook een andere factor vermelden die meegespeeld heeft: het vak was tot 1970 verplicht voor alle studenten met hoofdvak Duits. Zij moesten twee jaar Nederlands volgen als onderdeel van hun opleiding. Omdat er onder die mensen veel Duitse immigranten waren, waren er begrijpelijkerwijs klachten met als gevolg dat die bepaling geschrapt werd en het aantal studenten Nederlands aanzienlijk daalde. Maar desondanks bleven er zeker genoeg om het vak in de jaren zestig in leven te houden.
De jaren zeventig brachten in menig opzicht een ander soort publiek met zich. De grote toevoer immigranten bestond niet meer. Nu waren het eerder de in Australië geboren en opgevoede kinderen van de immigranten die belangstelling kregen voor de taal van hun voorvaderen. In erg weinig Nederlandse families werd het Nederlands nog consequent genoeg gesproken om de kinderen echt tweetalig op te voeden. In dat opzicht hadden zich de Nederlanders, als enige immigrantengroep, ‘te goed’ aangepast. Het werd de taak van instellingen zoals de Universiteit van Melbourne om de Nederlandse taal in het verre Australië in leven te houden.
Maar ook andere factoren hebben bijgedragen tot het gezonde voortbestaan van het Nederlands als studievak in de jaren zeventig. In het besef dat Australië, hoewel door Europeanen bevolkt, eigenlijk een Aziatisch land is dat betere verhoudingen met zijn buurstaten behoort na te streven, werd het Indonesisch geleidelijk op de middelbare school en dus ook op de universiteit ingevoerd (vaak ten koste van het Frans en het Duits). Dat betekende onmiddellijk nog een reden van bestaan voor het Nederlands. Studenten met Indonesisch als hoofdvak moeten vaak historische en culturele onderwerpen onderzoeken, waarvoor belangrijke bronnen nog steeds alleen maar toegankelijk zijn voor mensen met een leeskennis van het Nederlands. Men begon zich ook meer te verdiepen in onze eigen geschiedenis en de rol die de Nederlandse ontdekkingsreizigers erin gespeeld hebben. Weer was | ||||
[pagina 242]
| ||||
leeskennis van het Nederlands vaak nodig om alle belangrijke bronnen te kunnen nagaan. Daar steeds minder tot de universiteit toegelaten studenten op school een vreemde taal hadden geleerd (iets wat in Europa onmogelijk zou zijn maar in het geïsoleerde eentalige Australië heel gewoon is), werd een vreemde-talenstudie als bijvak verplicht gesteld door het ‘Department of English’. Dat heeft tot gevolg gehad dat vele studenten van het Engels nu één jaar Nederlands volgen, wat heel goed van pas komt als ze later in hun hoofdvakstudie Angelsaksische teksten moeten kunnen lezen.
Dit alles geldt in zijn geheel alleen maar voor de Universiteit van Melbourne, het centrum van de neerlandistiek in Australië. De al vermelde groei in belangstelling voor Aziatische talen, en voor het Indonesisch in het bijzonder, heeft echter geleid tot het stichten van een ‘Faculty of Oriental Languages’ aan de ‘Australian National University’ te Canberra, de hoofdstad. Het ‘Department of Indonesian’ aan genoemde universiteit heeft onmiddellijk een leescursus Nederlands ingevoerd die verplicht was voor alle studenten met hoofdvak Indonesisch. Inmiddels is deze cursus overgenomen door het ‘Department of Germanic Languages’ en is helaas niet meer verplicht. Er is echter door deze overname door genoemd department ook een volledige cursus Nederlands (dus niet alleen om een leeskennis op te doen) met een tijdsduur van twee jaar ingevoerd. Omdat de bevolking van Canberra vrij klein is (ca. 250.000), zijn er zelden meer dan ± 10 studenten in de groep, maar dat blijft voldoende om de cursus in leven te houden.
De cursus aan de Universiteit van Melbourne bestaat uit maximaal vier studiejaren. Men kan aan het eind van elk van die jaren ophouden en doorgaan met andere studierichtingen. De overwegende meerderheid volgt de cursus maar één of hoogstens twee jaar; zij doen het dus als bijvak. Het aantal studenten in het eerste jaar bedraagt meestal ± 30 en in het tweede ± 15. Degenen die ermee doorgaan tot het derde of vierde jaar (± 5) doen het als hoofdvak gecombineerd met een ander vak. Deze combinatie - het kan met ieder ander vak gecombineerd worden - maakt het dus mogelijk om één vak te doen voor de lol (b.v. Nederlands) en één voor het brood (b.v. Engels of Duits of psychologie enz.); of men kan het combineren met een vak dat het goed aanvult, bijv. met het Indonesisch, de schone kunsten, geschiedenis enz. Studenten die het vier jaar lang volhouden om de zogenaamde ‘honours degree’ te halen, bestuderen erg intensief alle aspecten van de neerlandistiek, d.w.z. taalwetenschap, taalgeschiedenis, moderne en middeleeuwse literatuur en vaderlandse geschiedenis. De twee lectoraten worden op het ogenblik door ondergetekende bekleed, die de Nederlandse zaak, en Gilbert van Hoeydonck, een Antwerpenaar, die de Vlaamse zaak behartigt. Deze laatste houdt zich hoofdzakelijk bezig met letterkunde en ondergetekende met taalkunde. Het is dus een team dat, wat de respectievelijke talenten betreft, elkaar goed aanvult.
De laatste jaren is deze stand van zaken ietwat bedreigd geweest doordat Australische universiteiten moesten bezuinigen; een van de twee lectoraten is door de universiteit eigenlijk al gereduceerd tot een zogenaamd ‘tutorship’ (wat de status van het vak aantast) maar de Nederlandse en Belgische regeringen hebben zich bereid verklaard het vak financieel te steunen, opdat twee volle lectoraten gehandhaafd kunnen worden.
Er zijn andere universiteiten in Australië en Nieuw Zeeland (respectievelijk 19 en 6 in totaal) die Nederlands als studievak graag zouden willen invoeren, óf naast het Duits óf naast het Indonesisch (vooral | ||||
[pagina 243]
| ||||
naast het laatstgenoemde) maar de huidige strenge bezuinigingen door de bondsregeringGa naar eind(2) maken dit voorlopig niet mogelijk. Het ‘Department of Indonesian’ aan de Universiteit van Sydney, waar vrij veel stafleden Nederlanders zijn, heeft het Nederlands al als intern bijvakje ingevoerd omdat het in dat geval kosteloos kon worden gedaan. Ook het ‘Department of German’ aan genoemde universiteit heeft er veel belangstelling voor getoond en heeft jarenlang een redelijke cursus kunnen aanbieden, maar toen er onlangs een nieuwe hoogleraar Duits benoemd werd, werd het vak helaas afgeschaft. En dat is en blijft waarschijnlijk het lot van het Nederlands in Australië op universitair niveau: het hoort het best thuis bij het Duits en kan alleen met de steun van de stafleden van Duitse ‘departments’ ingevoerd of gehandhaafd worden en zodra die ‘departments’ door bezuinigingen geld of materiaal moeten opofferen, laten ze het Nederlands als eerste schieten. Alleen in Melbourne heeft het vak een te lange traditie en te veel aanzien om het ooit op het schavot te brengen, maar het zou kunnen dat het zelfs daar nog enigszins ingekrompen wordt. Tot dusver heb ik het uitsluitend over het Nederlands als universitair vak gehad. Er wordt echter tegenwoordig veel op middelbaar niveau gedaan. Met het besef en volle waardering van onze ‘multicultural heritage’ die in de jaren zeventig is gewekt en gegroeid, en dit als gevolg van de ongelofelijk grote naoorlogse immigratie (ongeveer 3,5 miljoen mensen), hebben de onderwijsministeries van de verschillende deelstatenGa naar eind(2) de laatste jaren de immigranten de kans willen geven om hun moedertaal op de middelbare school te leren. Het is echter natuurlijk niet mogelijk geweest om leerkrachten voor iedere immigrantentaal op iedere middelbare school te plaatsen. Daarom hebben de verschillende deelstaten zogenaamde ‘saturday morning schools of migrant languages’ opgericht in verscheidene centra in de grote steden van het land, met name Sydney, Melbourne en Adelaide op het ogenblik. Dit idee is onmiddellijk goed aangeslagen en het Nederlands wordt in de meeste centra aangeboden, meestal twee of drie klassen van verschillend niveau. Deze cursussen kunnen ook leiden tot het eindexamen waarvoor het Nederlands als volwaardig vak erkend is; elk jaar geven zich in Australië tussen 80 en 100 leerlingen op voor het eindexamen Nederlands. Dit is natuurlijk erg weinig vergeleken bij het aantal voor Grieks, Italiaans of Servocroatisch bijvoorbeeld, maar het vak wordt gelukkig daardoor niet bedreigd. ‘Radio Ethnic Australia’, voorlopig alleen in Sydney en Melbourne te beluisteren, zendt in alle immigrantentalen uit, dus ook in het Nederlands. Op het ogenblik heeft de Nederlandse gemeenschap vier uur zendtijd per week. Ik heb het al over het Nederlands op tertiair en secundair niveau gehad en daarmee is het meeste al verteld. Er moet echter ook vermeld worden, dat er natuurlijk veel mensen zijn die om een of andere reden een Nederlandse cursus willen volgen zonder er examens in af te leggen. Zulke mensen kunnen weliswaar naar de ‘saturday morning’ klassen gaan maar velen gaan liever naar de volksuniversiteit (‘adult education’) of andere particuliere instellingen waar taalcursussen gegeven worden. Er zijn er te veel om er hier een lijst van te geven maar het zij voldoende te zeggen dat verreweg de meeste van dergelijke instellingen ook Nederlands aanbieden en het blijkt er erg populair te zijn. | ||||
Opsomming.De studie van het Nederlands heeft een lange geschiedenis en traditie in Australië. Hoewel hier en daar financiële moeilijkheden het voortbestaan van het vak in | ||||
[pagina 244]
| ||||
zijn huidige bloei bedreigen, constateert men niettemin dat belangstelling voor het vak zeker niet daalt maar eerder stijgt ondanks het feit dat de grote toevoer van Nederlandse immigranten van jaren geleden heeft opgehouden: er zijn nu gelukkig andere factoren op het toneel verschenen die de toekomst van het vak verzekerd hebben. | ||||
Bibliografie:
|
|