Aarts' Letterkundige Almanak.
Eind 1979 verscheen voor het eerst Aarts letterkundige almanak 1980. Het is een instrument dat al wie op literair gebied actief is, handzame diensten kan bewijzen. De Almanak werd dan ook lovend ontvangen. De nieuwe editie heet Aarts' Letterkundige Almanak voor het P.C. Hooftjaar 1981.
De bruikbaarheid van de Almanak ligt vooral in de opgenomen adressenlijsten. Zo zijn er in de editie 1981 een kleine tweeduizend namen van Vlaamse en Nederlandse auteurs, kritici, vertalers, uitgevers en wie zich nog meer met literatuur inlaat, opgenomen. Ook zij die in het buitenland hun tenten hebben opgeslagen, zijn vermeld. Zo zie je dat Frankrijk nog altijd een aantrekkingspool is voor een vrij grote kolonie schrijvers. Verder bevat de Almanak nog de Nederlandse en Vlaamse adressenlijsten van instellingen en organisaties die voor de bloei van de literatuur ijveren, de uitgeverijen, erkende boekhandels, antiquariaten, literaire cafés en sociëteiten. Ook worden bibliografische gegevens verstrekt over de tijdschriften en jaarboeken uit het Nederlandse taalgebied. Om zijn naam waar te maken bevat de Almanak ook nog een kalender waarvan het praktische nut evenwel gering is. Hij is alleen interessant om zijn fait divers. Je kunt eruit aflezen op welke dag je je lievelingsauteur met een verjaardagskaartje kunt verrassen. Ook geboortedata en sterfdata van overleden auteurs staan vermeld. Zo kom je te weten dat 1981 het 600ste sterfjaar is van Jan van Ruusbroec, het 400ste geboortejaar van P.C. Hooft, het 100ste sterfjaar van Jacques Perk, het 50ste geboortejaar van Hugues C. Pernath. Nieuw in vergelijking met de Almanak 1980 zijn de twee kronieken over een jaar literair leven in Noord en Zuid. Frans de Rover overziet de Nederlandse situatie en kroniekschrijver voor Vlaanderen is Marc Reynebau.
Frans de Rover gaf zijn kroniek de titel mee Luide knetterden de geletterden. Een veelzeggende titel, want er is inderdaad in 1980 serieus gebakkeleid in Nederlands literaire wereldje. Vier zaken zorgden voor het nodige rumoer: de zoveelste episode van de ‘affaire Weinreb’ die op zich met literatuur niets te maken heeft tenzij dat de protagonisten ervan, W.F. Hermans, Aad Nuis en Renate Rubinstein, literaire notabelen zijn; de flitsende aanval van Jeroen Brouwers op de puistjesliteratuur van de jaren zeventig; de rellen rond de poëziebloemlezingen van Hans Warren en Gerrit Komrij; Gomperts succesrijke tegenaanval op Karel van het Reve die, samen met de lachers die deze laatste op zijn hand kreeg, toen hij eind '78 de literatuurwetenschap een raadsel van onleesbaarheid noemde, nu met feiten in het ongelijk is gesteld.
Het meest spectaculair was Brouwers' aanval, begonnen in het tijdschrift Tirade, op de literatuur van het voorbije decennium. Jeroen Brouwers is hiervoor in de leer geweest bij Lodewijk van Deyssel die, bijna een eeuw geleden, eveneens een revolutie in de literatuur wilde ontketenen. Voor Brouwers is de gezondheid van de literatuur door toedoen van een aantal kwakzalvers die zich als doktoren vermomd hebben, kritiek geworden. Brouwers viseerde vooral de kringen rond Het Parool en het tijdschrift De Revisor. Door zijn polemisch talent is hij erin geslaagd in minder dan geen tijd de hele wereld van de literaire smaakmakers op stelten te zetten. De diagnose die Brouwers heeft gesteld, is grotendeels juist maar achteraf, nu de storm geluwd is, blijkt er geen remedie ontwikkeld te zijn om de literatuur weer tot leven te wekken. De discussies rond het sterfbed van de literatuur zijn alle uitgemond in scheld-