Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdMichel de Ghelderode.De Société internationale des Etudes sur Michel de Ghelderode heeft zopas, dank zij de goede zorgen van R. Beyen, M. Otten, G. Nicoletti en V. Amoroso, de AktenGa naar eind(1) gepubliceerd van haar eerste internationaal congres dat doorging te Genua, van 22 tot 25 november 1978. Veertien landen stuurden vertegenwoordigers. Naast de vierendertig conferenties werden er drie stukken van De Ghelderode opgevoerd, liepen er drie exposities, werd een ‘rondetafel’ gehouden met regisseurs uit velerlei landen... en dit alles voor niet minder dan vierhonderd personen! Men kan dus terecht spreken van een wereldwijde belangstelling voor het toneel van de auteur uit Eisene (Brussel). Prof. R. Beyen ontleedt in zijn bijdrage de factoren die dit fenomeen kunnen verklaren. Naast het poëtisch karakter van dit werk, naast de universaliteit van de thema's, is het vooral de theatraliteit zelf die de regisseurs en het publiek nu reeds meer dan vijftig jaar blijven boeien. Alle specifieke toneelprocédés komen aan bod: het toneel in het toneel, de marionet, het masker, het karnaval, het circus, de music-hall, de cinema, de pantomime, religieuze en profane liederen, dans en lichaamsexpressie. Vandaar dat, telkens het toneel behoefte heeft aan een terugkeer naar de bron, het terugkeert naar De Ghelderode: ‘Ghelderode restera un exemple, un ferment, et on se servira de lui, on partira de lui à des époques où le théâtre aura justement besoin de revenir à ses origines’. Een aantal bijdragen beschrijven het suces van De Ghelderode in Italië, Rusland, Hongarije, Polen, Frankrijk, en Spanje. Boeiend zijn de getuigenissen van jonge regisseurs die hun visie op dit onthutsende werk geven: o.a. Nele Praxinou, Marcel Lupovici en Martine Wijckaert. Naast een groot aantal waardevolle analyses van bepaalde aspecten van dit oeuvre lazen we ook een vreemdsoortig brouwsel dat de auteur, Antonio Mor, gelukkig zelf als ‘marginaal’ bestempelt, epitheton dat wij graag bijtreden zij het om andere redenen: hij wil aantonen hoe het ‘tragisch-groteske element’ bij De Ghelderode deel uitmaakt van de ‘Belgische cultuur’: ‘La Belgique a deux langues et donc deux littératures. Mais celles-ci ont un développement parallèle et caractères semblables. Nous croyons à cette âme belge dont le grand Henri Pirenne a démontré à jamais l'antique existence’ (blz. 172), waarvan akte! Dezelfde auteur ziet in Charles de Coster een Waal en noemt zijn Légende d'Ulenspiegel ‘het’ epos van de Franse literatuur in België: wat niet zozeer ‘tragische’ dan wel ‘groteske’ verdraaiingen zijn van de feiten.
Vic Nachtergaele. |
|