de monnik van cultus en cultuur; de monnik van ascese en eenzaamheid; de monnik in stad en staat; de monnik tussen altaar en troon; de monnik vervolgd en verdrukt; de monnik van heimwee en kracht; de monnik van gebed en arbeid. Deze thema's beantwoorden aan een kronologische ordening, maar lijken me vrij abstract als gegevens voor een tentoonstelling. Zo kan de enorme impact van het evangelisatie- en beschavingswerk (650-750) moeilijk worden aangevoeld door het bekijken van een beeld van Amandus, Remaclus of Willibrord. De sfeerschepping leek me dan ook belangrijker als de concrete visualisering van deze aspecten (zo b.v. enkele interessante Merovingische grafgiften, de steen van Foillanus en het Evangeliarium van Aldeneik). Vooral interessant was het in kaart brengen van de eerste kloosterstichtingen in de Nederlanden.
Cultus en cultuur (750-1150) leiden uiteraard gemakkelijker tot aanschouwelijkheid, hoewel uit de inhoud blijkt dat de titel van dit onderdeel een niet zo gelukkige keuze was. Kronologisch situeert dit thema zich tussen het machtsmisbruik van de Karolingers, een duidelijke vervalperiode, en een aantal restauratiebewegingen, waaronder de hervorming van Cluny de oudste en meest bekende is. Ook hier weer verdienen een paar bijzonder knappe kaarten onze aandacht: het Karolingisch kloosterwezen (9de eeuw) en de kloosterhervormingen rond het jaar 1000. Een aantal interessante oorkonden gaven voor de ingewijden een goed beeld van ondergang en heropbloei.
Ascese en eenzaamheid (1150-1250) behandelde de periode waarin Cluny het hoogtepunt bereikte, voornamelijk de hervormingsbeweging van Cîteaux. Ook voor dit thema geldt de opmerking dat beelden en schilderijen (o.a. enkele merkwaardige Bernardusvoorstellingen) hooguit een sfeerschepping konden bieden. De verzorgde kaarten daarentegen gaven een duidelijk beeld van de impact van de hervormingsbewegingen.
Het thema de monnik in stad en staat overbrugde zomaar eventjes een periode van 450 jaar (1250-1700) en bovendien is de titel ervan erg algemeen en vaag. In concreto kwam het andermaal neer op een aaneenschakeling van periodes van bloei en verval, met sfeerscheppende beelden omfloerst, maar door kaarten het best gevisualiseerd en geconcretiseerd.
Het gros van de 18de eeuw werd behandeld onder het thema de monnik tussen altaar en troon (1700-1789). het thema over de vervolgde en verdrukte monnik sluit hierbij aan en de scheiding tussen beide was o.i. niet noodzakelijk. Deze boeiende periode kwam onvoldoende uit de verf, behalve dan wat betreft de afschaffing van de kloosters. Deze laatste episode werd zeer suggestief naar voren gebracht en op een interessante manier in kaart gebracht.
De periode na 1830 heeft ons als historicus (misschien ten onrechte) minder geboeid.
Het derde deel van de tentoonstelling vonden we verreweg het aangenaamste en het beste; het was allicht voor de organisatoren het meest dankbare. Vooreerst konden de liefhebbers van monastieke architectuur hier volop aan bod komen, vanaf de pre-romaanse periode tot vandaag de dag. Onder het thema het werk voor God werden prachtige dingen getoond i.v.m. de getijden, de lectio divina, de eucharistieviering, hoofdmomenten uit het leven van de monnik en heiligenverering. Persoonlijk werden we het sterkst geboeid door het kapittel dat handelde over het spirituele en intellectuele leven dat volgende aspecten bevatte: vervaardigen van een handschrift (scriptorium en schrijfarbeid, verluchting, inbinden); bloemlezing uit de produktie van de scriptoria; de monastieke bibliotheken; scholen en onderwijs. Het esthetisch genot, ervaren bij het bekijken van die stukken, kan niet onder woorden worden gebracht; een archivaris gaat erbij zweven. Stukken i.v.m. economische bedrijvigheden werden zorgvuldig uitgekozen, hoewel dit hoofdstuk o.i. heel wat meer mogelijkheden bood. Een laatste beperkt deeltje van de tentoonstelling handelde over artistiek mecenaat.
Vermelden we tenslotte dat naar aanleiding van deze tentoonstelling een prachtige driedelige catalogus werd uitgegeven met wetenschappelijk verantwoorde notities en keurig illustratiemateriaal, maar ook met zeer interessante inleidingen en opgave van basisliteratuur aan het einde van ieder deel.
Michiel Nuyttens.