blijven gebruiken. Dobru schrijft voornamelijk in het Nederlands, maar gebruikt ook het Sranan. Shrinivasi heeft een enkel gedicht in het Hindoestaans geschreven en Edgar Cairo bedient zich van het Surinaams-Nederlands en het Sranan. Heeft een eigen taal van een volk van 350.000 zielen een levenskans in de literatuur? Een volk dat dan ook nog bestaat uit, ruwweg, een helft Creolen en een helft Hindoestanen, met kleine minderheden van de oorspronkelijke zo sterk gereduceerde bevolking van Indianen, groepjes Chinezen, Indonesiërs en Nederlanders. Dat is een essentiële vraag die voorlopig niet te beantwoorden is. Maar een literatuur is niet alleen taal. Een literatuur is ook en vooral onderdeel, uitdrukking van een cultuur, berust op traditie, een gemeenschappelijke geestelijke achtergrond - in hoe sterke plaatselijke verscheidenheid ook - en gemeenschappelijke vorming en karakteristieken, voortdurend ook bevrucht en begeleid door omringende culturen. De historie van Suriname heeft er niet toe geleid dat anno 1979 aan die voorwaarden voor het bestaan van een literatuur is voldaan. Als auteur heeft Helman dan ook moeilijk Surinaams kunnen zijn. Toen niet, en nu nog niet. Hem dat te verwijten, ware onterecht. Pas in de toekomst zal uitgemaakt kunnen worden of met Foetoeboi en Trotji een begin is gemaakt dat kan leiden tot het onstaan van een volwassen werkelijk Surinaamse literatuur. Albert Heiman zal dan zeker gerekend moeten worden tot het groepje pioniers dat heeft bijgedragen tot de bewustwording van een Surinaamse onafhankelijkheid en eenheid.
Het is ook niet waar dat hij zich geestelijk of anderszins aan Nederland ‘verkocht’ zou hebben. De kritiek en het voorbehoud van een jongere generatie, waarvan de Encyclopedie van Suriname melding maakt, zou wel degelijk die schijn kunnen wekken. Een vluchtige blik op zijn Nederlandse start en zijn polyglotte ontwikkeling kan dat al duidelijk maken. Zijn eerste twee boeken zijn afrekeningen met en is een afscheid van zijn jeugd. Ze lijken mij wat stijl en woordkeus betreft beïnvloed door schrijvers als Van Schendel en Ary Prins. Zelf heeft hij verteld met hoeveel vuur hij die in zijn Surinaamse jeugdjaren gelezen heeft. Invloed van Douwes Dekker lijkt Helman, stilistisch althans, ondanks het Multatuliaanse slot van Zuid Zuid West niet ondergaan te hebben. Ik ben in mijn eerder genoemde inleiding tot zijn werk dertig jaar geleden uitvoerig geweest over de hoofdmotieven van Helmans werk, dat van de jager, van de dubbelganger, van de rattenvanger, en zal er daarom hier niet op ingaan. Anderen zijn al bezig met de uitwerking ervan. Wel wil ik opmerken dat in die symbolen de bewustwording van zichzelf tot uitdrukking is gebracht. Die bewustwording zal hem zijn schrijversleven lang, ook in de vorm van essays, en daarbuiten in het maatschappelijk stelling nemen, blijven kenmerken. Eenmaal in Holland en in de redactie van De Gemeenschap komt hij in nauwe aanraking met de literatuur van Europa, Noord-Amerika, Zuid-Amerika en zullen andere invloeden dan van Hollandse auteurs op hem gaan inwerken. De literaire tradities van vele anderstalige culturen waaieren voor hem open. De jaren tussen 1920 en 1940 zijn in Europa en daarbuiten buitengewoon rijke en vruchtbare jaren geweest, van bijzondere betekenis ook. Ik beperk me voornamelijk tot het proza. Beginnen we met het jaar van Helmans prozadebuut. In dat jaar 1926 publiceert Du Perron, een met Heiman in de Nederlandse literatuur vergelijkbare
schrijver, Bij gebrek aan ernst, Marsman De anatomische les. Een jaar later komt ik en mijn speelman van Aart van der Leeuw uit. Deze jaren zijn de vruchtbare jaren van Slauerhoff, Greshoff, Nijhoff, Van Schendel, Terborg, Bordewijk, Ter Braak, Vestdijk, Elsschot en Walschap. Kijken we naar Frankrijk, dan komt een zo grote reeks namen op dat elke selectie onrecht doet aan de rijkdom van de literatuur in deze tijd: Gide, Green, Giono, Giraudoux, Valéry, Benda, Larbaud, Fargue, Malraux, Martin du Gard, Montherlant, Mauriac, Céline en Colette. In Engeland publiceren Forster, Huxley, Lawrence, Shaw, Joyce, Virginia Woolf, in Duitsland Thomas en Heinrich Mann, Döblin, Kafka, Brecht, Roth en Werfel, in Italië Pirandello, d'Annunzio, Svevo en (daarbuiten) Silone, in Spanje Garcia Lorca. Noord-Amerika is dan het land o.a. van Faulkner, Dos Passos, Hemingway en O'Neill; Zuid-Amerika brengt schrijvers voort als Andrade, Borges, Guillèn, Guzman, Gabriela Mistral, Pablo Neruda. In die weelde van literatuur en toneel wordt de schrijver Heiman gevormd - de politicus, diplomaat, bestuurder, linguïst Lichtveld evenzeer. Hij verlaat de katholieke kerk, bij de aanstelling van een censor verlaat hij De Gemeenschap: ‘Ik ben er ook nooit echt voor de volle honderd procent bij betrokken geweest’, zal hij later in een interview met De Tijd zeggen (2 juni 1978). ‘Vergeet niet, ik was in die tijd bijna voortdurend op stap, men zei wel eens tegen me: je ziet er altijd uit als een aanzienlijke vreemdeling. (...) De hokjesgeest die toen al in Nederland heerste, is aan mij compleet voorbijgegaan. Terwijl ik in De Gemeenschap schreef, schreef ik eveneens in De Vrije Bladen’. Holland noemt hij in dit interview een land van burgerlui; en: ‘Ik wil niet zeggen dat middelmatigheid een typisch
Hollandse eigenschap is, de middenmoot is overal hetzelfde, maar het valt je in Holland het meeste op. En middelmatigheid, mediocriteit, vind ik een van de akeligste eigenschappen. Ik ben van nature waarschijnlijk iets teveel ge-