Zij die ons hebben gefusilleerd...’ Om zich te redden van Adriaans obsessies moet Lieve met haar zoon wegvluchten, terwijl Adriaan verwoed tracht alles weg te schrijven in zijn dagboek. Lieve zal opnieuw verpleegster worden, maar weigert de hulp van François, die intussen burgemeester is geworden. Zij gaat een nieuw leven tegemoet in het verscheurde Vlaanderen.
Door een breed spectrum aan technische middelen is Michiels er ten volle in geslaagd een roman te schrijven die meteen ook als scenario functioneert. Soms worden auditieve en visuele tips aan de regisseur (én aan de lezer) gegeven door de toevoeging van titeltjes als ‘Beeld’ en ‘Geluid’ of worden de shots genummerd (‘Eerste keer’, ‘Tweede keer’, enz.) of ongenummerd (‘Flits’) aangegeven. Ivo Michiels, die goed thuis is in de filmwereld en jarenlang docent scenarioschrijven was, suggereert soms ook de camerabewegingen: ‘... en dat het oog van de kamera nu een trage panbeweging maakt de kamer rond, draait om zijn as en kijkt, registreert, meer niet, of niet eens, alleen maar een cirkel beschrijft’. Hfst. 17 bijv. begint met een vogelperspectief: ‘Als je van boven naar beneden kijkt...’ In Michiels' visie moeten beeld en klank strak en geometrisch zijn. Hij geeft een cursus in ‘auditieve mathematica, als die niet zou bestaan dan speciaal uitgevonden voor dit beeld’. De kleinste details worden niet verwaarloosd. Michiels noteert soms ‘Fade out, fade in’ of ‘op dat ogenblik breekt de film, dat is de indruk’. Ook het auditieve wordt gedetailleerd, zoals de stroom van woorden bij een tragikomisch familiefeest of het obsederende links-rechts ritme der fascistische laarzen.
Als we nu trachten Een tuin tussen hond en wolf te situeren in het oeuvre van Ivo Michiels, dan merken we dat het aansluit bij zijn vorig boek: Samuel, o Samuel (1973), dat een reeks hoorspelen bevat en inderdaad een SOS laat horen tegen het taalmisbruik. Beide werken zijn avant-gardistische verkenningen van audio-visuele teksten. Roland Barthes heeft dat in zijn essay Le degré zéro de l'écriture genoemd: ‘la recherche d'un non-style, ou d'un style oral, d'un degré zéro ou d'un degré parlé de l'écriture’. Beide boeken, de hoorspelen en het filmscenario, de luistertekst en de kijktekst, zijn tot stand gekomen middenin de alfa-cyclus, die nu is afgerond met Dixi(t) en de overkoepelende titel In den beginne was het Woord kreeg. De twee werken zitten meer bepaald tussen deel 3 van de cyclus Exit (1971) en het pasverschenen Dixi(t) (1979), het slotdeel. Het lijkt me nu dat Samuel, o Samuel een verder uitdeinen is van Exit, terwijl Een tuin tussen hond en wolf als een vingeroefening voor Dixi(t) kan beschouwd worden. De alfa-cyklus wordt doorheen zijn eerste drie delen (Het boek alfa - 1963, Orchis militaris -1968 en Exit) steeds abstracter. Het auditieve, muzikale en poëtische komt steeds meer op de voorgrond. De traumatiserende oorlogsproblematiek wordt op die wijze gewatteerd, geësthetiseerd, geabstraheerd en uiteindelijk geneutraliseerd. Het eindpunt van die ontwikkeling (abstractie als therapie!) ligt in het o-punt waar Exit mee eindigt. Dit teken is het teken van zero, de tabula rasa, het lichtgat,
de o-uitroep van verwondering, de volmaakte cirkel, de uitweg, het exit uit de impasse.
Exit is het leeg-schrijven van verraderlijke fascistoïde taalvelden tot het absolute nulpunt. Samuel, o Samuel boort op dezelfde problematiek verder door; het is ‘een soort compleet maken van Exit’, een ‘verder creatief aftasten van het begrip communicatie’. Het wordt een kritisch en creatief spelen met stemmen. Na het nulpunt kan de auteur opnieuw zinvol spreken, een ‘opus’ creëren. Michiels waagt de sprong naar de pure taalcreatie in Dixi(t), maar toch had hij nog een scenarioroman als Een tuin tussen hond en wolf nodig om het terrein te verkennen, af te bakenen en bouwrijp te maken. Het boek durft opnieuw visueel te zijn, en behandelt open en bloot een lang versluierd gehouden problematiek, die reminiscenties oproept aan de eerste roman van Michiels: Het vonnis (1949). Het eindelijk zonder terughoudendheid uitstoten van lang gekoesterde en gierig verborgen trauma's beheerst overigens nog het eerste deel van Dixi(t), dat overkomt als een ultieme oerkreet, een vloed etter, waarna alles opnieuw mogelijk wordt. Het vruchtwater als noodzakelijke voorwaarde voor een gladde (weder)geboorte. In het tweede deel van het boek is dan de pure creatie aan de orde, flarden opus, doordrenkt van een alle tegenstellingen overstijgende filosofie.
Spreken van twee delen in Dixi(t) is eigenlijk niet helemaal correct. Er zijn 28 teksten. De onpare teksten (van 1 tot 27) zijn autobiografische ik-teksten van Henri Ceuppens rondom de dood van zijn moeder. Die dood is meteen ook het afscheid van Ivo Michiels aan Henri Ceuppens, aan Vlaanderen en Antwerpen. De pare teksten (van 2 tot 28) zijn taalteksten, waarin aanvankelijk fascistoïde ritmes verder weggesaccadeerd worden, waarna opusfragmenten reeds kunnen opklinken. Het boek begint als een kakofonie maar eindigt als een fuga. Nu is er in die tekstreeksen een evolutie waar te nemen, die overigens formeel wordt aangeduid. De onpare, autobiografische teksten verliezen aan gewicht, worden korter in een omgekeerde evenredigheid met de pare taalteksten die steeds langer en belangrijker worden. Die innerlijke evolutielijn wordt aangegeven door het gebruik van de haakjes. Eerst staan de taalteksten tussen haakjes maar daarna zijn het de