Ons Erfdeel. Jaargang 23
(1980)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 674]
| |
Kerk in Vlaanderen en het kerkgebeuren in Nederland
| |
[pagina 675]
| |
land een kleiner afzetgebied vinden dan in het eigen land, wat omgekeerd precies hetzelfde is. Dit ligt niet alleen aan voor de hand liggende factoren van materiële en praktische aard, maar vooral aan een toch wel anders benaderen en aanvoelen van eenzelfde religieuze en kerkelijke situatieGa naar eind(2). Na deze inleidende opmerking die wij noodzakelijk achten, willen wij nu nagaan of en in hoeverre er inderdaad sprake kan zijn van een beïnvloeding van het kerkgebeuren in Nederland op het kerkelijk leven in Vlaanderen. | |
De Nederlandse kerk binnen het universeel kerkelijk gebeuren.Vooraf moet nog duidelijk gesteld worden dat wat in Nederland op kerkelijk gebied gebeurt, helemaal geen apart of uniek gebeuren is. De katholieke kerk heeft overal - vooral in het Westen - te maken met een sterke secularisatie, dient overal rekening te houden met de feitelijkheid van een pluralistische samenleving, met uiteenlopende filosofische strekkingen, met verschil in politieke, economische en maatschappelijke optiek.
Het tweede Vaticaans Concilie deed daartoe een grootse poging en heeft daardoor een beweging op gang gebracht in en voor de wereldkerk. Het is duidelijk dat deze beweging niet in alle kerkprovincies op dezelfde manier wordt meegeleefd. Niet overal is hetzelfde écht in beweging gekomen. Wat in één land geruisloosgeleidelijk gebeurt, wordt in een ander land als revolutie ervaren. Wat ergens moeizaam aan het rollen komt, loopt elders bijzonder hard van stapel. Waar de enen de conciliebesluiten zien als verkeerssignalen waarbinnen het kerkelijk leven zich veilig kan bewegen, maar die meteen beperken en afgrendelen, zien anderen diezelfde besluiten eerder als wegwijzers die verder verwijzen naar een toekomst die men in die richting moet zoeken en uitbouwen. Deze laatsten beseffen dat het concilie onderhand reeds vijftien jaar geleden afgesloten werd, dat het kerkelijk leven in versneld tempo verder gaat en dat men in onze tijd in één decennium meer meemaakt dan vroeger in honderd jaar. Daarom denken zij wat het concilie bracht verder door, zoeken zij verder in de door het concilie aangegeven oriëntatie. Het is ondertussen wel duidelijk geworden dat de huidige paus en de Romeinse Curie de conciliebesluiten eerder ziet als vaste verkeerssignalen die weinig of geen interpretatie toelaten, dan wel als oriënterende wegwijzers die wel een appèl doen op een verder gaan op de ingeslagen weg. De Nederlandse kerkprovincie ervaart het conciliegebeuren niet als een eindpunt, maar als een flinke stap in de goede richting waarin men resoluut verder wil gaan. Er worden daar wel voorpostgevechten geleverd waarbij men de indruk kan krijgen dat nodeloos harde klappen worden uitgedeeld en geïncasseerd, dat heel wat sneuvelt wat men eigenlijk toch overeind had willen zien blijven, maar waardoor mogelijks iets wordt veroverd wat naderhand heilzaam zal blijken voor de kerk als geheel. Vrij algemeen zou men kunnen stellen dat het kerkelijk leven in Vlaanderen meer beïnvloed is door het conciliegebeuren als zodanig, dan door de Nederlandse reacties op dit gebeuren. | |
De hiërarchie en de Vlaamse geloofsgemeenschap.Het concilie zelf heeft in Vlaanderen nooit de betekenis gehad zoals dit in Nederland wel het geval was. Het concilie was een te clericaal gebeuren en de afstand tussen het kerkvolk en zijn hiërarchische leiders is in Vlaanderen beslist groter dan in Nederland. Deze bewering vergt enige toelichting. De hiërarchie heeft in België steeds de | |
[pagina 676]
| |
zijde gekozen van het Belgisch establishment en heeft praktisch nooit enig begrip getoond voor het streven van de Vlaamse BewegingGa naar eind(3). Deze beweging werd vanaf haar oorsprong gedragen door mensen met een uitgesproken verantwoordelijkheidszin voor volk, cultuur en maatschappij, en wist zeer velen aan te spreken die een dergelijke betrokkenheid bij het culturele gebeuren opbrachten. Door haar uitgesproken Belgische houding vervreemde de hiërarchie deze meest bewust-levende en geëngageerde Vlamingen van zichzelf. Dit bracht er de katholieken in de Vlaamse Beweging toe, al vrij vlug en algemeen een onderscheid te gaan zien tussen hiërarchie en christelijk geloven. Het hiërarchisch gezag heeft zichzelf door politieke stellingnamen enorm gerelativeerd in de ogen van diegenen die het meest bewust en geëngageerd leven. De hiërarchie heeft in Vlaanderen de eigenlijke, natuurlijke gangmakers van het kerkelijk leven buiten het kerkelijk leven gedreven. Wat men met zware woorden de élite zou kunnen noemen, of de idealisten, geraakte totaal vervreemd van het eigenlijk kerkelijk gebeuren. Deze afstandelijkheid verklaart ook het gebrek aan interesse voor het specifiek kerkelijk aspect van het christelijk geloven. Ondertussen is op dit gebied wel een en ander in gunstige zin veranderd. Men had kunnen denken en mogen hopen dat de hevige protesten vanuit heel Vlaanderen tegen het bisschoppelijk mandement van 13 mei 1966 (ná het afsluiten van het concilie!) betreffende de Belgisch-unitaire inrichting van de Leuvense universiteit, de laatste blunder zou geweest zijn van de hiërarchie tegenover de Vlaamse bevolking, maar zij lijkt bijzonder hardleers op dit gebied. Bij de opvolging van kardinaal Suenens lag het voor de hand dat de kerk zou inspelen op de realiteit van België en zich zou gaan opdelen in twee kerkprovincies, maar men heeft opnieuw de boot gemist. Dit verzuim, duidelijk meer ingegeven door staatspolitieke redenen en door opportunistische voorzichtigheid, dan wel door pastorale bewogenheid, werd de zoveelste misser tegenover Vlaamsvoelende katholieken. Het probleem is duidelijk zeer complex, maar men had minstens de publieke opinie kunnen informeren dat men bewust opteerde voor twee kerkprovincies, met een motiveren van een eventuele onmogelijkheid of onmacht. Gelijktijdig met dit proces van vervreemding van een groot en vitaal deel van de Vlaamse bevolking, werd in België een volkskerk uitgebouwd die wellicht behoorde tot de meest georganiseerde en de best gestructureerde van alle kerkprovincies ter wereld. De kerk werd in België een reële politieke en maatschappelijke macht. Aanvankelijk gebeurde dit gemotiveerd door het verdedigen van kerkelijke vrijheid en door het beschermen van de rechtmatige belangen van de kerkelijke bevolking. Ook bij dit proces werden idealistische leken betrokken, maar vanaf het begin werd hun houding tegenover de hiërarchie die over macht beschikte en hen aan de macht kon brengen, getekend door een volgzaamheid en onderdanigheid, waarbij beweegredenen vanuit een diep-christelijke overtuiging, niet zelden samengingen met vooral materiële belangen van groepen, organisaties, klassen, partijen, inrichtingen en personen.
De ‘katholieke zuil’ is in Vlaanderen wel niet meer zo onwankelbaar als vroeger, maar ze is toch wel nog zeer stevig. Ze wordt de dag van vandaag, anders dan vroeger, gemotiveerd als een aanbod van de vrije markteconomie: het is een kwestie van gelijke kansen en van vrije keuze, bovendien is de katholieke zuil een dienst aan de hele gemeenschap en het rendement ervan ligt bijzonder hoogGa naar eind(4).
Deze situatie vertroebelt nog steeds voor | |
[pagina 677]
| |
een goed deel de verhouding tussen geengageerde katholieken en de hiërarchie. Deze relatie wordt nog teveel getekend door een mentaliteit die kenmerkend blijft tussen werknemers en werkgevers. Gelukkig is ook hier iets wezenlijks veranderd. Sommige leken en leidinggevenden van christelijke organisaties durven te spreken en gaan een open conflict met de hiërarchie niet uit de weg. Dit bleek o.m. uit de stellingname van de Katholieke Arbeiders Vrouwen in verband met de huwelijksmoraal, waardoor zij een veroordeling en een actie van een bisschop trotseerden. Van een ‘bevoogding’ van de hiërarchie als zodanig kan men niet meer spreken, maar de zaken liggen toch nog steeds wel enigszins anders in concrete gevallen en in persoonlijke verhoudingen. Daar kan vaak nog gesproken worden van onmondige onderworpenheid, van angst om den brode of i.v.m. promotie.
Dit alles, hier veel te beknopt en te weinig genuanceerd samengevat, en dus uiteraard vatbaar voor kritiek, om twee aspecten van het kerkelijk leven te verduidelijken of te verklaren, die o.i. toch wel zeer typerend zijn voor de Vlaamse situatie: enerzijds een uitgesproken onverschilligheid ten aanzien van het eigenlijk ‘kerkelijk’ leven naar zijn hiërarchisch en clericaal aspect, bij zeer veel Vlamingen die toch, gezien hun maatschappelijke bewogenheid, het meest onmiddellijk in aanmerking zouden komen om een kerkelijke vernieuwing te stimuleren en uit te bouwen, want hoewel veel van wat wij daarover schreven geschiedenis is, hebben de ouders van toen kinderen (en vaak bijzonder veel) aan wie zij hun apathie en wantrouwen tegenover alles wat hiërarchisch is, doorgeven; anderzijds: bij katholiek geëngageerden nog een te onvrije opstelling tegenover de hiërarchie, mede door het feit dat deze hiërarchie de leken niet zelden de indruk geeft dat zij ‘maar’ leken zijn, ‘slechts’ adviserende medewerkers. Deze historisch gegroeide situatie vormt de verklaring voor een grondig verschil in kerkelijke betrokkenheid in Vlaanderen en Nederland. Het maakt een binnenkerkelijk stilzwijgen begrijpelijk in toestanden waar men in Nederland al luidkeels geroepen zou hebben, gebruikmakend van alle beschikbare massamedia. Het zou niet helemaal eerlijk zijn in dit verband alleen maar te spreken over een mentaliteitsverschil, waarbij men de Nederlanders in een extremistische hoek zou duwen omdat ze zouden doordrammen met een vervaarlijk fanatisme, terwijl men de Vlamingen zou sieren met gevoel voor maat, voor evenwicht en redelijkheid. Een en ander mag enigszins kloppen. Juist is in elk geval dat de doorsnee-Vlaming als de dood is om het etiket extremist opgeplakt te krijgen, en dat het gematigd, redelijk en bezadigd zijn tot een nationale deugd werd gepromoveerd. Een bijeenkomst of een manifestatie is bij Vlamingen slechts geslaagd, wanneer ze de hoogste kwalificatie in de wacht kan slepen en die luidt steevast ‘waardigheid’. Vlamingen zijn meesters, eerder in het aanvaarden dan in het uitwerken van compromissen. Deze vaststelling van feiten die lang niet alleen positief te duiden zijn, maar ook kunnen wijzen op een té vroegtijdig ingetreden verlangen naar eeuwige rust, op tamme braafheid, op goedzakkerigheid die gevaarlijk dicht grenst aan lafheid, heeft historische oorzaken. Men moet die onderzoeken en onder ogen durven te zien. Dit wilden wij hier doen op dit beperkte terrein en slechts teruggaand naar een vrij recent verleden. Een ernstige onverschilligheid tegenover elk hiërarchisch gebeuren bij nochtans diep-gelovige kerkgangers, die historisch te verklaren is, is er de oorzaak van dat toch werkelijk bewust levende gelovigen in Vlaanderen die hiërarchie zien als een | |
[pagina 678]
| |
instelling die er is omwille van zichzelf, een groep op zich. Men laat ze dan ook voor wat ze is en men begrijpt niet dat Nederlanders zich zo druk kunnen maken om iets te veranderen aan deze instelling. Het gesprek is in Vlaanderen vroeger gevoerd, op een ander terrein, het is afgeknapt en eigenlijk nooit opnieuw begonnen. Men laat het hiërarchisch bestel voor wat het is en de katholieke Vlamingen proberen verder hun eigen gelovig leven een gestalte te geven en ieder voor zich, of groepsgewijze gaat men wegen zoeken voor gewetensvol en moreel-verantwoord leven. Door deze afzijdige opstelling tegenover de hiërarchie, blijven deze Vlamingen niet zelden buiten de evolutie van het kerkelijk leven en denken. Hun geloofsleven is vrij individualistisch en is doorgaans zeer conservatief. Maatschappelijk zijn ze eerder onder te brengen in wat men tegenwoordig ‘rechts’ noemt. Een gering percentage onder hen vindt een spreekbuis in tijdschriften als Alternatief, C.V. (Christelijk en Vlaams), Stadion en in het KVHV (Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond). Dit alles vormt de verklaring voor het feit waarom de bisschoppen in Vlaanderen in elk geval een minder bewogen bestaan kunnen leiden dan in Nederland. Op een lager niveau, binnen de verhouding van priester en leek, gaat dit geleidelijk aan toch wel geheel anders liggen. Steeds meer leken nemen hun verantwoordelijkheid op en dit met een mondigheid en een bekwaamheid die het beste doet verwachten voor de evolutie die wij ook in Vlaanderen meemaken van een volkskerk naar een vrijwilligers-kerk toe. | |
Medeverantwoordelijkheid van leken.De Vlaamse kerkprovincie heeft nooit een landelijk pastoraal concilie opgezet. Het idee werd zelfs bewust afgewezen. Wellicht was men afgeschrikt door de ervaringen die werden opgedaan tijdens het indrukwekkend en groots opgevat en fundamenteel uitgebouwd concilie van de Nederlandse kerkprovincie te Noordwijkerhout (1968-'70). Daar waren de tegenstellingen binnen de kerkprovincie bijzonder scherp aan het licht gekomen. In Vlaanderen zag men klaarblijkelijk alleen de negatieve gevolgen daarvan en had men minder oog voor het feit dat open uitgesproken conflicten een heilzaam veranderingsproces met de nodige stroomversnelling op gang kunnen brengen. Hoe dan ook het risico werd niet genomen. In 1970 werd dan wel het IPB (Interdiocesaan Pastoraal Beraad) opgericht met een voor de bisschoppenconferentie adviserende functie. Een behoorlijk percentage van de leden van deze raad, vertegenwoordigen de christelijke sociale en culturele organisatie, ‘de katholieke zuil’, komen uit de katholieke actie en vanuit diocesane structuren. Men vindt er bijzonder weinig vertegenwoordigers van de zeer velen in Vlaanderen die zich vrij opstellen tegenover hiërarchie, officiële leer, moraal en kerkelijke discipline, van mensen dus die zich slechts partieel identificeren met de officiële katholieke kerk, Toch gaat juist deze categorie steeds meer toenemen binnen de gelovige bevolkingGa naar eind(5).
Toch levert het IPB prachtig werk. Het zoekt naar pastorale prioriteiten en geeft de bisschoppen moedige beleidsadviezen (o.m. in verband met geloofsbegeleiding van volwassenen; man-vrouw relatie in kerk en maatschappij; pastoraal van het toerisme; jeugd-geloof-kerk; gezinspastoraal), het deed een oproep tot amnestie en nam moties aan tegen de neutronenbom en de Zuidafrikaanse apartheidspolitiek. Het vroeg om de oprichting van een Vlaams Pastoraal Studiebureau, wat ondertussen gebeurde. Dit bureau speelt nuttige informatie door, coördineert en inspireert pastorale initiatieven, geeft ver- | |
[pagina 679]
| |
antwoorde evaluaties van hetgeen gebeurt, legt contacten enz. Het Vlaamse IPB zou enigszins model staan voor het Nederlands Landelijk Pastoraal Overleg dat in 1973 in Nederland werd opgericht. Ondertussen lijkt de greep van het IPB op de Vlaamse kerkprovincie niet bijzonder groot. Er is trouwens over de gehele lijn een toch wel zéér diepe kloof vast te stellen tussen wat ‘gedacht’, ‘geschreven’, ‘gezegd’ en ‘gepland’ wordt door allerlei pastorale raden, studentenparochies, bij het vormen van pastorale werkers en catecheten op universitair niveau, in allerlei theologische en pastorale publikaties, en het concrete en gewone parochieleven. Concreet is er nog helemaal niet zoveel veranderd in de dagelijkse kerkelijke praktijk. De basis blijft in Vlaanderen amorf en onbewogen. Zeker, er zijn kleinere basisgroepen van waaruit hoopvolle signalen uitgaan, waar geïnspireerd wordt doorgewerkt, waar nieuwe vormen van liturgie worden beoefend, en de degelijk gevormde pastorale teams van de diverse bisdommen weten een nieuwe stijl van pastoraal te ontwikkelenGa naar eind(6), waar zij tenminste ter plaatse beleidsmensen vinden met een reële wil om hen alle kansen te geven. Maar bij vele beleidsmensen is men nog niet toe aan de zo hoognodige mentaliteitsverandering op dit gebied. Hoe bemoedigend dit alles ook werkelijk is, het lijkt ons toch wel hoogst voorbarig om te beweren: ‘Morgen is er al’Ga naar eind(7). | |
De crisis in het kerkelijk kader.Evenals Nederland de laatste jaren, kent ook Vlaanderen een crisis in een bisschoppenconferentie die zij eigenlijk nog niet heeft (de bisschoppenconferentie is officieel nog steeds Belgisch-unitair). Een bepaalde bisschop neemt nogal eens een ander standpunt in dan zijn zeven collega's, o.m. in verband met de huwelijksmoraal, abortus, priesterwijding van gewetensbezwaarden. Hij stelde een eigen catechismus op die hij verplicht invoerde in het lager onderwijs van zijn bisdom. Sinds 1974 bleef diezelfde bisschop weg uit het IPB en de priesterraad van zijn eigen bisdom heeft een tijdlang zijn werkzaamheden opgeschort omdat een reële dialoog met de bisschop onmogelijk bleek. In Nederland zou dit alles de hotlines halen in het nieuws. In Vlaanderen maakt het velen verdrietig, niet weinigen worden erdoor ontmoedigd, maar er wordt vooral en niet altijd mild met dit alles gespot. De humor daaromtrent is vaak wrang en cynisch. In Vlaanderen wordt dit alles niet open en eerlijk uitgepraat op een publiek forum, maar het wordt binnenkamers en in sacristieën gefluisterd. Er zijn heel wat mensen in Vlaanderen, vooral onder de priesters, die met een zekere afgunst en met een lijden onder eigen onmacht, de openheid en de eerlijkheid volgen die Nederland ten toon spreidt op gebied van de binnenkerkelijke dialoog, ook al kan men het eventueel niet altijd eens zijn met een nodeloos agressieve toon en vindt men bepaalde polemieken een verspilling van energie. Maar niemand kan ontkennen dat een eerlijk en open gesprek voor een publiek forum gevoerd, wellicht het meest geschikte middel is om te ontkomen aan een fundamentele onwaarachtigheid waarbij heel veel priesters en leken persoonlijk totaal anders denken en spreken dan de hiërarchische gezagsdragers waarvan zij de medewerkers heten te zijn. Deze openheid zou meteen een wolk kunnen doen optrekken waarachter heel wat misverstanden, vooroordelen, onbegrip, gemiste kansen en ergernissen schuilgaan. Vlaanderen heeft verder ook af te rekenen met een crisis in priesterroepingen. Er waren talrijke uittredingen en er zijn weinig nieuwe kandidaten. De vergrijzing onder de actieve priesters is enorm. Tot nog toe kon men een beroep doen op le- | |
[pagina 680]
| |
den uit de reguliere clerus, mensen die terug kwamen uit missiegebieden of die in eigen orde of congregatie geen eigen identiteit meer zien zitten of daarbinnen geen zinvolle opgave menen te vinden. Maar ook deze reserve raakt onderhand wel uitgeput. Vandaar de vorming en de inzet van pastorale werkers en teams waarover wij het eerder al hadden. Het aantal jongeren dat zich geroepen voelt voor pastoraal werk en voor catechese groeit voortdurend, maar het aantal roepingen tot het priesterschap blijft afnemen, al werden in Vlaanderen de klassieke seminaries niet afgeschaft, behalve dan in het aartsbisdom Mechelen-Brussel dat wel zorgde voor een traditioneel convict. Er liepen 212 leken-studenten (124 mannen en 88 vrouwen) college in een of andere theologische richting aan de KUL (Katholieke Universiteit Leuven) in het academisch jaar 1974-'75, terwijl tijdens ditzelfde jaar 125 studenten een priesteropleiding volgden aan de diverse seminaries. In 1977-'78 waren er reeds 429 lekenstudenten (231 mannen en 198 vrouwen) en werden de seminaries bevolkt door 83 priesterkandidaten. | |
Invloed vanuit Nederland.Deze jonge mensen worden gevoed met wat de hedendaagse theologische wereld te bieden heeft, zonder dat wij zouden kunnen spreken van een overwicht van Nederlandse auteurs. P. Schoonenberg heeft natuurlijk invloed en in nog meerdere mate E. Schillebeeckx maar dit is een Vlaming die theologie doceert te Nijmegen. Maar verder zijn er alle groten op theologisch gebied: K. Rahner, J.B. Metz, H. Küng, J. Moltmann, G. Guttierez e.a. Er bestaat weinig contact tussen de enige theologische faculteit in Vlaanderen (Leuven) en de meerdere theologische faculteiten en vormingscentra in Nederland. Wel is er een vruchtbare samenwerking tussen het Hoger catechetisch Instituut van Nijmegen en het Instituut voor catechese te Leuven. Een dergelijke samenwerking bestaat ook op liturgisch gebied en bij de Nederlandse en de Vlaamse Bijbelstichting. Verder valt nog te vermelden dat een aantal theologiestudenten uit Vlaanderen actief aanwezig was op het driedaags congres dat in april 1979 te Nijmegen werd gehouden over de leiding op het grondvlak der kerken. In dit verband moet ook de Nieuwe Catechismus vermeld worden, geschreven in opdracht van de bisschoppen van Nederland. Deze uitmuntende catechismus is ook in Vlaanderen hét handboek voor geloofsverkondiging onder volwassenen. Religieuze programma's van de Nederlandse televisie en radio worden in Vlaanderen meer gevolgd dan men zou vermoeden en versterken het gevoel van afgunst om wat dáár wél schijnt te kunnen en te mogen. Er zijn ook een aantal Nederlandse tijdschriften die het in Vlaanderen wel doen en op die manier vanuit Nederland ons religieus klimaat mede bepalen. Zo o.m. Kerygma (cahiers ten dienste van de prediking), Getuigenis (tijdschrift voor bijbel, liturgie en catechese), Verbum (voor catechese). De Bazuin doet het in Vlaanderen niet zo goed omdat dit tijdschrift voor velen te extreme standpunten inneemt en té kerk-kritisch ingesteld zou zijn. Toch wordt het blad door een aantal mensen gretig gelezen. Wanneer wij in deze zeer onvolledige opsomming van factoren die vanuit Nederland ons kerkelijk leven mede beïnvloeden, één naam beslist niet mogen vergeten dan is het die van Huub Oosterhuis. Zijn boeken worden door iedereen gebruikt die een eigen kleur wil geven aan liturgische vieringen. Hij vindt in Vlaanderen talloze epigonen die teksten en gebeden formuleren die duidelijk zijn signatuur dragen. Hij is tenslotte de begaafde | |
[pagina 681]
| |
kunstenaar die op meesterlijke wijze aantoonde dat onze Nederlandse taal wel degelijk en uitermate geschikt is voor gebed en liturgie. Hij heeft de Nederlandse gebedstaal als zodanig tot kunst ontworpen. | |
Polarisatie.Het fenomeen van de polarisatie doet zich ook in Vlaanderen voor maar niet onder een merkbaar Nederlandse invloed. Het vaandel van het conservatisme wordt gedragen door een gezelschap dat het aandurft zich naar Thomas More te noemen en dat een tijdschrift uitgeeft onder de titel Positief, hoewel vrijwel alles wat op kerkelijk gebied gebeurt er vanuit een negatieve gezichtshoek wordt bekeken. Daarnaast hebben wij nog het tijdschrift Stadion. Beide tijdschriften volgen de strekking die men aantreft in de Nederlandse uitgaven Waarheid en Leven en Confrontatie. Er zijn een aantal kerkkritische groepen geweest, maar er was hen geen lang bestaan beschoren. Alleen de informele priestergroep van het bisdom Gent bestaat nog en heeft gezien de diocesane toestand heel wat werk te doen. Toch zitten in die groep mensen met uiteenlopende visies op religieuze en maatschappelijke problemen. Verder zijn er basisgemeenschappen te Brugge en de groep Calama. Deze groepen die gegroeid zijn uit contacten met de Latijns-Amerikaanse toestanden, zijn maatschappijkritisch ingesteld. Er zijn ook een aantal groepen ‘Kristenen voor het socialisme’, maar die hebben in Vlaanderen toch wel meer contact met Waalse en Brusselse kernen, dan met gelijkgezinden in Nederland, al werd dan ook Huub Oosterhuis als lokvogel uitgenodigd op hun open-deur-dag in februari 1978. Het officiële kerkelijke leven ging de laatste jaren een steeds gemarkeerder maatschappelijk bewogen gezicht vertonen en scheen eerder aan te sturen op een sociaal-culturele kerkelijkheid, dan het erover bezorgd leek om het bestaande, maar wegkwijnende cultisch-spiritueel katholicisme te behouden. Wij gebruiken hier bewust de verleden tijd, omdat wij menen signalen op te vangen vanuit een andere oriëntatie, meer gericht op inkeer en gebed en geleid door de hoogste vertegenwoordigers van de katholieke hiërarchie. In gezamenlijke herderlijke brieven hadden de bisschoppen het over Een levenskrachtig Europa (november 1976) en over Ontwapenen om te overleven (mei 1978), al werd ook in een gemeenschappelijke verklaring aandacht gevraagd voor de charismatische vernieuwing (oktober 1979). Een beklemtonen van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de christenen vinden wij eveneens in hét kerkblad van Vlaanderen Kerk en Leven en hét missie-tijdschrift Wereldwijd. Een ander tijdschrift De Vijgeboom draagt als veelzeggende onderitel tijdschrift voor strijd en inkeer. De acties van Broederlijk Delen en van Welzijnszorg gaan duidelijk uit van eenzelfde opvatting. De Vlaamse afdeling van Justitia et Pax doet dit uiteraard. Pax Christi - Vlaanderen gaf twee zeer opmerkelijke programmaverklaringen uit: Voor een veiliger Europa (1977) en een over Kerk en vrede (1979). Deze algemene oriëntatie wordt lang niet door iedereen gevolgd en krijgt heel wat kritiek omdat ze te links zou zijn en de kerk in marxistisch vaarwater zou brengen. Deze stroming vindt men natuurlijk ook in Nederland, maar waarachtig dáár niet alleenGa naar eind(8) en niets wijst erop dat deze oriëntatie in Vlaanderen import zou zijn vanuit Nederland. Het gaat gewoon om een brede en vrij algemene gelijkheid in de kerkelijke bewogenheid die zich duidelijk kan beroepen op evangelische oriëntatie en motivatie. | |
[pagina 682]
| |
Slotopmerkingen.Het onderzoek naar specifieke beïnvloeding vanuit het kerkgebeuren in Nederland op het kerkelijk leven in Vlaanderen, liet ons daarvan niet zo bijzonder veel sporen ontdekken. Wel lieten zich meerdere parallellijnen trekken, maar die omspannen méér dan onze beide kerkprovincies alleen. Wij kunnen ze volgen in vrijwel alle kerken van het Westen en in de wereldkerk als zodanig. Wij hebben eerder gewezen op het verschil in kerkelijke betrokkenheid in Vlaanderen en in Nederland en meenden te mogen opmerken dat deze geringere betrokkenheid in Vlaanderen beslist niet zonder meer positief uitvalt. Natuurlijk, wanneer men zich vergaapt aan ontsporingen en aan experimenten die uit de hand lopen in Nederland en dan uitpakt met de Vlaamse zin voor evenwicht en maat, kan men zich gelukkig prijzen omdat hier alles zoveel rustiger verloopt. En wij willen hier waarachtig geen pleidooi houden voor agressiviteit, voor een nog fellere polarisatie, wel integendeel, want in een maatschappij die bol staat van geweld en angst, mogen wij toch wel verlangen naar een kerk waarin het mogelijk is iedere dag aardig en fatsoenlijk met elkaar om te gaan. Maar het is gewoon niet eerlijk alleen het negatieve te zien in het Nederlands kerkgebeuren. Wij willen hier de woorden aanhalen van bisschop Bluyssen: ‘Ik meen, dat men in het buitenland aanvankelijk, d.w.z. in de jaren zestig, met grote verwachting gekeken heeft naar wat zich bij ons ontwikkelde, dat men daar het meest sensationele uitpikte en dat het nieuws daaromtrent zich overal verspreidde, waardoor de verwachtingen nog meer versterkt werden, maar tegelijk ook de argwaan van mensen die dit alles met angst zagen gebeuren. Dat is voortdurend op elkaar blijven inwerken, tot op de dag van vandaag toe. Met als gevolg een zeer negatieve indruk van het Nederlandse katholicisme over heel de wereld, tot in de Romeinse kringen toe. Een overtrokken negatieve indruk, die ik zeer betreur’Ga naar eind(9). Persoonlijk zouden wij alleen maar willen dat er méér invloed uitgaat van wat in Nederland op gang werd gebracht op de Vlaamse kerkprovincie, en zouden wij het bestaan van kritische gemeenten toejuichen. Het zou de vitaliteit en de authenticiteit van het kerkelijk leven in Vlaanderen alleen maar in hoge mate bevorderenGa naar eind(10). |
|