de revolutionaire gebeurtenissen. In oktober 1789 slaagde de Brabantse Omwenteling en Jozef II werd verdreven. Verlooy streed aan de zijde van F. Vonck, maar na de eerste successen werden de progressieve Vonckisten, die o.a. een maatschappij op basis van gelijkheid wilden opbouwen, het land uitgejaagd door de reactionaire Statisten die vooral de belangen van de adel en de clerus behartigden; Vonck en Verlooy weken uit naar Frankrijk.
Tijdens de eerste Oostenrijkse restauratie (1790-1792) kwam Verlooy naar Brussel terug. Onder de daaropvolgende Franse bezetting zal hij, eigenaardig genoeg, een francofiel standpunt innemen en zich uitspreken ten gunste van de annexatie bij Frankrijk. Na een kort burgemeesterschap van de stad Brussel in 1795 nam hij nog datzelfde jaar om gezondheidsredenen ontslag. In 1797 is hij op 51-jarige leeftijd overleden.
In zijn Verhandeling, eigenlijk een opstandig geschrift, is Verlooy's opstelling én nationaal én progressief. Verlooy was iemand die het tijdsgebeuren, de heersende gedachtenstromingen en opvattingen van dichtbij volgde. Zijn 18e-eeuws getint nationalisme was hiervan een illustratie. Dit nationalisme verschilde zeer van de 19e-eeuwse nationalistische ideeën. Bij Verlooy werd geen enkele wens geformuleerd in de richting van een territoriale eenmaking, van politieke onafhankelijkheid of van een nationale staat: zijn nationalisme was een ‘volksnationalisme’, wat mede verklaart waarom hij de aansluiting bij Frankrijk kon goedkeuren. Een gevolg hiervan was zijn Grootnederlandse gezindheid, want hij zag in Noord en Zuid ‘het zelve volk’; op de laatste twee pagina's van zijn Verhandeling doet hij trouwens een oproep tot meer samenwerking op cultureel en taalkundig gebied.
Samengaande hiermee was deze nationalistische gezindheid gekenmerkt door een democratisch karakter; hij had oog voor waarden met een meer sociaal karakter. Het opnemen van het Frans moest ook gemeden worden omdat door de verfransing een sociale taalbarrière zou ontstaan.
De Verhandeling, traditioneel beschouwd als het eerste strijdbare document van de ‘Vlaamse Beweging’, is een uiting van wat in de 18e eeuw was gegroeid aan besef van ‘nationaal bewustzijn’. In de tweede helft van de 18e eeuw waren de activiteiten van de rederijkerskamers fel toegenomen: achter veel teksten was de behoefte aan zelfbevestiging voelbaar, in veel teksten klonk de toon van een koppig volhouden. Een andere band met de traditie was het bewustzijn te behoren bij de ‘verenigde Nederlanden’. Bij een aantal wetenschapsmensen, auteurs van historische en natuurwetenschappelijke verhandelingen, geestelijken, juristen, artsen in contact met het volk, leefde dit ‘nationale bewustzijn’, onder invloed van de nieuwe ideeën, in een modieuze vorm. Verlooy stond dus niet alleen: anderen dachten in dezelfde richting en zij vonden in de Verhandeling de ideale verwoording van hun opvattingen.
De nieuwe uitgave van de Verhandeling, de eerste strikt wetenschappelijke na de edities van Schrant (1829) en Van Roosbroeck (1938), is het werk van de professoren J. Smeyers en J. van den Broeck. De eerste publiceerde reeds heel wat i.v.m. de Zuidnederlandse letterkunde in de 18e eeuw, de tweede doctoreerde met een proefschrift over Verlooy dat weldra gepubliceerd zal worden. Hun editie, voorafgegaan door een uitvoerige inleiding, is niet alleen voorzien van de nodige woordverklaringen maar bezorgt blad na blad grondige en uitgebreide notities bij de tekst waarbij men de indruk heeft dat geen moeilijkheden uit de weg zijn gegaan. De lectuur ervan is op zichzelf al een rijke informatiebron over het culturele leven in de 18e eeuw; zowel bij ons als in het buitenland.
S. de Lange, Brakel.
Jan Baptist Chrysostomus Verlooy, Verhandeling op d'Onacht der moederlijke Tael in de Nederlanden, in de reeks Klassieken der Nederlandse Letterkunde, Uitgeverij Martinus Nijhoff, 1979.