biografie van Vandekerckhove door Romain Vanlandschoot.
Vanlandschoot pakt het geheel kronologisch aan, wat een vlot lopend levensverhaal oplevert vol feiten en feitjes. Vandekerckhove werd in 1909 in het West-Vlaamse Tielt geboren in een landbouwersgezin. Zijn jeugd bracht hij door onder boeren, landarbeiders, vlasbewerkers en de gemeentelijke middenstand. Hij volgde middelbaar onderwijs aan het college van z'n geboortestad waar hij flamingant werd en toetrad tot het nationalistische ‘Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond’ (A.K.V.S.). In 1927 trok hij naar de Leuvense universiteit om er Rechten te studeren. Hij engageerde zich in het Vlaams-nationalisme en las de bladen van de diehards zoals ‘Jong Dietschland’. In zijn latere studiejaren verwijderde hij zich steeds meer van het Vlaams-nationalisme om te militeren in pacifistische groepen. Als jonge doctor in de rechten keerde hij naar West-Vlaanderen terug en vestigde zich als advocaat te Kortrijk, waar hij nu nog steeds woont. Hij manifesteerde zich in de toenmalige katholieke partijmilieus en liep er in het spoor van diegenen die aan hun flamingantisme een onophoudelijk pleidooi voor het ‘christelijk solidarisme’ koppelden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hield hij zich niet alleen ver van alle collaboratie met de Duitsers die onder andere de Vlaams-nationalistische rangen teisterde, maar nam hij deel aan het katholieke intellectuele verzet tegen de bezetter. Na de Bevrijding vindt men Vandekerckhove terug in de groep katholieke ‘jongeren’, waaronder Robert Vandekerckhove, Renaat Van Elslande en de latere premier Theo Lefèvre, die mede aan de basis liggen van de nieuwe partij, de ‘Christelijke Volkspartij’ (C.V.P.) die de vooroorlogse katholieke partij moest vervangen. Het vernieuwend politiek denk- en opbouwwerk van deze mensen, waaronder Vandekerckhove, wordt erg doorkruist door de
Belgische Koningskwestie.
Deze betekent zelfs het einde van diens partijpolitieke ‘carrière’. Schematisch samengevat: de volksraadpleging van maart 1950 die moest beslissen over het al dan niet terugkeren van de betwiste Koning Leopold, leverde in Vlaanderen, waar de C.V.P. zeer sterk vertegenwoordigd was, een meerderheid van bijna 72% ten gunste van Leopold III; in Wallonië was slechts 42% pro. In de daaropvolgende wetgevende verkiezingen behaalde de C.V.P. de absolute meerderheid in de Kamer, en na de nieuwe regeringsverklaring komt Leopold III weer aan de macht. Maar in het Franstalige deel van België groeit het pre-revolutionaire klimaat met de dag, zodat de C.V.P.-regering inbindt met als gevolg de troonsafstand van Leopold III ten voordele van zijn zoon. Aan de C.V.P.-basis is de consternatie en de daaropvolgende woede omwille van deze ‘toegeving aan Waalse socialistische chantage’ algemeen. Onder deze druk beslist het partijbestuur dan maar een commissie aan te stellen die moet onderzoeken wie binnen de partij verantwoordelijk is voor deze ‘capitulatie’. Vandekerckhove wordt de energieke voorzitter. In het eindrapport komt hij tot het besluit dat een twintigtal kopstukken uit de eigen partij zich hebben vergallopeerd. De balans is te zwaar om te dragen, en op het daaropvolgende partijcongres worden de conclusies van de onderzoekscommissie, en dus Vandekerckhoves werk, met een nietszeggende resolutie in het vergeetboek gestemd. Kort daarop verlaat Vandekerckhove de partijpolitiek. Buitenparlementaire katholieke - en flamingantische actie vormen voortaan de twee polen van zijn publieke bedrijvigheid.
Vanlandschoot brengt dit levensverhaal ongetwijfeld op een vrij volledige wijze, en toch voldoet het werk mij niet als historische biografie. Een van de grote gevaren is dat de auteur, die zich onvermijdelijk voor een groepsfoto bevindt, zijn personage dusdanig uitvergroot dat zelfs de korrel zichtbaar wordt, maar tegelijkertijd al het omringende wegknipt en in de prullemand gooit. Vanlandschoot heeft deze hinderlaag grotendeels weten te ontwijken, en heeft Vandekerckhove laten evolueren in zijn tijd en in zijn milieu die ook mede zijn persoon hebben gemaakt. Maar tot het vormende midden behoren ook z'n tegenstanders, de vlaams-nationalisten en de socialisten. Zo bijvoorbeeld blijft men zitten met de vraag welke invloed het op Vandekerckhoves politieke opstelling in de jaren dertig heeft gehad dat hij het in zijn geboortestad als plaatsvervanger op de katholieke partijlijst moet opnemen tegen Reimond Tollenaere, 'n jonge collega jurist, zogoed als vreemd in Tielt, maar toch de hoop van de Vlaams-nationalisten aldaar. Vandekerckhove behaalt nog niet één vijfde van de stemmen die Tollenaere in de wacht sleept. Ik kan mij niet voorstellen dat hiervan niets bij Vandekerckhove is bijgebleven. Vanlandschoot stelt zelfs de vraag niet.
Fundamenteler lijkt me dat de auteur zijn personage blijkbaar niet kritisch durft te benaderen, en steevast toch zo graag tot positieve verklaringen wil komen. Een voorbeeld: in 1936 aanvaardt Vandekerckhove het om te figureren op de lijst van de katholieke partij. Vanlandschoot vermeldt bij deze gelegenheid dat in 1934 al Jeroom Leuridan, een van de leidende Vlaams-nationalistische politici, Vandekerckhove in Kortrijk was komen opzoeken met de vraag er voor de Vlaams-nationalistische politieke formatie op te treden. Vandekerckhove weigerde dit omdat ‘de abstracte en irreële, discussies, kortom, de intellectuele verwarring in het versplinterde nationalistische kamp hem niet lagen’ (p. 82). Hoe kan je als historicus één ogenblik er aan denken deze uitleg voor vol