de grote solopartijen werd een beroep gedaan op aitus David James, tenor Martyn Hill en bas Stephen Varcoe die prima werk leverden. Ook de vergelijking tussen Engelse en Franse barok was een interessante confrontatie. De Purcell-Anthems getuigen niettegenstaande hun tot opgewektheid stemmende titels (Sing a new song unto the Lord; Rejoice In the Lord) eerder van een plechtstatige vreugde met ernstige ondertoon dan van uitbundigheid en dit ondanks enige melodische zwier en vlotte ritmiek. Campra bereikt bij momenten net het omgekeerde. Hier is de Requiem-tekst uiteraard een ernstige aangelegenheid en de vrees voor dood en oordeel wordt dan ook eerder ingetogen, maar zonder dramatiek verklankt. Maar van zodra in de teksten wordt verwezen naar de hoop op het eeuwig licht is dit voor Campra aanleiding om daar allerlei dansritmes onder door te schuiven. Verdoezelde Menuetten, Passe-pieds en Sarabandes komen dan ook frequent voor. Deze stijlverschillen tussen Purcell en Campra kwamen in de uitvoering mooi tot hun recht. Onder Peire hebben het Vokaal Ensemble en het Collegium een hoog peil van muzikaal uitpuren bereikt. De onderlinge homogeniteit is bovendien voorbeeldig en valt vooral op bij elke groep van het koor afzonderlijk waar alle stemmen haast perfect harmoniëren. Toch een klein vlekje: de continuogroep ging er wel eens wat fors tegenaan en liet een steekje vallen in de inzet van het Graduale. Overigens een in de puntjes afgewerkte uitvoering, een hoogtepunt in de Brugse festivalgeschiedenis.
3 augustus, St.-Salvatorskathedraal: Mis van Lassus en gregoriaans door het Veremanskoor en de Scola Gregoriana onder leiding van Roger Deruwe. Niet bedoeld als concert maar als opluistering van de zondagsliturgie, wat toch een andere sfeer schept, is ook dit een verzorgde muzikale belevenis geworden. Het Veremanskoor beschikt niet over de kwaliteitsstemmen van het semi-professionele Westvlaams Vokaal Ensemble, het heef ook niet diezelfde stijlrijpheid in oude muziek bereikt maar er straalt toch een hoge mate van bezieling uit hun zingen. Toegegeven, de muzikale curven raken wel eens verloren in het stemmenweefsel of de sopranen zingen de rest van het koor wel eens in de verdrukking, maar dit alles blijft binnen de normen die aan een eersterangs liefhebberskoor kunnen worden gesteld. De Scola Gregoriana presteert heel knap. Behoorlijk gregoriaans zingen is een zware opdracht en daarin heeft de Scola een hoog niveau bereikt: een mooie synthese tussen woordaccent en muzikaal accent, evenwichtige opbouw in op-en-neer-gang van de melodische zinnen, heldere uitspraak, keurig toepassen van het begrip ‘mora vocis’, al deze stem- en muzikaaltechnische problemen van het gregoriaans zijn hier op bijna volkomen wijze opgelost in een heerlijk musiceren. De Scola Cantorum uit Izegem heeft in West-Vlaanderen een waardige tegenhanger gekregen.
6 augustus, St.-Walburgakerk: Dettinger Te Deum van Händel en Krönungsmesse van Mozart door Cantores en de London Mozart Players onder leiding van Harry Blech, met als soli Elisabeth Lane, Anne Mason, Guy de Mey en David Thomas. Brachten het Westvlaams Vokaal Ensemble en de Scola Gregoriana bijna de perfectie, werden de stijlonvolmaaktheden van het Veremanskoor vergoelijkt door enig muzikaal genoegen, dan kan de indruk van dit concert worden samengevat in de termen verbijstering en ergernis. Vooreerst moet hierbij worden opgemerkt dat deze ontstemming minder geldt voor Cantores. Het koor bezit, rekening gehouden met zijn grote bezetting, een vrij homogene, bijwijlen vol sonore koorklank die prachtig bruikbaar is voor Bruckner, Brahms of Verdi. Maar in de vlug bewegende Händel-koren blijkt zo'n geheel dan te log en te verward. Het bos verbergt de bomen. Het orkest was effenaf slecht: zwakke violen, onbeheerste trompetten, geregeld vals, en voortdurend in moeilijkheden met het metrum zodat zowel tussen orkest en koor als tussen continuogroep en solist voortdurend storende tempowrijvingen optraden. Helaas vielen ook de soli zwaar tegen. Elisabeth Lane redde wel veel eerdere gebreken door haar warme interpretatie van de lange solo in het Agnus Dei. David Thomas daarentegen had zijn dagje niet of liet zich meeslepen door de stormen rondom hem, in elk geval lijkt hij veel van zijn vroegere stembeheersing te hebben ingeboet. Het esthetisch genoegen werd vooral vergald door de continue hoera-en-alle-luja-sfeer, met veel decibels maar weinig stijlbeheersing. Nu is Händels Te Deum wel een schoolvoorbeeld van feestelijke barok en Mozarts mis heeft inderdaad een weidse allure, maar de romantische pathos en bombastuitvoeringen zijn toch reeds zo'n 20 jaar achterhaald. Geen van beide werken vraagt te worden
aangedikt tot grootse klankontplooiingen met voorbijgestreefde emotionele bedoelingen.
Het kan Harry Blech (de man wordt 71) niet ten kwade worden geduid dat hij zich aan de oude tradities blijft vastklampen, maar in deze Brugse festivalorganisatie die zich de faam heeft opgebouwd steeds het neusje van de zalm inzake stijlinterpretatie van oude muziek te brengen, viel heel deze bedoening zeer uit de toon.
Hendrik Willaert.