Ons Erfdeel. Jaargang 23
(1980)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdBeeldende kunstAat Verhoog.Sinds kort brengt de uitgeverij Van Spijk B.V. te Venlo in snel tempo boeken op de markt over bekende en minder bekende moderne Nederlandse beeldende kunstenaars. Naast een reeks populaire monografieën is er ook een serie die wat betreft opmaak en afmeting de aandacht vraagt. In dit laatste geval is naast de handelsuitgave ook intekening op een luxe-editie mogelijk. Dit houdt in dat naast het boek één soms twee prenten van de kunstenaar in kwestie geleverd wordenGa naar eind(1). Verleden jaar verscheen zo de eerste monografie van het werk van de 46-jarige Haagse schilder en graficus Aat VerhoogGa naar eind(2). Een groot boek van 28/2x28/2 cm, rijkelijk verlucht met 112 reprodukties waarvan 41 in kleur. Drie inleidingen en vier gedichten lichten het werk van de schilder nader toe. Gelijktijdig met het verschijnen van de publikatie was een overzichtstentoonstelling van het werk van de kunstenaar te bezichtigen in een aantal culturele centra in Nederland en BelgiëGa naar eind(3). Aat Verhoog is één van Nederlands nieuwe realisten. Op zijn figuratieve schilderijen zien we mensen in groepen of alleen, in actie of in rust, mensen die poseren, ruiters te paard, balspelende vrouwen, kinderen, enz. Zijn figuren zitten dikwijls buiten op prachtige gazons, tussen exact geschilderde rozen of op minitieus uitgevoerde kiezelstranden, voor mooie buitenhuizen of in rijke interieurs. Verhoog schildert in olieverf, tempera of in een gemengde techniek van olieverf met tempera-onderschildering; daarnaast is hij ook werkzaam als etser en lithograaf. Zowel wat de techniek als wat de vormgeving betreft heeft hij geleerd van de Renaissance meesters. De exacte ruimte-opbouw, het gebruik van plans evenwijdig aan het beeldvlak, de heldere tekening, de voorkeur | |
[pagina 595]
| |
voor verticalen en horizontalen wijzen hierop. Tegelijkertijd is Verhoog typisch een schilder van deze tijd. Zijn beeldmateriaal haalt hij overal vandaan. Hij ontleent aan oude meesters; met behulp van fotomateriaal legt hij de stereotype trekken vast van bekende personen uit de nabije politieke en culturele geschiedenis; het gezin Verhoog en de schilder zelf komen we herhaaldelijk in het werk tegen. Door zijn composities op te bouwen uit allerlei losstaande elementen die niet bij elkaar lijken te horen dragen zijn schilderijen het karakter van geschilderde collages. De fantastische architecturen, de precieuze schildering van bepaalde onderdelen en het losse verband tussen zijn figuren onderling doen bewondering van de schilder voor sommige surrealisten vermoeden. Zijn werken zijn echter geen metafysische droombeelden vol symbolen uit het onderbewuste. Zij zijn eerder geestige, lichtvoetige, niet al te diepgravende beeldgrappen. Aat Verhoog speelt een spel met beeld en werkelijkheid. ‘Kijk’, schijnt hij te zeggen, ‘mijn schilderijen lijken wel net echt, maar ze zijn het niet. Het zijn vormen en kleuren die ik, de schilder gekozen heb en op een plat vlak heb samengebracht’. Al bladerend in het boek zijn opmerkingen als hierboven af te lezen aan de reprodukties van hoge kwaliteit. De samensteller van het boek, volgens de colofon Aat Verhoog zelf, geeft hiermee een duidelijk beeld van het werk. Naast de reprodukties zijn er de teksten. De vier gedichten van Gerrit Kouwenaar zijn een eerbetoon van de dichter aan de schilder. Kort en bondig wordt diens beeldwereld in woorden gevat en omgezet. Kouwenaar karakteriseert zo de sfeer van het werk en plaatst het in een context: een droom in een droom de uitvinding van de pop art. De schrijvers Maarten van Nierop, Dolf Welling en Louis Coolen leiden het werk verder in. De drie verhalen van een realist van Maarten van Nierop belooft een analyse van het werk van binnenuit. De schrijver meent drie betekenislagen in het werk van Verhoog te kunnen aanwijzen. Jammergenoeg heeft Van Nierop steun gezocht bij Nietzsche. Aan de hand van uitspraken van deze filosoof interpreteert hij het werk van de schilder, een methode die het onbevooroordeeld kijken schade doet. Om een voorbeeld te noemen: Van Nierop spreekt in navolging van Nietzsche van de oppervlakkigheid van het werk. Hij bedoelt hiermee dat Verhoog de feitelijke platheid van zijn schilderijen geen geweld aan wil doen. Zoals Nietzsche de door hem geconstateerde oppervlakkigheid van de Grieken diepte noemt, zo vindt Van Nierop het werk van Verhoog oppervlakkig-diepzinnige beeldverhalen. Het hele opstel is in een wat duistere taal geschreven. Geen schilderij van de schilder wordt op de keper beschouwd. De schrijver is in algemene Nietzschiaanse cultuurvisies blijven steken.
Dolf Welling gaat in Aat Verhoog in Nederland analytischer te werk. In dertien hoofdstukjes noemt hij bepaalde aspecten van het oeuvre. Hij komt zo tot een algemene, aanvaardbare karakterisering. Jammer dat hij niet wat vaker een concreet schilderij behandelt. Zijn bespreking van Het Gazon op pag. 24 is verhelderend. Misschien zou de leesbaarheid van zijn verhaal verhoogd zijn als de tekst compacter en toegespitster geschreven was. De kans om Verhoogs werk binnen het Nederlands kunstgebeuren te belichten heeft Welling niet gegrepen, iets wat uit de titel van zijn stuk toch te verwachten zou zijn. De opmerking dat een stroming als het ‘psychisch realisme’, waar Dolf Welling Verhoog toe rekent pas in 1965 enige erkenning krijgt, lijkt mij een te eenvoudige voorstelling van zaken. In Den Haag, woonplaats van de schilder werden in de jaren vijftig groepen als Verve en Fugare opgericht en kregen schilders als Westerik en Berserik prijzen toegekendGa naar eind(4). De Koninklijke Akademie voor Beeldende Kunsten aldaar, waar beide genoemde schilders les gaven, leverde eind vijftig en begin zestig een hele generatie realistisch werkende kunstenaars af. Het zou aardig geweest zijn Verhoogs werk binnen deze kontekst te behandelen. Dat de schilder zichzelf niet met een groep geïdentificeerd wil zien, rechtvaardigt het nalaten van een onderzoek naar de plaats van zijn werk in een groter verband niet. Ook Louis Coolen komt er niet toe in zijn artikel Aat Verhoog in België plaats en functie van het werk van de schilder in België na te gaan. Met veel citaten van schrijvers uit heden en verleden geeft Coolen zijn visie op de artistieke visie van de schilder. Nergens wordt hij concreet; geen enkel schilderij laat staan een prent wordt behandeld. Opmerkelijk is in dit verband dat de schrijver na drieeneenhalve bladzijde algemeenheden opmerkt toch nog iets over het geschilderde te willen zeggen. Toets, licht, volume, ruimte komen dan ter sprake, maar ook hier weer in algemene bewoordingen. Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat de artikelen in het boek Aat Verhoog niet genoeg kijkbegeleiding bieden bij de reprodukties. Men vraagt zich af of de schrijvers genoeg tijd hadden om zich in de materie in te werken. Het volledig ontbreken van een notenapparaat bijvoorbeeld doet zulks vermoeden. Ook op andere punten is onzorgvuldigheid en een zekere willekeur te onderkennen. Waarom zijn de reprodukties niet kronologisch of consequent thematisch getoond? En als hiertegen bezwaar mocht zijn, waarom is er | |
[pagina 596]
| |
dan geen oeuvrecatalogus (al was het maar een voorlopige) in het boek opgenomen? Waarom wordt er verschillend gekleurd papier in het boek gebruikt? De ordening in bepaalde onderdelen wordt er niet door verduidelijkt. Waarom worden in de index de titels van de teksten wel, maar de namen van de schrijvers niet genoemd? Waarom is gekozen voor dit onhandige, grote formaat, ongeschikt voor elke boekenkast? Dat de uitgeverij Van Spijk probeert met monografieën nu levende Nederlandse kunstenaars een grotere bekendheid te geven is een loffelijk streven. Hun uitgaven zouden aan waarde winnen als aan de hierboven genoemde formele punten meer aandacht zou worden besteed. Claartje de Loor. Aat Verhoog, drietalige monografie met tekstbijdragen van Maarten van Nierop, Dolf Welling, Louis Coolen, met vier gedichten van Gerrit Kouwenaar, Van Spijk B.V., Venlo, 1979. |
|