analogie met een klassiek drama in vijf delen. Als betrof het een tekst van een programmaboekje wordt de handeling aangekondigd: ‘Wat wij straks zullen zien, zal hen noodzakelijkerwijs ontgaan. Leeg toneel’ (pag. 9). De strakke vorm van de vijf delen structureert het chaotische innerlijke leven van de hoofdpersonen en hun vaak onbegrijpelijke, of doelloze handelingen. Door het motto wordt dat tumultueuze leven wat gerelativeerd, maar het blijft desondanks wel de realiteit.
Was Simeon in Oponthoud vooral verbonden met het verleden, de hoofdpersonen uit De herfst zal schitterend zijn, het echtpaar Michiel en Hella, dertigers, houden zich vooral bezig met de toekomst nu hun huwelijk in een impasse dreigt te geraken. Michiel is door het leven teleurgesteld, van sociaal lagere komaf heeft hij zich op kunnen werken tot leraar Frans, maar voor het leraarschap bleek hij ongeschikt. Een dissertatie heeft hij op moeten geven omdat een ander aan hetzelfde onderwerp werkte. Het is vooral innerlijke onzekerheid waardoor hij niets succesvol tot een einde kan brengen. In de roman is dat het voorzitterschap van een actiecomité tegen de bouw van een sporthal in de villabuurt waarin zij wonen. Zijn vrouw is, als de roman aanvangt, juist terug van een bezoek aan haar zus in Afrika. Kleine voorvallen uit het verleden die worden opgehaald (Hella heeft ooit geslapen met Michiels broer) zorgen voor een sfeer van constante geprikkeldheid, zonder dat de bom duidelijk barst. Hella een zeer sensitieve en mooie vrouw staat behalve tegenover haar man (en dus de toekomst) tegenover haar zus Claire die, eenmaal teruggekeerd uit Afrika zonder haar man herinneringen gaat ophalen aan het huwelijk van haar ouders. Er zijn nog twee relaties die in het boek van betekenis zijn: die tussen Michiel en zijn oudere vriendin Emmy en tussen Hella's vader en zijn pas weduwe geworden jeugdliefde. Het bijzondere van het boek is dat in feite alle handelingen belangrijk zijn, ook de ogenschijnlijk ondergeschikte. Er wordt meer gesuggereerd (soms ook door de nogal overdadig aandoende natuur- en weerbeschrijvingen) dan er daadwerkelijk gebeurt. De roman is eerder het verslag van een impasse, maar dan tot op alle niveaus, dan dat er sprake is van een lineaire ontwikkeling. Er wordt uiteindelijk niets aan de lezer bekend over de toekomst,
zowel qua werk, als huwelijk; de enige zekerheid is de realiteit,
maar ook die heeft meer weg van een onontwarbare kluwen dan van een overzichtelijk knot: ‘De werkelijkheid is van de droom al niet meer te onderscheiden. Wat zich als werkelijkheid wil voordoen zijn al weer herinneringen, dromen of herinneringen aan dromen. De zon wringt zich als een doorzichtige worm door de nauwe straten en stegen’ (p. 299)). Met opzet citeer ik die laatste regel ook, want deze is illustratief voor de hele roman: het lome najaarsweer spiegelt zich voortdurend in de trage, moedeloze, haast fatalistische handelingen van de hoofdpersonen. Tegelijk is dát de voornaamste prestatie, want het vereist vormvermogen van een auteur om dat driehonderd pagina's te kunnen volhouden, maar het is ook, en wat mij betreft overheerst dat, het belangrijkste bezwaar. Voor een zo omvangrijke roman is de aanpak van Siebelink er de oorzaak van dat hele passages (met name die over de sporthal) uitzonderlijk saai zijn geworden. Voorts is hij er beter in geslaagd om gedrag en denkwereld van Hella uit te laten komen, dan die van haar echtgenoot en blijven sommige verhaaldraden op een hinderlijke manier totaal onafgewikkeld.
Het afwisselen van herinneringen, dromen, realiteit heeft in het geval van Oponthoud een sterke novelle opgeleverd. De roman is té lang, was vermoedelijk, indien dwingender geschreven, beter geweest, maar daar staat tegenover dat Siebelink als geen andere Nederlandse auteur die de laatste jaren heeft gedebuteerd de dialoog meester is. Het is een authentieke wereld die Siebelink beschrijft, niet zonder symbolische duiding en vol verborgen drijfveren, verlangens en krachten. Misschien zijn daarom zijn verhalen waarin het verleden centraal staat de beste. Als illustratie van dat vermoeden citeer ik de laatste regels van het verhaal Eindexamen, opgenomen in Het gevederde gevoel (Bzztóh-bundel), waarin één van de twee bevriende scholieren zelfmoord pleegt: ‘Boven de rivier de nachtblauwe hemel met een overdaad aan sterren. Was dat nu de bevrijding? Robert had nooit kunnen denken dat ze hem zo weinig vreugde zou geven’.
Daan Cartens.
Jan Siebelink, Oponthoud, uitg. C.J. Aarts, Amsterdam, 1979, f. 13.50; De herfst zal schitterend zijn, Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, 1980, f. 29.50. Meulenhoff bracht ook een herdruk van Siebelinks andere werken.