Ons Erfdeel. Jaargang 23
(1980)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 470]
| |
antwoordt. Het Bulsfonds, genoemd naar de Vlaming die van 1881 tot 1899 burgemeester van Brussel was, wil ‘uitgaande van de Vlaams Nationale strekking en de daaraan gebonden verworvenheden... de andere taalgroepen en kulturen, waarmee het in kontakt treedt, bezielen met de aantrekkingskracht van ons kultuurpatrimonium, waarbij gesteld wordt dat eenieders taal en eigenheid eerbiediging vraagt en opbrengt’. Het spreekt vanzelf dat die uitwisseling (theoretisch) optimaal in Brussel kan plaatsvinden. Het Fonds houdt zich trouwens bezig met het inrichten van een Archief en Museum van het Vlaams Leven te Brussel. De monografie over Maurits Josson (geboren in 1855) van de hand van B. Goovaerts sluit daarbij aan. Deze Vlaamse voorvechter nam te Brussel als jurist een zeer strijdende houding aan. Hij was actief in tal van Vlaamse organisaties en schreef o.a. uitvoerig over de nefaste inmenging van Frankrijk in de aangelegenheden van de Lage Landen. Hij was van mening dat de federatie de oplossing was voor het Belgische probleem. Als gevolg van deze quasi-separatistische houding moesten zijn idealisme en inzet het na de Eerste Wereldreldoorlog ontgelden. Hij werd tot een gevangenisstraf veroordeeld, maar mocht om gezondheidsredenen naar Nederland uitwijken, waar hij in 1926 te Leiden overleed. Het werkje leest vlot, maar irriteert. De feiten uit Jossons leven worden louter anekdotisch behandeld, geven geen integrerende visie op zijn denkwereld. Verondersteld wordt dat de lezer deze biografische notities zelf in hun historische Vlaamse context kan thuisbrengen, en daar zou niets op tegen zijn als de tekst zakelijk bleef. Maar regelmatig vervalt de auteur in een driftige, ongenuanceerde stellingname jegens de franskiljonse vijand. Ergernis rond dit hete emotionele hangijzer is uiteraard begrijpelijk, maar is hier niet op zijn plaats. Wilde het Bulsfonds immers niet naar buiten treden om een onvoorwaardelijk contact tot stand te brengen tussen - vooreerst - de twee culturen in dit land? De vereiste ‘eerbied’ en verstandhouding is in deze monografie dus eveneens zoek. Het verongelijkte karakter ervan zal in het andere kamp geen indruk maken, beslist niet nu de politieke ervaringen met de Franstaligen de laatste tijd zo moeilijk zijn geweest. Als de auteur in extremis de band wil leggen naar die recente gebeurtenissen, komt hij niet verder dan een gemeenplaats: Vlaanderen is gedoemd te ‘vergaan’. Op die manier reduceert hij Josson tot niet meer dan een voorwendsel voor deze publikatie. Het anachronistische karakter ervan als kultureel gegeven wordt er des te duidelijker door. De Vlaamse kultuur hoort dit stadium al ontgroeid te zijn, kan zich niet meer als uitsluitend polemisch manifesteren. Dat moet op een ander terrein uitgevochten worden. Politiek en cultuur moeten elkaar aanvullen, maar gescheiden blijven. Het werkje beantwoordt niet aan een behoefte en zal wellicht geen verdere verspreiding kennen dan binnen de eigen vereniging.
Karel Osstyn. B. Goovaerts, Maurits Josson, Karel Bulsfonds, Veeweydestraat 24-26, 1070 Brussel, 1978, 32 blz., 60 fr. (rekening 436-0098741-54. |
|