gebeurt nog meer dat Oost-Vlaanderen de hand reikt inzake woordgebruik aan Frans-Vlaanderen over West-Vlaanderen heen; ik denk o.m. aan bra voor kuit. Vruchtbarig doet als Zuidvlaams erg ABN-achtig aan, want ik vermoed sterk dat ‘vruchtbaar’ in onze dialecten ABN-import is. De uitgang -ig wordt in die Westhoek ook altijd dof uitgesproken zoals in het ABN. In dat opzicht heeft Taeldeman op blz. 82 van de Inleiding toch een steekje laten vallen.
Mate staat naast gemet, maar mate kan b.v. in Zermezele alleen in het enkeloud voorkomen. De typische Zuidvlaamse woorden op -erie zoals paterie of soldaterie worden hier aangevuld met het al bekende ga(r)zerie en het minder bekende bleekerie (bleekveld) dat toch ook in West-Vlaanderen gebruikelijk is. Dat de g of de ch in Frans-Vlaanderen vaak door een v of f vervangen worden wisten we al uit woorden als proffie (p(a)rochie), lofting (lochting), kovel (kogel) of orvel (orgel). Ons woordenboek voegt er een paar aan toe: hofte (ho(o)gte), hoof stik (hoog stik) en baalf (balg).
Was het Zuidvlaams nog groeizaam sinds het uit de scholen verbannen werd? We hadden vroeger al spuger en spotter(tje) mogen noteren voor een grotere of kleinere motorfiets. Het al vermelde fiekijzerdraad staat hier ook niet alleen: we krijgen ook nog: binddraad (o.m. prikkeldraad), gatjesdraad of oogjesdraad (kippegaas enz.), keunnestedraad (id.), illetriekpotje (doet denken aan orepotje in Volkerinkhove: ‘oorbel’, betekent isolator). De volgende afleveringen zullen wel een rijkere oogst opleveren vermoed ik. Alleen nog dit: heel wat Zuidvlamingen verkorten (en vernederlandsen als 't ware) het woord elektriciteit door het kort en goed triek te noemen: een constatering van mij die ik in dit boek bevestigd vind.
Nieuwe, soms verrassende of zelfs mooie woorden, ook en vooral uit Frans-Vlaanderen (waar mijn aandacht vanzelfsprekend naar uitgaat), daar ontbreekt het niet aan. Ik denk aan: witbekken (wit drogen van land, het doet denken aan schuimbekken als formatie althans), piekwijs (scherp uitlopend), zo ook bultewijs, kaffiesjut (voor ‘veen’, elders ook moere genoemd, beide woorden betekenen eigenlijk koffiedik, en ik vermoed dat sjut hetzelfde is als de Westvlaamse woorden frut of prut, verwant met pruts, prutsen of frutselen. Waarom zou het -schud zijn?). Verder: boime (nerf van bouwland), bake (grenspaal), schulf (schuifbalk), klaamps land (verwant met klam?), keerland (uitgegraven grond), akker (als landmaat in De Walle en Noord-Berkijn, net zoals bij de Vlamingen in Canada, maar daar overgenomen uit het Engels acre), uitweg leveren (in Hondegem), splitveure (westelijker is de uitspraak vore), zoenke (graszode), pappeloete (erg dun slijk, in Sint-Jans-Kappel en... Meldert), ruizel (aardkluit, vooral bekend in de zegswijze doof lijk een ruizel), merven (opdrogen van grond, bij De Bo bekend in de zin van murwen), zet (het tegengewicht van baje = balie, in De Walle: zet is het algemeen woord in Frans-Vlaanderen voor ‘achterste’), pittekele (ook: kele; drenkplaats aan een poel) enz.
Hoe volledig dit woordenboek wel is ook voor Frans-Vlaanderen blijkt hieruit dat ik met veel moeite enkele ontbrekende gevallen kan aanbrengen, nl. berluuksje (in Steenvoorde: een met haag of bomen min of meer afgelegen wei), verschroppen (in Winnezele, naast: schroppen of opschroppen: opdrogen), wiedzuchtig (Killem, Hondschote: waar graag onkruid groeit), stierbilk, schelfhof. Voor de rand van het veld mis ik ook naast dijkkant, graskant (gaskant of geskant): in Steenvoorde bestaan de twee woorden naast mekaar, alleen is dijkkant dichter bij de sloot.
Uit dit woordenboek komt vanzelfsprekend een beperkte verfransing van de termen in Frans- Vlaanderen naar voren, al bestaat gravé b.v. er niet en is kiezel (kiezelweg) er alleen gebruikelijk. Waarom wordt Arqueszand niet Arkezand gespeld: Arke is toch ook een Vlaams toponiem?
De inhoud van dit woordenboek is zo rijk dat heel wat mensen er hun gading in zullen vinden, wat ze er ook in zoeken. Dit mag dan als slot-aanbeveling gelden.
C. Moeyaert.
M. Devos en H. Ryckeboer, Woordenboek van de Vlaamse dialecten. Inleiding, 1979, 138 blz., 60 krtn., 220 BF; Aflevering 1 (Akkerland en Weiland), 1979, 252 blz., 154 krtn., 380 BF; Wetenschappelijk apparaat bij de 1ste Aflevering, 1979, 240 blz., 365 BF. Besteladres: Seminarie voor Vlaamse Dialectologie, Rijksuniversiteit Gent, Blandijnberg 2, 9000 Gent of Drukkerij George Michiels, Corverstraat 13, 3700 Tongeren.